4.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij haar beoordeling van de feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 1 oktober 2024 heeft de zus van verdachte, [naam 2] (hierna: [naam 2] ), aangifte gedaan tegen hun broer, [naam 3] (hierna: [naam 3] ), wegens bedreiging met de dood. Zij verklaarde dat [naam 3] heeft gezegd dat hij haar zou neerschieten en dat zij deze bedreiging serieus nam, omdat zij wist dat [naam 3] over een vuurwapen beschikte, dat hij zou bewaren in de woning van verdachte. Daarnaast heeft zij verklaard dat [naam 3] in de woning van verdachte ook verdovende middelen bewaart.
Naar aanleiding van deze aangifte heeft de politie op 1 oktober 2024 de woning van verdachte doorzocht. Daarbij zijn in de slaapkamer van verdachte twee vuurwapens en patronen aangetroffen en in beslag genomen en zijn in de berging bij de keuken 28 pakketten met vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen en in beslag genomen. De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de aangetroffen wapens, patronen en pakketten. Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek – waarbij de goederen indicatief zijn getest – en de laboratoriumonderzoeken is gebleken dat de pakketten MDMA en ketamine bevatten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij toestemming aan een familielid heeft gegeven om de twee vuurwapens met patronen en spullen in de woning van verdachte te bewaren, maar verdachte stelt dat hij niet wist dat die spullen verdovende middelen betroffen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van twee wapens en munitie van categorie III, op basis van de bekennende verklaring van verdachte, het wapenrapport en het aanvullend wapenrapport. De rechtbank stelt op basis van het aanvullend wapenrapport vast dat verdachte de hoeveelheden patronen voorhanden heeft gehad zoals ten laste is gelegd. De rechtbank komt ook tot het oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van wapens en munitie kan worden bewezen, op basis van de verklaring van verdachte, de verklaring van [naam 2] en op basis van de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat er sporen van anderen op een van de wapens zijn aangetroffen. Door toestemming te geven om wapens en munitie van een ander bij verdachte thuis op te slaan volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het voorhanden hebben van de wapens en de munitie.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3:
Wetenschap en beschikkingsmacht
Uit onderzoek is gebleken dat de goederen die zijn aangetroffen in de berging bij de keuken MDMA en ketamine betreffen. Om tot een veroordeling te komen van het aanwezig hebben dan wel het in voorraad hebben van deze goederen is vereist dat verdachte ‘wetenschap had van’ en ‘beschikkingsmacht had’ over deze goederen. Wat die bewustheid betreft moet verdachte daar op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet op hebben gehad, wat betekent dat hij tenminste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze goederen zich in zijn woning bevonden.
Volgens vaste rechtspraak is het uitgangspunt dat een bewoner van een woning in beginsel geacht wordt bekend te zijn met alles wat zich in de woning bevindt en afspeelt. Deze aanname kan echter worden weerlegd als de verdachte een aannemelijke verklaring heeft voor het tegendeel. Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen spullen (pakketten) door een familielid in zijn woning zijn achtergelaten en dat hij in de veronderstelling was dat dit sportsupplementen betrof. Verdachte heeft echter ook bekend dat hij toestemming heeft gegeven aan hetzelfde familielid om vuurwapens te bewaren in zijn woning. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij toestemming heeft gegeven om de spullen in zijn woning op te slaan, omdat hij dacht dat dit familielid in de problemen zat en omdat dit familielid heeft gezegd dat hij de spullen niet bij zijn ouders op kon slaan. Ook heeft de zus van verdachte, [naam 2] , bij de politie verklaard dat er in de woning van verdachte verdovende middelen werden bewaard.
Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat verdachte aan een ander toestemming heeft gegeven om (verboden) goederen in zijn woning te bewaren en dat hij – als hij al niet precies wist om welke goederen het ging – in elk geval wist dat het om serieuze en waarschijnlijk illegale goederen ging, aangezien ditzelfde familielid ook twee vuurwapens bij hem bracht om te bewaren. Aan het eerste vereiste, (voorwaardelijk) opzet op de aanwezigheid, is hiermee voldaan.
Aan het tweede vereiste, dat verdachte de beschikkingsmacht had over de goederen, is volgens de rechtbank ook voldaan. De goederen bevonden zich immers in zijn woning in de berging bij de keuken, en dus in zijn machtssfeer.
De rechtbank gaat bij haar beoordeling van de hoeveelheden ketamine en MDMA op grond van de in bijlage II genoemde wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
De goederen die zijn aangetroffen in de woning van verdachte, waarvan werd vermoed dat dit verdovende middelen betroffen, zijn onderzocht en de resultaten van deze onderzoeken zijn weergegeven in het proces-verbaal forensisch onderzoek van 3 december 2024, waarbij de verdovende middelen indicatief zijn getest, en de laboratoriumrapporten van 21 oktober 2024, 12 december 2024 en 6 januari 2025. In de hieronder weergegeven tabel (Tabel 1) is een overzicht gegeven van de resultaten van dit proces-verbaal en deze laboratoriumrapporten.
Ten aanzien van het testresultaat van goed met goednummer 6561241 was sprake van onduidelijkheid, omdat in het laboratoriumrapport van 21 oktober 2024 staat vermeld dat dit goed ketamine betreft terwijl in het laboratoriumrapport van 6 januari 2025 staat vermeld dat dit goed MDMA betreft. Er is vervolgens onderzoek gedaan naar de oorzaak van deze verschillende resultaten en de bevindingen van dit onderzoek zijn weergegeven in het proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2025. In dit proces-verbaal staat vermeld dat bij dit goednummer sprake is van twee verschillende beschrijvingen van de verdovende middelen en twee verschillende sealbagnummers. De inhoud van de zak verdovende middelen met goednummer 6561241 en sealbagnummer 00940831 bestond uit crèmekleurige kristallen en het goed met goednummer 6561241 en sealbagnummer 00321694 heeft de opsporingsambtenaar niet in het beslaghuis kunnen vinden. In het laboratoriumrapport van 6 januari 2025 is het goed met goednummer 6561241 omschreven als ‘1 plastic zakje met crèmekleurige kristallen’ en is het SIN-nummer AARV3710NL genoemd. In het laboratoriumrapport van 21 oktober 2024 is het goed omschreven als ‘1 plastic zak met 1,00 kg witte kristallen en poeder’ en is geen SIN-nummer genoemd. Aangezien de omschrijving van het goed overeenkomt met het laboratoriumrapport van 6 januari 2025 en in dit rapport het SIN-nummer is genoemd, gaat de rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van het laboratoriumrapport van 6 januari 2025 en stelt de rechtbank vast dat het goed met goednummer 6561241 MDMA betreft.
Tabel 1: overzicht verdovende middelen
Goednummer
SIN
Werkzame stof
Gram
Herkomst informatie
6562034
AARV3724NL
Ketamine
4048
PV d.d. 3-12-2024
6561351
AARV3723NL
Ketamine
999
PV d.d. 3-12-2024
6561335
AARV3722NL
Ketamine
1013,2
PV d.d. 3-12-2024
6561362
AARV3721NL
Ketamine
1011,5
PV d.d. 3-12-2024
6561330
AARV3720NL
Ketamine
986,9
PV d.d. 3-12-2024
6561367
AARV3719NL
Ketamine
1001,4
PV d.d. 3-12-2024
6561340
AARV3718NL
Ketamine
1000,1
PV d.d. 3-12-2024
6561366
AARV3717NL
Ketamine
1000,4
PV d.d. 3-12-2024
6561354
AARV3716NL
Ketamine
1007
PV d.d. 3-12-2024
6561370
AARV3715NL
Ketamine
1003,3
PV d.d. 3-12-2024
6561358
AARV3714NL
Ketamine
1020,7
PV d.d. 3-12-2024
6561314
AARV3713NL
MDMA
1020,7
Rapport d.d. 6-1-2025
6561360
AARV3712NL
MDMA
1013,2
Rapport d.d. 6-1-2025
6561346
AARV3711NL
MDMA
1007,8
Rapport d.d. 6-1-2025
6561241
AARV3710NL
MDMA
1021,1
Rapport d.d. 6-1-2025
6562032
AARV3709NL
Ketamine
1030,6
PV d.d. 3-12-2024
6562032
AARV3708NL
Ketamine
1015,3
PV d.d. 3-12-2024
6561251
Onbekend
MDMA
999
Rapport d.d. 21-10-2024
6561374
AARV2503NL
Ketamine
988
Rapport d.d. 12-12-2024
De rechtbank stelt dan ook op basis van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte 5061,8 gram MDMA voorhanden heeft gehad en 17.125,4 gram ketamine zonder registratie in voorraad heeft gehad.
De rechtbank komt ook tot het oordeel dat het onder 2 en 3 ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen, op basis van de verklaring van verdachte en de verklaring van [naam 2] . Zowel [naam 2] als verdachte zelf hebben verklaard dat de verdovende middelen van een familielid van verdachte zijn. Door toestemming te geven om spullen bij verdachte thuis op te slaan, heeft verdachte een bijdrage van voldoende gewicht geleverd om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en een of meer anderen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in zijn woning samen met anderen, opzettelijk MDMA aanwezig heeft gehad en opzettelijk ketamine in voorraad heeft gehad, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.