ECLI:NL:RBAMS:2025:7544

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
25/764
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot vaststelling compensatiebedrag in het kader van de Toeslagenaffaire en de verplichting tot verstrekking van het persoonlijk dossier

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 14 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Dienst Toeslagen behandeld. Eiseres, een erkend gedupeerde van de Toeslagenaffaire, heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het compensatiebedrag dat haar is toegekend. Dit bedrag is vastgesteld op € 178.669,- na een eerdere toekenning van € 173.986,-. Eiseres stelt dat het besluit niet rechtmatig is omdat haar persoonlijk dossier niet is verstrekt, wat haar procespositie zou schaden. De rechtbank beoordeelt of het bestreden besluit in stand kan blijven aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het besluit op juiste gronden is genomen. Verweerder was niet verplicht om het persoonlijke dossier van eiseres te verstrekken, maar heeft wel de relevante stukken die aan het besluit ten grondslag liggen overgelegd, in overeenstemming met artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank legt uit dat de stukken die verweerder heeft overgelegd voldoende zijn en dat er geen inbreuk is op de rechten van eiseres, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de hoogte van het compensatiebedrag zelf, en dat de argumenten over het persoonlijk dossier niet opwegen tegen de wettelijke verplichtingen van verweerder.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een goede procesorde en de grenzen van de informatieverplichting van de verweerder. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en biedt informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/764

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. Y.N. Teke-Bozkurt),
en

de Dienst Toeslagen, verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit waarbij verweerder de hoogte heeft vastgesteld van het compensatiebedrag dat aan eiseres is toegekend naar aanleiding van de Toeslagenaffaire. Eiseres voert aan dat het besluit niet rechtmatig is omdat verweerder haar niet haar persoonlijke dossier heeft verstrekt. Zij stelt dat zij daardoor is geschaad in haar procespositie. Ook beroept zij zich op verschillende algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het bestreden besluit in stand kan blijven.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het besluit op juiste gronden is genomen. Verweerder hoefde het persoonlijke dossier van eiseres niet over te leggen. Verweerder heeft de stukken die aan het besluit ten grondslag liggen overgelegd en heeft daarmee voldaan aan artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres is een erkend gedupeerde van de Toeslagenaffaire.
2.1.
In het kader van de herstelregeling Toeslagenaffaire heeft verweerder bij besluit van 7 oktober 2021 aan eiseres compensatie toegekend voor de jaren 2006-2011 voor een totaalbedrag van € 173.986,-. Eiseres is hier tegen in bezwaar gegaan, waarna verweerder met het bestreden besluit van 24 december 2024 gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het bezwaar van eiseres. Zij krijgt nog een nabetaling, waardoor het compensatiebedrag in totaal neerkomt op € 178.669,-.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft mr. J.F.I. Sahebdien als gemachtigde namens eisers deelgenomen. Namens verweerder zijn twee gemachtigden verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Zij zal hieronder toelichten hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
5. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de door verweerder vastgesteld hoogte van het compensatiebedrag.
6. De gronden van eiseres zien alleen op de vraag of verweerder aan eiseres haar persoonlijk dossier moet verstrekken. Eiseres vindt van wel. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de gemachtigde van eiseres op 29 september 2025 nog een tweetal adviezen van bezwaarschriftencommissies in zaken van andere gedupeerden die hij bijstaat overgelegd. Deze stukken hebben verweerder niet voldoende tijdig voor de zitting bereikt. Aangezien verweerder deze stukken niet voorafgaand aan de zitting heeft kunnen bestuderen, op de zitting bezwaar tegen het gebruik van deze stukken heeft gemaakt en ze pas een dag voor de zitting zijn overlegd sluit de rechtbank deze stukken in strijd met de goede procesorde uit. [1]
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij niet over haar volledige dossier, oftewel haar persoonlijk dossier, beschikt en dat zij hier wel recht op heeft. Zij kan nu immers niet controleren of het bestreden besluit juist is en daardoor wordt zij in haar procespositie geschaad. Daarnaast is sprake van een inbreuk op de rechten van eiseres op grond van artikel 6 van het EVRM [2] .
8. De rechtbank overweegt dat verweerder in deze procedure op grond van artikel 8:42 van de Awb slechts verplicht is om de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank te verstrekken. Dat zijn alleen de stukken die verweerder aan de in geding zijnde besluitvorming ten grondslag heeft gelegd. Voor zover eiseres stelt dat een persoonlijk dossier hetzelfde is als de op de zaak betrekking hebbende stukken zoals bedoeld in artikel 8:42 van de Awb, kan zij daarin niet worden gevolgd. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat het persoonlijk dossier veel omvangrijker is dan wat zij op grond van artikel 8:42 van de Awb moet indienen. Het omvat naast informatie over de kinderopvangtoeslag ook bijvoorbeeld informatie over de zorg- en/of huurtoeslag. Eiseres heeft niet gesteld dat er stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb in het dossier ontbreken.
9. Het is de rechtbank ook niet anderszins gebleken dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Het standpunt van de gemachtigde van eiseres dat er in een andere zaak van een andere gedupeerde meer documenten waren of dat dat dossier omvangrijker was, is voor de rechtbank in onderhavige zaak niet relevant. Van strijd van het bestreden besluit of de totstandkoming daarvan met enig algemeen rechtsbeginsel of de rechten van eiseres op grond van artikel 6 van het EVRM, zoals bijvoorbeeld het beginsel van ‘equality of arms’, is de rechtbank niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Hansen-Löve, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van der Maas, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:844.
2.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.