Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie Innsbruck in Oostenrijk. De zaak betreft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 24 juli 2025 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1993 en gedetineerd in een onbekende locatie, is niet verschenen tijdens de zitting op 1 oktober 2025, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij geen nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten die in Oostenrijk zijn gepleegd, waaronder deelneming aan een criminele organisatie en valsmunterij. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 13, sub b, van de Overleveringswet (OLW), omdat de feiten zich buiten Oostenrijk zouden hebben afgespeeld.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 13, sub b, OLW niet van toepassing is, omdat Nederland rechtsmacht heeft om te vervolgen voor de feiten die in het EAB zijn omschreven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. Daarom heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij de feiten zoals beschreven in het EAB zijn bevestigd.