ECLI:NL:RBAMS:2025:779

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
11208120
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en geschil over loon en vakantiedagen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 11 februari 2025, staat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen Independent Recruitment B.V. (werkgever) en een werknemer centraal. De werknemer was in dienst van de werkgever sinds 4 april 2022, met een arbeidsovereenkomst die oorspronkelijk voor bepaalde tijd was aangegaan. Op 19 juni 2023 werd de werknemer geïnformeerd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, met een einddatum van 31 oktober 2023. De werkgever stelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen over de beëindiging van het dienstverband, terwijl de werknemer dit betwistte en stelde dat zij niet had ingestemd met de voorwaarden die de werkgever eenzijdig had gesteld.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de werknemer tijdig had geïnformeerd over het einde van het dienstverband en dat de werknemer zich niet meer beschikbaar hoefde te houden voor werk met behoud van loon. De rechter concludeerde dat er geen duidelijke en ondubbelzinnige instemming van de werknemer was met een voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De vorderingen van de werkgever om loon terug te vorderen werden afgewezen, omdat er geen sprake was van onverschuldigde betaling.

In reconventie vorderde de werknemer onder andere een transitievergoeding en uitbetaling van vakantiedagen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer geen recht had op uitbetaling van vakantiedagen, omdat zij met de werkgever een regeling had getroffen waarbij zij gedurende 4,5 maand vrijgesteld was van werk met behoud van loon. Ook de vordering voor de transitievergoeding werd afgewezen, omdat de vervaltermijn voor het verzoeken van een transitievergoeding was verstreken. Uiteindelijk werden de vorderingen van zowel de werkgever als de werknemer afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11208120 \ CV EXPL 24-8562
Vonnis van 11 februari 2025
in de zaak van
INDEPENDENT RECRUITMENT B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: werkgever,
gemachtigde: mr. D.G. van der Mark,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: werknemer,
gemachtigde: mr. B. Noort.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 juli 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties;
- de conclusies van antwoord in reconventie met producties en wijziging van eis in conventie;
- de akte waarbij productie 14 van werkgever in het geding is gebracht.
Op 20 december 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hiervan zijn spreekaantekeningen gemaakt. Werknemer en haar gemachtigde waren daarbij aanwezig. Werkgever werd vertegenwoordigd door haar directeur [naam 1] , bijgestaan daar de gemachtigde. Ten slotte is vonnis bepaald. Vervolgens is nog een akte na comparitie door werknemer ingediend. Dit is in strijd met de goede procesorde nu hier geen gelegenheid voor is geboden en werkgever zich tegen deze nadere akte niet kan verweren. Deze akte wordt dan ook buiten beschouwing gelaten.

2.De feiten

2.1.
Werknemer is op 4 april 2022 in dienst van werkgever getreden. De dienstbetrekking is aangegaan voor een duur van 7 maanden. Bij brief van 28 september 2022 is de arbeidsovereenkomst van werknemer verlengd:
voor de duur van 12 maanden, aldus eindigend per 31 oktober 2023.
2.2.
Op 19 juni 2023 heeft op initiatief van werkgever een gesprek plaatsgevonden tussen werknemer en [naam 2] (managing partner werkgever). Tijdens dit gesprek is werknemer verteld dat de arbeidsovereenkomst na de verlenging niet wordt voortgezet. Op dezelfde dag is door werkgever het volgende bericht aan werknemer gestuurd:
Zoals op maandag 19 juni besproken, bevestigen wij hierbij dat je huidige arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd helaas niet zal worden verlengd. Dat betekent dat je arbeidsovereenkomst van rechtswege zal eindigen op 31 oktober 2023. Vanaf maandag 19 juni 2023 tot de beëindigingsdatum ben je vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Tot de beëindigingsdatum betalen wij op de gebruikelijke wijze je salaris. Bij de betaling van je salaris over de maand oktober zal ook je tegoed aan vakantiegeld worden uitbetaald. Eventueel nog openstaande, maar niet genoten vakantiedagen worden geacht te zijn genoten voor de beëindigingsdatum. Indien je voor de beëindigingsdatum een passende positie vindt dan zal de dienstbetrekking eindigen op de startdatum van de nieuwe functie, gelijk met een totaal afrekening.Onder dit (digitale) bericht wordt gevraagd om een
Handtekening voor ontvangst. Dit bericht is door werknemer op 21 juni 2023 digitaal ondertekend (
Validsigned).
2.3.
Door werkgever is het loon gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst doorbetaald. Werknemer heeft na 19 juni 2023 geen werkzaamheden meer voor werkgever verricht.
2.4.
Met ingang van 1 oktober 2023 is werknemer in een vergelijkbare functie in dienst getreden bij een andere organisatie.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Werkgever vordert na vermeerdering van eis - samengevat - werknemer te veroordelen om een bedrag van € 3.078,00 bruto, het loon plus vakantietoeslag over de laatste maand in loondienst, terug te betalen. Dit loon is gelet op de schending van de gemaakte afspraken, onverschuldigd betaald, aldus werkgever.
in reconventie
3.2.
Werknemer vordert na vermindering van eis, samengevat,
€ 388,64 aan verschuldigd salaris over de maand november;
€ 194,32 bruto aan wettelijke verhoging in verband met vordering a);
€ 1.624,50 bruto aan transitievergoeding bij einde dienstverband;
e wettelijke rente over voornoemde bedragen, gerekend vanaf 1 december 2023;
€ 446,36 aan buitengerechtelijke incassokosten.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Volgens werkgever is er tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen over de beëindiging van het dienstverband. Afgesproken is dat (i) werknemer is vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris, (ii) eventueel nog openstaande vakantiedagen geacht te zijn opgenomen en (iii) indien eerder een passende functie elders door werknemer wordt gevonden, de arbeidsovereenkomst eindigt op de startdatum van de nieuwe functie. Dit wordt door werknemer betwist. Volgens werknemer is het dienstverband beëindigd door werkgever en is haar medegedeeld hoe dat in zijn werk gaat. Zij heeft niet ingestemd met de eenzijdig gestelde voorwaarden.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat vaststaat dat werkgever werknemer tijdig over het einde van het dienstverband heeft geïnformeerd. Dit is een eenzijdige rechtshandeling waarvoor geen instemming van de werknemer nodig is. Verder staat niet ter discussie dat partijen hebben afgesproken dat werknemer zich niet meer beschikbaar hoeft te houden voor werk met behoud van loon. Aan deze afspraak hebben partijen ook uitvoering gegeven.
4.3.
Dat partijen verder hebben afgesproken dat de arbeidsovereenkomst onder omstandigheden eerder tot een einde komt, kan echter niet worden aangenomen. In verband met de ernstige gevolgen die een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan hebben is een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer nodig. De instemming van een werknemer met een beëindiging mag slechts door de werkgever worden aangenomen op grond van een verklaring van de werknemer waaruit die instemming duidelijk en ondubbelzinnig blijkt. Hiervan is geen sprake. Het bericht van 19 juni 2023 rept ook niet over een afspraak: er wordt slechts eenzijdig medegedeeld hoe de resterende duur van de arbeidsovereenkomst zal worden ingevuld. Dat partijen daadwerkelijk een overeenkomst hebben gesloten kan evenmin worden afgeleid uit de verklaring van [naam 2] . In die verklaring is alleen genoemd dat er afspraken zijn gemaakt. Maar uit welke feitelijkheid blijkt dat werknemer met deze afspraken heeft ingestemd volgt niet uit deze verklaring. Evenmin is gebleken dat werknemer goed voorgelicht is over haar rechten en de gevolgen van hetgeen zij afspreekt. De gestelde afspraken zijn nog diezelfde dag door werkgever op schrift gesteld en aan haar toegestuurd. Werknemer heeft dit bericht uitsluitend voor ontvangst getekend, zo blijkt uit het digitale document. Een ondubbelzinnige instemming met hetgeen in het bericht staat kan niet uit die ondertekening worden afgeleid. Kortom, niet kan worden aangenomen dat werknemer met een eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft ingestemd.
4.4.
Kortom, werknemer hoefde zich niet meer beschikbaar te houden voor werkzaamheden terwijl zij haar recht op loon behield. Dat ingestemd is met een voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan niet worden aangenomen. Van een onverschuldigde betaling van het loon is daarom geen sprake. De vorderingen van werkgever worden daarom afgewezen.
in reconventie
Geen recht op uitbetaling vakantiedagen
4.5.
Hiervoor is in conventie overwogen dat bij een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer nodig is. Deze strikte maatstaf geldt echter niet voor de beantwoording van de vraag of partijen een afspraak hebben gemaakt ten aanzien van de invulling van de arbeidsovereenkomst in de periode van 19 juni tot en met 31 oktober 2023 en de eindafrekening. Dit dient gewoon te worden beantwoord aan de hand van de wilsvertrouwensleer (artikel 3:33 – 3:35 BW): hierbij zijn zowel de wil van partijen als het opgewekte vertrouwen van belang.
4.6.
Werknemer vordert uitbetaling van haar vakantiedagen (96,67 uur) die zij heeft opgebouwd, maar niet heeft genoten. Partijen hebben hierover geen andere afspraak gemaakt, aldus werknemer. Werkgever meent daarentegen dat het gaat om 58,87 vakantie-uren maar vooral dat partijen hebben afgesproken dat de vakantiedagen worden geacht te zijn genoten. Werknemer is ook een geruime tijd (4,5 maand) vrijgesteld van werk met behoud van loon. Dit leverde dus ook een aanzienlijk voordeel op voor werknemer, aldus werkgever.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat werkgever aan werknemer een voorstel heeft gedaan: werknemer is 4,5 maand vrijgesteld van werk, terwijl zij wel loon ontvangt. Hier staat dan tegenover dat zij wordt geacht haar vakantiedagen te hebben genoten. Aan deze, voor werknemer niet onaantrekkelijke regeling, is vervolgens door partijen ook uitvoering gegeven. Werknemer is niet meer komen werken en heeft het ontvangen loon ook niet teruggestort. Werknemer heeft daarmee in ieder geval het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij met deze afspraak instemde. Zij kan dan niet nu een beroep doen op het ontbreken van een hiermee overeenstemmende wil. Dat zij gedwaald heeft, kan evenmin worden aangenomen. Onvoldoende is onderbouwd waarover zij dan precies zou hebben gedwaald.
4.8.
Kortom, gelet op de gemaakte afspraken zijn de vakantiedagen van werknemer reeds genoten. De vorderingen inzake de uitbetaling van deze vakantiedagen worden daarom afgewezen.
Geen recht op loon in november
4.9.
Werknemer stelt dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege pas is geëindigd op 4 november 2023 in plaats van 31 oktober 2023. Het bericht over de verlenging was verwarrend en een vergissing omdat een verlenging van 12 maanden uitkomt op een einddatum van 4 november 2023, aldus werknemer.
4.10.
Van verwarring kan echter geen sprake zijn. In september 2022 is de arbeidsovereenkomst verlengd en hierbij is expliciet een concrete datum genoemd: er staat immers dat de arbeidsovereenkomst eindigt op 31 oktober 2023. Dat daarbij ook een verlenging met 12 maanden is genoemd, terwijl dat strikt genomen 12 maanden minus vier dagen moest zijn, maakt dat niet anders. Door werknemer is ook daadwerkelijk begrepen dat de arbeidsovereenkomst eindigde op 31 oktober 2023. Dit blijkt uit het feit dat zij in eerdere correspondentie ook uitging van deze einddatum (zie haar mail van 30 oktober 2023, productie 7 bij dagvaarding). De kantonrechter kan dan ook niet anders begrijpen dan dat partijen hebben afgesproken de arbeidsovereenkomst te verlengen tot 31 oktober 2023. Er bestaat daarom geen recht op loon over de maand november en de vorderingen die op die aanname zijn gebaseerd worden dan ook afgewezen.
Vervaltermijn transitievergoeding
4.11.
Werknemer vordert een transitievergoeding. Echter, er geldt een vervaltermijn voor het verzoeken van een transitievergoeding van drie maanden na het einde van het dienstverband. Deze termijn is van dwingend recht en is reeds verlopen. Anders dan werknemer stelt is van omstandigheden waaruit zou volgen dat de werkgever bewust de transitievergoeding niet heeft voldaan om aldus de vervaltermijn te laten verstrijken niet gebleken. Uit de feiten volgt slechts dat werkgever (onterecht) meende dat sprake was van een beëindigingsovereenkomst waarbij de wettelijke transitievergoeding niet is verschuldigd. Werknemer wordt ten aanzien van deze vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
Nu niet is gebleken is dat werknemer nog aanspraken heeft op werkgever worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten eveneens afgewezen.
In conventie en reconventie
4.13.
De vorderingen van werkgever en werknemer worden afgewezen. Hierin ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten van partijen, voor beide partijen begroot op hetzelfde bedrag, te compenseren.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van werkgever af,
in reconventie
5.2.
verklaart werknemer ten aanzien van de gevorderde transitievergoeding niet-ontvankelijk,
5.3.
wijst de vorderingen van werknemer af,
in conventie en reconventie
5.4.
compenseert de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T. Beuving en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.
734