ECLI:NL:RBAMS:2025:7532

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
11669056
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek in huurovereenkomst en vonnis met betrekking tot huurkorting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een inzageverzoek van verzoekers, bestaande uit twee personen, tegen verweerster, die een woning huurt. Verzoekers hebben inzage gevraagd in de huurovereenkomst en een vonnis dat mogelijk relevant is voor hun geschil over de huurprijs. De procedure is gestart met een verzoekschrift op 18 april 2025, gevolgd door een verweerschrift van de verweerster. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 september 2025 zijn beide partijen verschenen, waarbij verzoekers bijgestaan werden door hun gemachtigde en verweerster door haar gemachtigde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoekers voldoende belang hebben bij hun verzoek, maar dat verweerster niet over de huurovereenkomst beschikt. Wel heeft verweerster een relevante beschikking van de Hoge Raad getoond, die mogelijk van belang is voor het geschil. De kantonrechter heeft het verzoek tot inzage in de huurovereenkomst afgewezen, maar het verzoek tot inzage in de beschikking van de Hoge Raad toegewezen, met een gematigde dwangsom van € 50,00 per dag. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11669056 \ EA VERZ 25-481
Beschikking van 1 oktober 2025
in de zaak van
[verzoeker 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
[verzoeker 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekende partijen,
hierna samen te noemen: [verzoekers] ,
gemachtigde: mr. L.R. Brendel,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats 2] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. A.D. van Koningsveld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 18 april 2025, met bijlages;
- het verweerschrift, met bijlages.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 september 2025. Namens [verzoekers] is [verzoeker 1] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. [verweerster] is verschenen, bijgestaan door mr. F.M.M. van Eijck, kantoorgenoot van de gemachtigde. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [verzoekers] aanvullende bijlages 10 en 11 in het geding gebracht. Beide partijen hebben hun standpunt nader toegelicht, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] huurt sinds 2008 de woning aan het [adres] (hierna: de woning).
2.2.
[verzoekers] heeft de woning op 26 maart 2019 in verhuurde staat gekocht van Hol Investment B.V..
2.3.
[verweerster] betaalt sinds 2013 maandelijks een bedrag van € 300,00 aan huur.
2.4.
Op enig moment is er tussen partijen een geschil ontstaan over de hoogte van de huurprijs. De gemachtigde van [verzoekers] heeft [verweerster] gevraagd om de schriftelijke huurovereenkomst en een vonnis toe te sturen, waaruit zou blijken dat [verweerster] recht heeft op huurvermindering (hierna: het vonnis).
2.5.
[verweerster] heeft dit niet gedaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekers] verzoekt inzage in de huurovereenkomst van het appartement aan de [adres] , alsmede in het vonnis of in een enig andere afspraak waaruit volgt dat [verweerster] recht heeft op een huurkorting, of waarin iets is afgesproken over de huurprijs. [verzoekers] verzoekt dat op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00.
3.2.
[verzoekers] legt – kort gezegd – aan het verzoek ten grondslag dat [verweerster] op grond van artikel 194 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) verplicht is om inzage te verstrekken en dat zij zich dient in te spannen om deze gegevens beschikbaar te stellen. Volgens [verzoekers] is hem bij aankoop verteld dat [verweerster] op basis van een vonnis het recht had om € 6.000,- te verrekenen met de huur, om achterstallig onderhoud in het pand op te knappen.
3.3.
[verweerster] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe – kort gezegd – aan dat zij niet over de verzochte stukken beschikt. De huurovereenkomst is zij kwijtgeraakt en zij betwist dat sprake is van een vonnis of andere afspraken waaruit zou volgen dat zij recht heeft op een huurkorting. De overeengekomen huurprijs is volgens haar € 300,00 per maand.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter begrijpt het verzoek van [verzoekers] aldus, dat dit inzageverzoek uit drie verschillende onderdelen bestaat: 1) de tussen partijen geldende huurovereenkomst, 2) een vonnis waaruit volgt dat [verweerster] recht heeft op een huurkorting en 3) enige andere afspraak waaruit volgt dat [verweerster] recht heeft op huurkorting, of waarin iets is afgesproken over de huurprijs.
Het juridisch kader
4.2.
Voor toewijzing van een verzoek op grond van artikel 195 Rv moet voldaan zijn aan verschillende voorwaarden. [1] Zo moet (i) degene die informatie van een ander verlangt partij zijn bij een rechtsbetrekking en (ii) moet de verlangde informatie voldoende bepaald zijn. Verder moet (iii) verzoeker een voldoende belang hebben bij haar informatieverzoek en moet (iv) degene van wie inzage wordt verlangd, over de gevraagde informatie beschikken.
4.3.
Niet in geschil is dat sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen en dat [verzoekers] voldoende belang bij zijn verzoek heeft, zodat aan de criteria (i) en (iii) voldaan is. Hierna wordt per onderdeel van het verzoek afzonderlijk beoordeeld in hoeverre aan de overige criteria is voldaan.
Onderdeel 1): de huurovereenkomst
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de opgevraagde huurovereenkomst voldoende bepaald is, nu het gaat om een concreet stuk (criterium ii).
4.5.
Maar niet gebleken is dat [verweerster] beschikt over de huurovereenkomst (criterium iv). Volgens [verweerster] beschikt zij namelijk niet meer over de huurovereenkomst, omdat zij die is kwijtgeraakt. [verzoekers] heeft daartegenover onvoldoende gemotiveerd gesteld dat [verweerster] wel (nog) over de huurovereenkomst beschikt. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen, zodat aan het ter zitting door [verzoekers] gedane bewijsaanbod wordt voorbijgegaan.
4.6.
Dat, zoals ter zitting is besproken, de voormalig advocaat van [verweerster] mogelijk wel over de huurovereenkomst beschikt, maakt dat niet anders. [verzoekers] heeft terecht aangevoerd dat ‘beschikken’ in de zin van deze bepaling onder omstandigheden ook ziet op gegevens waarover diegene weliswaar zelf fysiek niet beschikt, maar die hij gemakkelijk via een derde kan verkrijgen. Maar [verzoekers] heeft onvoldoende over het voetlicht gebracht dat de voormalig advocaat, dan wel iemand anders, daadwerkelijk (nog) over deze huurovereenkomst beschikt. De vordering tot inzage in de huurovereenkomst is daarom niet toewijsbaar.
4.7.
Dit laat overigens onverlet dat de kantonrechter erop vertrouwt dat [verweerster] en haar gemachtigde, overeenkomstig hun toezegging ter zitting, zich zullen inspannen om de huurovereenkomst alsnog via de voormalige advocaat te verkrijgen.
Onderdeel 2): het vonnis
4.8.
Hoewel [verweerster] in eerste instantie heeft betwist dat er sprake is van enig vonnis, is op de mondelinge behandeling duidelijk geworden dat [verweerster] beschikt over een mogelijk relevante beschikking van de Hoge Raad. Het gaat om een beschikking in een procedure waarbij haar ex-partner, die eerder huurder van de woning was, betrokken was (beschikking van de Hoge Raad van 26 april 2013, in de zaak van SNS Bank N.V. tegen [naam] en – samengevat – alle andere huurders en onderhuurders, zaaknummer 12/00492, hierna: de beschikking). Zij heeft deze beschikking ter zitting op haar telefoon aan de kantonrechter getoond. Op basis van een snelle lezing kon de kantonrechter niet uitsluiten dat die beschikking mogelijk relevant is voor het geschil tussen partijen. De gemachtigde van [verweerster] heeft desgevraagd verklaard bereid te zijn die beschikking aan [verzoekers] toe te sturen. Het inzageverzoek is in zoverre toewijsbaar. De kantonrechter ziet in dit kader aanleiding om de verzochte dwangsom te matigen naar € 50,00 per dag, met een maximum van € 1.000,00.
4.9.
[verzoekers] heeft in het licht van de gemotiveerde betwisting door [verweerster] onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat er sprake is van een ander voor dit geschil relevant vonnis of relevante uitspraak, zodat een inzageverzoek daartoe verder niet toewijsbaar is.
Onderdeel 3): enige andere afspraak
4.10.
De door [verzoekers] verzochte inzage in “enige andere afspraak waaruit volgt dat [verweerster] recht heeft op huurkorting of waarin iets is afgesproken over de huurprijs” is onvoldoende bepaald en daarom niet toewijsbaar. Overigens heeft [verweerster] ter zitting verklaard dat dergelijke afspraken niet bestaan.
Proceskosten
4.11.
Gelet op de uitkomst van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [verweerster] om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoekers] de beschikking te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag dat [verweerster] niet aan die verplichting voldoet met een maximum van € 1.000,00,
5.2.
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen,
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.B. Cramwinckel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025, in aanwezigheid van de griffier mr. S.H.I. Hoestra.
61289

Voetnoten

1.Genoemd in artikel 194 Rv.