ECLI:NL:RBAMS:2025:7671

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
13-212126-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met Nederlandse nationaliteit en terugkeergarantie

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht München op 7 mei 2025. De opgeëiste persoon, geboren in 1991 en met de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit, was gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 2 oktober 2025 in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. A. Keulers, en de raadsman, mr. O.E. Maan, die waarneemt voor mr. W.J. Ausma, behandeld. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met dertig dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, waarin is vermeld dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan, mits hij daarmee instemt na een veroordeling in Duitsland. De rechtbank oordeelt dat de terugkeergarantie voldoende is, ook al zijn niet alle artikelen van het Kaderbesluit en de OLW genoemd. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman om de overlevering te weigeren af en staat de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-212126-25
Datum uitspraak: 2 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 15 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 mei 2025 door het
Amtsgericht München, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
nu gedetineerd in de [detentie plaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. O.E. Maan die waarneemt voor mr. W.J. Ausma, beiden advocaat in Utrecht. Nu aan verdachte beperkingen zijn opgelegd, heeft de voorzitter bevolen de deuren te sluiten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Daarnaast heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Münchenvan 7 mei 2025 met dossiernummer: ER V Gs 6141/25.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst een deel van het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een deel van het feit, te weten ‘zaakbeschadiging’ en het ‘teweegbrengen van een ontploffing van explosieven’, niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op deze feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort;
medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

Inleiding
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven in Nederland gevestigd. [4] Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Der Leitende Oberstaatsanwalt München 1, Duitsland, heeft op 24 juli 2025 de volgende garantie gegeven:
“(…)
[de opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1991, momenteel ingeschreven: [adres] .
(…)
Voor zover de vervolgde personen na hun onherroepelijke veroordeling door een Duitse rechter ermee instemmen voor de straftenuitvoerlegging naar het Koninkrijk der Nederlanden te worden overgebracht, wordt toegezegd dat zij de straf daar kunnen ondergaan.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de terugkeergarantie niet onvoorwaardelijk is. Na een veroordeling door de Duitse rechter moet de opgeëiste persoon immers ermee instemmen dat hij naar Nederland wordt overgebracht. Daarnaast ontbreekt in de terugkeergarantie de vermelding van artikel 5 van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ (hierna: Kaderbesluit) en artikel 6 OLW, zodat ook daaruit niet kan worden afgeleid dat de detentiegarantie onvoorwaardelijk is. Subsidiair verzoekt de raadsman de behandeling van de zaak aan te houden om van de Duitse autoriteiten een onvoorwaardelijke detentiegarantie te krijgen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat de terugkeergarantie voldoende is. Niet vereist is dat in een terugkeergarantie de artikelen 5 Kaderbesluit en 6 OLW worden genoemd. De terugkeergarantie is in het kader van de overlevering van de opgeëiste persoon gevraagd en het spreekt dan ook voor zich dat deze onder het Kaderbesluit is gevraagd. De voorwaarde die in de terugkeergarantie is opgenomen, is in het voordeel van de opgeëiste persoon. Door deze voorwaarde kan hij zich op een later moment alsnog bedenken. Subsidiair verzoekt de officier van justitie de rechtbank de behandeling van het EAB aan te houden om de Duitse autoriteiten te vragen of de terugkeergarantie onvoorwaardelijk is.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is vereist dat de artikelen
5 Kaderbesluit en 6 OLW in de detentiegarantie worden genoemd. De in de terugkeergarantie opgenomen voorwaarde is in het voordeel van de opgeëiste persoon. In eerdere uitspraken heeft de rechtbank een vergelijkbare terugkeergarantie als voldoende geoordeeld. [5] Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie dan ook voldoende. De rechtbank ziet op grond van het vorenstaande geen aanleiding aan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te stellen over de verstrekte terugkeergarantie en wijst het daartoe strekkende verzoek dan ook af.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht München, Duitsland voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (
5.Zie bijvoorbeeld ECLI:RBAMS:2025:6091