ECLI:NL:RBAMS:2025:7786

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
C/13/755406 / HA ZA 24-912
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Visma voor onterecht betaalde pensioenuitkeringen aan gemeenteambtenaren

In deze zaak vorderde de gemeente Amsterdam schadevergoeding van Visma Idella B.V. wegens onterecht betaalde pensioenuitkeringen aan oud-bestuurders. De gemeente stelde dat Visma fouten had gemaakt in de pensioenadministratie, waardoor zeven oud-bestuurders te veel pensioen hadden ontvangen. De rechtbank oordeelde dat Visma aansprakelijk was voor de schade en veroordeelde hen tot betaling van € 175.000,- aan de gemeente, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat het boetebeding in de overeenkomst van toepassing was, ondanks het verweer van Visma dat zij niet in gebreke was gesteld. De gemeente had ook recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten, die door Visma moesten worden vergoed. In de vrijwaringszaken tegen de oud-bestuurders werd de vordering van Visma afgewezen, omdat er geen causaal verband was tussen de verrijking van de oud-bestuurders en de verarming van Visma. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen in de hoofdzaak toewijsbaar waren, terwijl de vorderingen in de vrijwaringszaken niet konden worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummers: C/13/755406 / HA ZA 24-912, C/13/762624 / HA ZA 25-66, C/13/762625 / HA ZA 25-67, C/13/762626 / HA ZA 25-68
Vonnis van 8 oktober 2025
in de hoofdzaak van
GEMEENTE AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
VISMA IDELLA B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
advocaat: mr. V.S. Bouman,
gedaagde,
en in de vrijwaringszaken van
VISMA IDELLA B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres in de vrijwaring, gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat: mr. V.S. Bouman,
tegen
[gedaagde vrijwaringszaak 1],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. N.J. Maretson,
en
VISMA IDELLA B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres in de vrijwaring, gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat: mr. V.S. Bouman,
tegen
[gedaagde vrijwaringszaak 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. N.J. Margetson,
en
VISMA IDELLA B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres in de vrijwaring, gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat: mr. V.S. Bouman,
tegen
[gedaagde vrijwaringszaak 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. M.J.M. Groen.
Partijen worden hierna de gemeente, Visma, [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 juli 2024 met producties,
- de conclusie van antwoord en incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met producties,
- de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident,
- het vonnis in incident van 27 november 2024 waarin Visma wordt toegestaan om [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] in vrijwaring op te roepen,
- het tussenvonnis van 26 maart 2025 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 augustus 2025 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaken blijkt uit:
- de dagvaardingen van 7 januari 2025 met producties,
- de conclusies van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 26 maart 2025 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 augustus 2025 en de daarin vermelde stukken.
1.3.
Ten slotte heeft de rechter bepaald dat hij vandaag vonnis in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaken wijst.

2.De feiten in de hoofd- en vrijwaringszaken

2.1.
De gemeente is op grond van de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers (Wet Appa) verplicht om aan haar oud-bestuurders pensioengeld te betalen. Visma ontwikkelt en levert software en diensten voor pensioenadministratie en -uitbetaling. De gemeente besteedde de administratie en uitbetaling van de pensioenen van haar oud-bestuurders aan Visma uit.
2.2.
Tot 2015 kozen het college en de stadsdelen van de gemeente elk hun eigen pensioenuitvoerder. Per 1 januari 2015 werd Raet B.V. na een aanbestedingsprocedure de uitvoerder voor de gehele gemeente. Raet is op 1 september 2019 overgenomen door Visma Group, waarna Visma (onderdeel van de Visma Group) de overeenkomst met de gemeente heeft overgenomen. Vanaf 2019 was Visma verantwoordelijk voor het berekenen van de pensioenen en het verwerken van eventuele wijzigingen hierin. De daadwerkelijke betaling van de pensioenen liet zij verrichten door Stichting Derdengelden Visma. De overeenkomst met de gemeente liep tot en met 31 december 2022, waarna PROambt Advies B.V. na een nieuwe aanbestedingsprocedure de pensioenuitvoerder is geworden.
2.3.
Jaarlijks informeerde Visma de pensioengerechtigden met een pensioenjaarbrief over hun ontvangen pensioen van dat jaar. De gemeente ontving ieder jaar van Visma een kopie van deze jaarbrieven en een eindafrekening, waarbij het verschil tussen het begrote pensioen en daadwerkelijk uitbetaalde totaalbedrag werd verrekend.
2.4.
Bij de uitbetaling van de pensioenen van zeven oud-bestuurders van de gemeente, onder wie [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] , zijn administratieve fouten gemaakt waardoor zij te veel hebben ontvangen. [gedaagde vrijwaringszaak 2] had Visma hiervoor gewaarschuwd, waarna Visma de gemeente op 6 september 2022 per e-mail heeft laten weten dat hij vanaf maart 2020 te veel pensioen heeft ontvangen. In november en december 2022 heeft Visma ontdekt dat nog zes andere oud-bestuurders – onder wie [gedaagde vrijwaringszaak 1] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] – te veel pensioengeld hebben ontvangen.
2.5.
De oorzaak was als volgt. Bij [gedaagde vrijwaringszaak 2] , [gedaagde vrijwaringszaak 3] en vier andere betrokkenen is op enig moment een verlaging van hun pensioenuitkering ingevoerd in de rechtenadministratie van Visma, wat ook is verwerkt in de jaarbrieven voor de gemeente en betrokkenen, maar vervolgens niet in de betaaladministratie. Hierdoor bleven deze betrokkenen onterecht hun eerdere, hogere pensioenuitkering ontvangen. De situatie van [gedaagde vrijwaringszaak 1] is iets anders: zij is werkzaam geweest voor zowel stadsdeel Zuidoost als het college. Tot 2015 werd de uitvoering van die pensioenen apart uitbesteed. Toen Raet (nu Visma) vanaf 2015 de pensioenuitvoering voor de gehele gemeente op zich nam, zijn de twee pensioenen van [gedaagde vrijwaringszaak 1] samengevoegd en uitbetaald. In 2022 bleek echter dat zij vanaf 2014 nog apart het pensioen van stadsdeel Zuidoost is blijven ontvangen, waardoor zij dit dubbel uitbetaald kreeg.
2.6.
Vanaf september 2022 hebben Visma en de gemeente overlegd over terugvordering van de te veel betaalde bedragen. Hier is onenigheid over ontstaan en in mei 2023 heeft de gemeente terugbetaling over een periode van twee jaar gevorderd van onder andere [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] . Deze bedragen zijn terugbetaald. Terugvordering over een langere periode vindt de gemeente in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
2.7.
Voor de te veel uitbetaalde bedragen tussen twee en vijf jaar geleden heeft de gemeente Visma aansprakelijk gesteld. Op 18 april 2024 vorderde de gemeente in een brief aan Visma betaling van deze bedragen als schadevergoeding en een contractuele boete, wat Visma van de hand heeft gewezen.

3.Het geschil

In de hoofdzaak
3.1.
De gemeente vordert na eiswijziging dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Visma:
primair
veroordeelt tot betaling van € 175.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente,
subsidiair
veroordeelt tot betaling van € 142.067,24, vermeerderd met de wettelijke rente,
primair en subsidiair
veroordeelt tot betaling van € 25.000,-, de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.
3.2.
De gemeente vordert primair betaling van zeven maal de contractuele boete van € 25.000,- vanwege de toerekenbare tekortkoming van Visma. Visma heeft deze tekortkoming in de nakoming erkend en het boetebeding is opgenomen in de overeenkomst van opdracht, zodat zij deze boete verschuldigd is.
3.3.
Subsidiair vordert de gemeente schade op grond van de tekortkomingen van Visma. Deze schade bestaat uit de te veel betaalde en niet terugbetaalde pensioengelden. Een deel van deze vordering is ontstaan in de periode tussen 2015 en 2019, toen Raet nog de opdrachtnemer was. Met de contractovername van Visma is deze vordering op haar overgegaan.
3.4.
Primair en subsidiair vordert de gemeente nog € 25.000,- aan schadevergoeding voor de kosten die ze heeft gemaakt voor het vaststellen van haar schade.
3.5.
Visma betwist primair de uitleg van het boetebeding en de hoogte van de vordering. Visma is namelijk nooit in gebreke gesteld, wat volgens de tekst van het boetebeding wel nodig is. Ook heeft de gemeente ten onrechte zevenmaal de boete gevorderd; omdat de tekortkomingen het gevolg zijn van dezelfde fout, zou hoogstens éénmaal € 25.000,- moeten worden toegekend.
3.6.
Subsidiair stelt Visma dat de gemeente niet tijdig over de tekortkomingen heeft geklaagd. De gemeente had vanuit haar wettelijke onderzoeksplicht de fouten eerder kunnen en moeten ontdekken en aankaarten bij Visma. Verder is Visma nooit in verzuim geweest en is nakoming niet blijvend onmogelijk, waardoor de gemeente geen recht heeft op schadevergoeding. Bovendien stelt Visma dat de gemeente schadebeperkende maatregelen had moeten nemen. Het is aan de gemeente te wijten dat zij pas laat is overgegaan tot terugvordering van slechts een gedeelte van de pensioengelden en dat lag buiten de macht of verantwoordelijkheid van Visma.
3.7.
Tot slot betwist Visma de primair en subsidiair gevorderde aanvullende schadevergoeding van € 25.000,-. € 15.000,- hiervan bestaat uit interne overlegkosten die niet voor vergoeding in aanmerking komen, of anders onder de proceskosten vallen. Daarnaast is het bedrag onvoldoende onderbouwd. De interne advocaatkosten vallen onder voorbereiding van de zaak en dus onder de proceskosten.
In de vrijwaringen
3.8.
Visma vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde vrijwaringszaak 1] veroordeelt tot betaling van € 72.392,84, [gedaagde vrijwaringszaak 2] veroordeelt tot betaling van € 9.359,43, en [gedaagde vrijwaringszaak 3] veroordeelt tot betaling van € 41.553,-, in alle drie de vrijwaringen vermeerderd met rente en kosten.
3.9.
Visma baseert haar vorderingen op ongerechtvaardigde verrijking. [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] hebben meer pensioen ontvangen dan waar zij recht op hadden. Door deze onverschuldigde betalingen vanuit de Stichting Derdengelden Visma zijn zij verrijkt. Als Visma in de hoofdzaak wordt veroordeeld tot betaling van de boete of schadevergoeding, wordt zij verarmd. Deze verarming is een gevolg van de verrijking van gedaagden en daarom vordert Visma in de vrijwaring de pensioengelden die [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] te veel hebben ontvangen.
3.10.
De gedaagden betwisten de ongerechtvaardigde verrijking, met name omdat het vereiste verband tussen de verrijking en verarming ontbreekt. Het bedrag dat gedaagden te veel hebben ontvangen, is niet ten koste gegaan van Visma, ook niet van de Stichting Derdengelden Visma. Met de gemeente zijn [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] al een terugbetalingsregeling overeengekomen. De toerekenbare tekortkoming van Visma jegens de gemeente is een rechtsverhouding waar gedaagden buiten staan.

4.De beoordeling

De beoordeling van de hoofdzaak
4.1.
De beoordeling van de primaire vordering draait om de vraag of het boetebeding uit de overeenkomst van opdracht van toepassing is. Partijen twisten over de uitleg van dit beding. Gezien de tekst van het boetebeding en het bijbehorende bestek komt de rechtbank tot het oordeel dat het boetebeding van toepassing is. De primaire vordering zal dus worden toegewezen. Hieronder volgt de toelichting op dit oordeel.
Uitleg van het boetebeding
4.2.
De verplichtingen van Visma blijken uit artikel 5 van de overeenkomst van opdracht:
“[Visma] is verplicht alle voorkomende reguliere werkzaamheden inzake de APPA Wet en het Besluit Sollicitatieplicht APPA te verrichten. Kort weergegeven betreft het onder meer de navolgende werkzaamheden:
- […] het tijdig maandelijks betaalbaarstellen van de uitkering […]
- het verzorgen van een volledige en actuele pensioenadministratie […]
- bepalen recht, duur en hoogte van pensioenuitkeringen”
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat Visma fouten heeft gemaakt in de uitvoering van deze verplichtingen. In de uitbetalingen zijn meermaals fouten gemaakt waardoor pensioengerechtigden over een langere periode het verkeerde maandbedrag hebben ontvangen. Partijen zijn het echter niet eens over de uitleg van het boetebeding. Dit boetebeding staat in artikel 11 van de overeenkomst van opdracht en luidt:
“11.1 [De gemeente] is bevoegd [Visma] een boete op te leggen indien [Visma] in gebreke blijft bij de uitvoering van deze Overeenkomst.
11.2 [
De gemeente] kan [Visma] een direct opeisbare boete opleggen van € 25.000 indien [Visma] in gebreke blijft.”
Artikel 5.4.2 van het Bestek luidt:
“Het gedurende de contractsperiode niet voldoen aan contractueel overeengekomen verplichtingen kan leiden tot een boete voor de Leverancier. De hoogte van deze boete is in de Overeenkomst opgenomen. Het Bestek en de Offerte maken deel uit van de Overeenkomst.”
4.4.
Visma legt artikel 11 van de overeenkomst zo uit, dat zij eerst in gebreke moest worden gesteld voordat de boete opeisbaar wordt. Dit is nooit gebeurd: de gemeente heeft wel een aansprakelijkstelling verstuurd, maar geen aanmaning of ingebrekestelling. Verder is volgens Visma nakoming niet blijvend onmogelijk, dus zij was ook niet van rechtswege in verzuim. De rechtbank oordeelt anders.
4.5.
De taalkundige betekenis van de woorden ‘in gebreke blijft’ maakt niet duidelijk dat de gemeente Visma eerst in gebreke moest stellen bij een tekortkoming. Taalkundig gezien kan er ook een gebrek in een prestatie zijn zonder dat de andere partij dit in een ingebrekestelling vaststelt. Bovendien bouwt artikel 11 van de overeenkomst voort op artikel 5.4.2 van het Bestek, waarin van een gebrek geen sprake is maar alleen van boete bij het niet voldoen aan de overeenkomst.
4.6.
De rechter volgt ook het standpunt van de gemeente dat nakoming blijvend onmogelijk is. De gevolgen van de tekortkoming kunnen gedeeltelijk worden teruggedraaid, namelijk door het te veel betaalde pensioen terug te vorderen, maar dat geldt niet voor de tekortkoming zelf. Pensioengerechtigden moesten het juiste bedrag ontvangen en niet geconfronteerd worden met terugbetalingsvorderingen. In zoverre is nakoming van de opdracht blijvend onmogelijk geworden doordat te veel is uitbetaald.
4.7.
Hoewel de fouten bij alle zeven betrokkenen eenzelfde soort oorzaak hebben, zijn ze niet identiek aan elkaar en gelden ze dus als afzonderlijke tekortkomingen. De rechtbank ziet geen aanleiding de hoogte van de boete te matigen en dit heeft Visma ook niet verzocht. Daarbij komt dat de hoogte van de gevorderde boete niet veel verschilt van de geleden schade, die de gemeente subsidiair vordert.
4.8.
Concluderend is de boete van € 25.000,- verschuldigd in alle zeven gevallen waarin Visma is tekortgekomen in de nakoming van de overeenkomst. De primaire vordering van € 175.000,- wordt dan ook toegewezen en de rechtbank komt niet meer toe aan een beoordeling van de subsidiaire vordering.
Aanvullende schadevergoeding niet toewijsbaar
4.9.
De gemeente vordert € 25.000,- aan aanvullende schadevergoeding voor kosten die zij heeft gemaakt ter vaststelling van haar schade. De rechtbank is het echter met Visma eens dat deze kosten deels vallen onder de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten, die hieronder worden vastgesteld, en deels niet het gevolg zijn van de tekortkomingen van Visma.
4.10.
De vordering van de gemeente bestaat gedeeltelijk uit vergoeding van werkzaamheden van twee medewerkers en een huisadvocaat. Uit hun urenspecificaties blijkt dat het gaat om intern overleg, correspondentie met Visma, opstellen van juridisch advies en de aansprakelijkstelling van Visma. Dit zijn werkzaamheden die vallen onder de voorbereiding van de procedure en pogingen om de zaak buiten rechte af te doen. Dit zijn werkzaamheden en kosten die vallen onder de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten en zullen daarom als zodanig hieronder worden berekend en toegewezen. Als afzonderlijke, aanvullende schadevergoeding wordt dit deel van de vordering afgewezen.
4.11.
Het andere deel van deze vordering ziet op werkzaamheden van medewerkers van PROambt, de opvolger van Visma. De werkzaamheden van PROambt staan in de factuur aan de gemeente omschreven als “
controle huidige betalingen nav overdracht” en “
controle actua nav signalen BPP”. De gemeente heeft niet onderbouwd wat “
signalen BPP”zijn en uit de andere omschrijving valt af te leiden dat dit werkzaamheden zijn die PROambt uitvoert in het kader van haar overeenkomst met de gemeente, wat geen onderdeel uitmaakt van deze procedure. Ook dit deel van de vordering zal dus worden afgewezen.
De overige gevorderde kosten
4.12.
De gemeente vordert € 2.775,- aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gemeente heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gemeente heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden, conform het deel van de hoofdsom dat wordt toegewezen. Daarom zal een vergoeding van € 2.525,- worden toegewezen.
4.13.
Visma is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van de gemeente betalen. De proceskosten van de gemeente worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,-)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
10.765,37
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De beoordeling van de vrijwaringen
4.15.
Visma baseert haar vorderingen tegen [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] op ongerechtvaardigde verrijking. Aan de vereisten daarvoor is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan, omdat het verband tussen de verrijking en de verarming ontbreekt, zoals hierna wordt toegelicht. De vorderingen in vrijwaring worden dan ook afgewezen.
4.16.
De verrijking van [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] bestaat uit de te veel betaalde pensioenuitkeringen die de Stichting Derdengelden Visma onverschuldigd aan hen heeft betaald, voor zover zij deze niet hebben terugbetaald. De verarming van Visma bestaat uit de boete die zij aan de gemeente moet betalen. Hoewel de verrijking en verarming beide terug te leiden zijn tot de tekortkomingen van Visma, zijn de partijen die betrokken zijn bij de verrijking niet dezelfde als de partijen die betrokken zijn bij de verarming. Ook ontbreekt een causaal verband: [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] zijn niet verrijkt als gevolg van de boete die Visma moet betalen. De verrijking en de verarming zijn dus te ver van elkaar verwijderd om te kwalificeren als ongerechtvaardigde verrijking en daarom wordt de vordering van Visma afgewezen.
De proceskosten
4.17.
Visma is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagde vrijwaringszaak 1] , [gedaagde vrijwaringszaak 2] en [gedaagde vrijwaringszaak 3] betalen. De proceskosten worden per gedaagde vastgesteld op:
  • voor [gedaagde vrijwaringszaak 1] : € 1.325,- aan griffierecht, € 2.428,- aan salaris advocaat (2 punten x € 1.214,-), € 178,- aan nakosten. In totaal € 3.931,-;
  • voor [gedaagde vrijwaringszaak 2] : € 1.325,- aan griffierecht, € 1.042,- aan salaris advocaat (2 punten x € 521,-), € 178,- aan nakosten. In totaal € 2.545,-;
  • voor [gedaagde vrijwaringszaak 3] : € 1.325,- aan griffierecht, € 2.428,- aan salaris advocaat (2 punten x € 1.214,-), € 178,- aan nakosten. In totaal € 3.931,-.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1.
veroordeelt Visma om aan de gemeente te betalen een bedrag van € 175.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 18 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Visma om aan de gemeente te betalen een bedrag van € 2.525,- aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt Visma in de proceskosten van de gemeente van € 10.765,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als Visma niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Visma tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de vrijwaringszaken
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Visma in de proceskosten van [gedaagde vrijwaringszaak 1] van € 3.931,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als Visma niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.9.
veroordeelt Visma in de proceskosten van [gedaagde vrijwaringszaak 2] van € 2.545,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als Visma niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.10.
veroordeelt Visma in de proceskosten van [gedaagde vrijwaringszaak 3] van € 3.931,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als Visma niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.11.
verklaart de kostenveroordeling in onderdeel 5.10 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein, rechter, bijgestaan door mr. Z.A. Mees, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.