9.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de maatregel en vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoonlijke omstandigheden en de persoon van verdachte. In het bijzonder heeft de rechtbank daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte is betrokken geweest bij een netwerk dat zich gedurende een periode van enkele maanden bezig heeft gehouden met oplichtingen en diefstal van kwetsbare hoogbejaarde slachtoffers. Verdachte en zijn mededaders hebben misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de slachtoffers, die vanwege hun leeftijd en fysieke beperkingen afhankelijk zijn van de hulp van anderen. Verdachte en zijn mededaders deden zich voor als medewerkers van de bank, deden voorkomen alsof er door anderen werd geprobeerd geld van de bankrekeningen van de slachtoffers te halen, hielden slachtoffers regelmatig lang aan de telefoon en vertelden de slachtoffers dat zij verdere fraude konden voorkomen. Met een listig verhaal werden vervolgens met behulp van een eerder telefonisch gegeven ‘verificatiecode’ de bankpassen opgehaald aan de deur van de slachtoffers. Vrijwel direct daarna hebben verdachte en zijn mededaders meerdere keren forse geldbedragen gepind en betalingen verricht. Verdachte vervulde een belangrijke en onmisbare schakel in het geheel. Zelfs nadat hij is vast komen te zitten voor dit soort feiten is hij hier mee doorgegaan. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Verdachte en zijn mededaders hebben ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij bij de slachtoffers wisten te winnen. Uit de vorderingen van de benadeelde partijen en de aangiftes blijkt dat de slachtoffers erg geëmotioneerd en angstig zijn geworden en hun vertrouwen in de medemens hebben verloren. De slachtoffers zijn bij hun eigen woning belazerd terwijl dat een veilige plek moet zijn, zeker als je niet meer vaak buiten de deur kan komen. Die onbezorgdheid heeft verdachte van deze mensen afgenomen, naast hun geld. Tot slot heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van combolijsten en belscripts, waarmee soortgelijke feiten als hiervoor omschreven kunnen worden gepleegd.
Persoonlijke omstandigheden en de persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 10 oktober 2024, waaruit blijkt dat verdachte driemaal eerder is veroordeeld voor met name vermogensdelicten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van onder meer de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- het Pro Justitia rapport van 10 januari 2025, opgemaakt door drs. A. Mooij, GZ-psycholoog en drs. A.X. Rutten, kinder- en jeugdpsychiater;
- rapport van de Raad opgemaakt op 20 januari 2025;
- rapport van JBRA opgemaakt op 15 januari 2025;
Uit het rapport van
de psychiater en de psycholoogvan 10 januari 2025 kan het volgende worden geconcludeerd. Bij verdachte is sprake een reactieve hechtingsstoornis, normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis, ADHD en een stoornis in cannabisgebruik. Deze stoornissen en gebrekkige ontwikkeling waren ten tijde van het plegen van de feiten aanwezig en beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen gedeeltelijk. Geadviseerd wordt om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De koers van de ontwikkeling van verdachte is zorgelijk en in zijn persoonlijkheidsontwikkeling zijn antisociale trekken te onderscheiden. Zonder ingrijpen zal de psychopathologie zich doorontwikkelen tot een persoonlijkheidsstoornis. Daarbij is de klinische indruk dat sprake is van een hoge kans op recidive. Gezien de combinatie van de complexe psychopathologie, het hoge recidiverisico, de hooguit ambivalente wens tot verandering en het falen van eerdere (ambulante) behandelmodaliteiten met meerdere onttrekkingen, wordt naar de mening van de deskundigen een onvoorwaardelijk PIJ-maatregel noodzakelijk gezien om zowel de ontwikkeling van verdachte als het recidiverisico aan te pakken.
Tijdens de terechtzitting van 23 januari 2025 hebben de deskundigen het advies om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen nader toegelicht. Volgens de deskundigen heeft verdachte stabiliteit en structuur nodig. Volgens de deskundigen zijn er te weinig gunstige omstandigheden die het slagen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel mogelijk maken. Blijvende onttrekkingen en negatieve terugmeldingen zorgen voor instabiliteit en faalervaringen, hetgeen de ontwikkeling van verdachte niet ten goede komt. Dat is uiteindelijk schadelijker voor zijn ontwikkeling dan hem nu een onvoorwaardelijke PIJ- maatregel op te leggen. Desgevraagd hebben de deskundigen bevestigd dat ook als de maatregel niet verlengbaar is, de hoop en verwachting is dat verdachte in staat moet zijn om binnen die termijn zijn ontwikkeling ten positieve te keren.
De Raadheeft zich in haar advies en ter zitting geconformeerd aan het advies van de deskundigen. Gezien de aard en ernst van de problematiek waarvan al jarenlang sprake is, en gelet op dat de zorgen in ambulant kader niet zijn verminderd, acht de Raad een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geïndiceerd.
Ook
JBRAsluit zich aan bij het advies tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en benadrukt tevens dat JBRA geen mogelijkheden meer ziet in een ambulant kader, gezien het verloop van het eerdere toezicht en begeleiding en het gebrek aan intrinsieke behandelmotivatie.
De rechtbank neemt voornoemde adviezen over en maakt deze tot de hare.
PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte zal worden veroordeeld voor – onder meer - feiten die misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psychiater, de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering in hun rapporten vermelden, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de strafbare feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Ook concludeert de rechtbank dat de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte is. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de rapportages en adviezen leidt de rechtbank af dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van verdachte. Verdachte komt al drie jaar regelmatig met politie en justitie in aanraking. De feiten zijn in ernst toegenomen. Gedurende die periode zijn er veel hulpverleners bij verdachte betrokken geweest en is er op verschillende manieren geprobeerd verdachte te helpen en te begeleiden door telkens een nieuw plan samen met verdachte op te stellen. Desondanks heeft verdachte zich meermaals onttrokken aan die hulp en begeleiding. Zelfs toen al duidelijk was dat er een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel boven zijn hoofd hing als hij zich opnieuw zou onttrekken, is hij weggelopen uit de gesloten instelling waar hij toen verbleef. Hij heeft toen zelfs opnieuw een aantal babbeltrucs gepleegd. Verdachte heeft steeds goede intenties en plannen, maar keer op keer is het hem niet gelukt om zich aan de afspraken te houden en zijn er ook nieuwe slachtoffers gevallen. Het lijkt er op dat het verdachte gewoonweg niet lukt vanwege zijn problematiek die al in de zeer jonge kinderjaren zijn basis heeft. Ondanks de goede band met zijn moeder gaat hij er vandoor als het lastig wordt en komt dan vervolgens in aanraking met verkeerde mensen. Dat maakt hem kwetsbaar en tegelijkertijd gevaarlijk.
Ter zitting is het de rechtbank echter ook duidelijk geworden dat verdachte vanuit de JJI al een aantal positieve stappen heeft gemaakt. Zo stelt hij zich in het contact met zijn moeder meer open op en praat hij steeds meer over hoe hij zich voelt. Het is ook positief dat verdachte erkent dat hij behandeling nodig heeft en tegelijkertijd ook nadenkt over hoe hij zijn schoolgang en werk in de toekomst wil oppakken. Daarnaast is het de rechtbank opgevallen dat verdachte beschikt over een groot analytisch vermogen, gelet op de wijze waarop hij zich heeft voorbereid voor de terechtzitting van 23 januari 2025 en de scherpe vragen die hij de deskundigen stelde. Hij heeft dan ook de mogelijkheden om zich positief te ontwikkelen als hij maar de rust en tijd heeft om aan zijn onderliggende problematiek te werken. Behandeling is daarvoor noodzakelijk.
De rechtbank ziet echter, net als de deskundigen, te weinig gunstige omstandigheden om de behandeling van verdachte in een voorwaardelijke PIJ-maatregel te laten slagen. Verdachte heeft stabiliteit en structuur nodig en de rechtbank is het eens met de deskundigen dat blijvende onttrekkingen en negatieve terugmeldingen zorgen voor instabiliteit en faalervaringen, hetgeen de ontwikkeling van verdachte niet ten goede komt. De rechtbank heeft mede gelet op het verloop van de eerdere schorsingen onvoldoende vertrouwen dat het hoge recidiverisico van verdachte in een ambulant kader adequaat zal worden beperkt en ziet behandeling binnen een residentieel kader, in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, als enige mogelijkheid om het verder plegen van delicten te voorkomen. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat verdachte hiermee de hulp krijgt die hij nodig heeft. De rechtbank merkt nog op dat verdachte niet als gewelddadig persoon bekend staat, maar dat de feiten waar hij nu voor wordt veroordeeld wel dusdanig ingrijpend zijn voor de vele slachtoffers dat deze een PIJ-maatregel wel rechtvaardigen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank – met de officier van justitie en anders dan de verdediging – van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel passend en geboden is.
De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel niet zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel niet mogelijk zal zijn. De rechtbank acht het daarom van groot belang dat de behandeling van verdachte in het kader van de PIJ-maatregel op zeer korte termijn wordt opgestart ten behoeve van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Jeugddetentie
De rechtbank zal de feiten, gelet op het advies van de deskundigen, in verminderde mate aan verdachte toerekenen. Nu verdachte in het kader van de aan hem op te leggen PIJ-maatregel onder behandeling zal komen te staan en de rechtbank het wenselijk vindt dat deze behandeling snel zal aanvangen, zal zij – in afwijking van de eis van de officier van justitie – aan verdachte een jeugddetentie opleggen van acht maanden (gelijk aan de duur van de tijd die verdachte al heeft vastgezeten), met aftrek van het voorarrest.