ECLI:NL:RBAMS:2025:7782

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
1320414525
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring bedreiging met een mes in Amsterdam

Op 22 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een mes. De zaak kwam voort uit een incident op 3 juli 2025, waarbij de verdachte de benadeelde partij bedreigde met de woorden "kankerhomo, kanker ik pak je nog wel" en met een mes stekende en zwaaiende bewegingen richting het gezicht van de benadeelde partij maakte. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de uitingen van de verdachte een emotionele wanhoopskreet waren en geen redelijke vrees konden opwekken, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging van dien aard was dat bij de benadeelde partij redelijke vrees kon ontstaan voor een levensdelict. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een werkstraf op van 80 uren, waarvan 58 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank verklaarde de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de bedreiging en de impact op de benadeelde partij in overweging namen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/204145-25
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit (verkort) vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.S. Bond, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C. Sira, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2025 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen "kankerhomo, kanker ik pak je nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door met een mes steekbewegingen en/of zwaaiende bewegingen richting het gezicht, in elk geval het lichaam, van die [benadeelde partij] te maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, kort samengevat, betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Met de tenlastegelegde uitingen wilde verdachte alleen blijk geven van onmacht, het was een emotionele wanhoopskreet uit frustratie. Hierdoor hebben deze uitingen geen redelijke vrees kunnen opwekken bij de aangever.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Bewijsmotivering
Voor bewezenverklaring van bedreiging in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen, respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, en dat het opzet van de bedreiger daar ook op gericht was.
De rechtbank is op grond van de aangifte van [benadeelde partij] , de bekennende verklaring van verdachte op zitting dat hij de uitlatingen heeft gedaan, de verklaring van de politieambtenaar die ter plaatse was bij de aanhouding en verdachte de tenlastegelegde bewoordingen heeft horen zeggen én de beschrijving van de camerabeelden door de politie, van oordeel dat vastgesteld kan worden dat verdachte stekende en zwaaiende bewegingen met een mes in de richting van het slachtoffer heeft gemaakt en de ten laste gelegde bewoordingen heeft geuit.
Dit samenstel van handelen en spreken laat zich in de omstandigheden van dit geval naar het oordeel van de rechtbank niet anders kwalificeren dan als een opzettelijke bedreiging van het slachtoffer met enig misdrijf tegen het leven gericht, nu dit in de gegeven context geschikt is om de vrees voor een levensdelict teweeg te brengen. Overigens heeft het slachtoffer in zijn aangifte kenbaar gemaakt dat hij echt heel erg bang was dat de verdachte hem wilde neersteken en hem zou doden. Het standpunt van de raadsman dat de tenlastegelegde uitingen niet als strafbare bedreiging kunnen worden aangemerkt, wordt op grond van het voorgaande dan ook verworpen door de rechtbank
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 3 juli 2025 te Amsterdam [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen "kankerhomo, kanker ik pak je nog wel" en door met een mes stekende en zwaaiende bewegingen richting het gezicht van die [benadeelde partij] te maken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie onderschrijft de door de reclassering voorgestelde toepassing van het jeugdstrafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 58 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd.
Ook verzoekt de officier van justitie het inbeslaggenomen mes (goednummer PL1300-2025164610-6677960) te onttrekken aan het verkeer.
7.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende aanknopingspunten zijn
om het jeugdstrafrecht toe te passen. Daarbij wijst de raadsman op de jonge leeftijd van verdachte, de aanwezigheid van verschillende beschermende factoren, het probleembesef, de getoonde verantwoordelijkheid, het feit dat verdachte geen verharde jongeman is en het feit dat deze strafzaak veel indruk op verdachte maakt en spanning, stress en onzekerheid met zich meebrengt. Ook wijst de raadsman op het reclasseringsrapport van 26 september 2025. Strafoplegging met een preventief en pedagogisch karakter – welke is gericht op
zijn persoonlijke ontwikkeling – zou derhalve passend zijn.
De raadsman verzoekt primair aansluiting te zoeken bij de LOVS-richtlijnen voor minderjarigen, de hierin genoemde strafmodaliteit geheel voorwaardelijk op te leggen en rekening te houden met het voorarrest. Subsidiair verzoekt de raadsman met een voorwaardelijk deel van beperkte duur naast het onvoorwaardelijke deel gelijk aan de duur van het voorarrest te volstaan. Daarnaast verzoekt de raadsman opheffing van de voorlopige hechtenis.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een huisgenoot. De aangever verkeerde in de veronderstelling dat verdachte de bedreiging daadwerkelijk ten uitvoer zou brengen. Een bedreiging met een mes, zoals in dit geval, veroorzaakt veelal gevoelens van angst en onveiligheid bij degene tegen wie de bedreiging is gericht. Dit geldt des te meer wanneer zo’n mes niet alleen wordt getoond, maar er ook stekende en zwaaiende bewegingen mee worden gemaakt en wanneer na die bedreiging woorden worden gebruikt, zoals “ik pak je nog wel”. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 5 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onvoorwaardelijk is veroordeeld voor een bedreiging. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee.
Persoon van verdachte
Verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit 20 jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar oud kan echter het jeugdstrafrecht worden toegepast als de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft in haar adviesrapport van 26 september 2025 opgesteld door
reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] (hierna: reclasseringsadvies), geadviseerd het
jeugdstrafrecht toe te passen. Daarover is onder andere het volgende geschreven:

In het[door de reclassering uitgevoerde]
onderzoek is er gebruik gemaakt van het Wegingskader Adolescentenstrafrecht. Hieruit is naar voren gekomen dat er voldoende indicaties zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Er is blijkens het pro justitia rapport d.d. 05-01-2025 sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel, waarbij betrokkene kan worden overschat, terwijl er beperkingen bestaan in zijn coping. Hij laat beperkte handelingsvaardigheden en impulsief gedrag zien en is pedagogisch beïnvloedbaar. Een pedagogische aanpak en continuering van schoolgang is echter niet noodzakelijk. Er zijn geen contra indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Betrokkene heeft geen uitgebreide justitiële voorgeschiedenis, een criminele levensstijl of psychopathische trekken.”
De reclassering adviseert verder om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij reclassering;
- Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- Dagbesteding.
Ook adviseert de reclassering het reeds bestaande begeleidingstraject bij de volwassen reclassering ongewijzigd te laten.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over.
Strafmaat
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de
LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Hierin is als
uitgangspunt opgenomen dat voor een bedreiging met een mes een taakstraf van 60 uur wordt opgelegd.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een
werkstraf opleggen. De rechtbank vindt de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Dit betekent een werkstraf van 80 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 58 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd. Het huidige toezicht kan – zoals door de reclassering geadviseerd – bij de volwassenenreclassering worden voortgezet.
De rechtbank heeft de duur van het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf gelijk gesteld aan de duur van het voorarrest (11 dagen maal 2 uur aftrek). De rechtbank is immers van oordeel dat het traject in het kader van bijzondere voorwaarden de volledige aandacht van verdachte moet hebben. Met het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf van langere duur dan het voorarrest, bestaat de kans dat verdachte overvraagd zou worden. Het voorwaardelijke strafdeel moet verdachte er voorts van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten en hem stimuleren om mee te werken aan de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.Beslag

Onder verdachte is, het volgende voorwerp in beslag genomen:
1 STK Mes
(Omschrijving: PL1300-2025164610-6677960)
Verbeurdverklaring
Het genoemde voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit
voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij schriftelijk in het strafproces gevoegd
met een vordering tot schadevergoeding. Hij vordert vergoeding van materiële schade van
€ 300,- voor reparatiekosten van zijn telefoon. Daarnaast vordert hij vergoeding van immateriële schade in verband met toegebracht psychisch letsel.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de materiele schade onvoldoende is onderbouwd. Zodoende verzoekt de officier van justitie om de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Met betrekking tot de immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat een bedrag van € 500,- kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank primair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, wegens de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair verzoekt de raadsman om afwijzing van de volledige vordering, omdat niet kan worden vastgesteld dat de gestelde materiele schade door toedoen van verdachte is ontstaan en de gestelde materiele en immateriële schade ook op geen enkele wijze zijn onderbouwd.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover die ziet op materiële schadevergoeding. Allereerst stelt de rechtbank vast dat dit deel van de vordering is betwist. Verder is de rechtbank van oordeel dat het causale verband tussen de gestelde schade aan de telefoon en de bewezen verklaarde bedreiging niet (voldoende) is onderbouwd. De vordering is op de zitting van 8 oktober 2025 besproken en het had op de weg van de benadeelde partij gelegen nadere stukken in te dienen, maar dat is niet gebeurd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren, nu nadere bewijslevering van eventuele materiele schade als gevolg van de bedreiging een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij heeft een dergelijke schending of aantasting niet (voldoende) onderbouwd. Ook dit deel van de vordering is op de zitting besproken en het had ook hier op de weg van de benadeelde partij gelegen nadere stukken in te dienen, maar dat is niet gebeurd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren, nu nadere bewijslevering van eventuele immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
58 (achtenvijftig) uren, van deze werkstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde blijft zich melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)Veroordeelde laat zich behandelen door het Forensische Jeugdteam van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in HVO Querido of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er plaats is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart
verbeurd:
1 STK MES
(Omschrijving: PL1300-2025164610-6677960)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij] , niet ontvankelijk.
Heft ophet - geschorste -
bevel tot voorlopige hechtenisvan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en C.J.M. in ’t Veld-Vernooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. van Tellingen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 oktober 2025.