ECLI:NL:RBAMS:2025:7521

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
13/297858-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij met betrekking tot meerdere oogsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de exploitatie van een hennepkwekerij. De officier van justitie vorderde de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 100.576,99, voortkomend uit de opbrengsten van de hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde medeplichtig was aan het telen van hennepplanten en dat er voldoende aanwijzingen waren voor andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op basis van een rapport van het Functioneel Parket Afpakken, waarin de opbrengsten en kosten van de hennepkwekerij zijn berekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde een aanzienlijk bedrag aan wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de exploitatie van de hennepkwekerij en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. Tevens is er geconstateerd dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde al voldoende is gecompenseerd door de matiging van de straf in de strafzaak. De beslissing van de rechtbank is genomen in het kader van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/297858-22 (ontneming)
Datum uitspraak: 30 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/297858-22, tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
adres in [land] : [adres 1] ,
hierna: veroordeelde.

1.Onderzoek op de zitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de officier van justitie en kennisgenomen van hetgeen de officier van justitie, mr. C. Nij Bijvank, veroordeelde en haar raadsman, mr. M. Veldman, naar voren hebben gebracht tijdens het onderzoek op de zitting van 19 augustus 2025.

2.Ontnemingsvordering

De vordering van de officier van justitie van 10 juli 2025 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De officier van justitie heeft ter zitting de oorspronkelijke vordering van € 402.307,96, bestaande uit het genoten voordeel van vier oogsten, gematigd tot een bedrag van € 12.000,-. Anders dan in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 11 mei 2021 is vermeld, vindt zij slechts bewezen dat veroordeelde medeplichtig is geweest aan het telen van hennep door het ter beschikking stellen van een pand waarvoor zij maandelijks huur en borg heeft ontvangen.

3.Grondslag van de vordering

Op grond van artikel 36e, tweede lid, Sr kan voordeel worden ontnomen dat is verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor diegene is veroordeeld of van andere strafbare feiten waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan.
Gezien de stukken in het dossier begrijpt de rechtbank de vordering zo dat dit gaat over andere strafbaar feiten dan het – kort gezegd - telen van hennepplanten op 8 juni 2020 en dat daarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door veroordeelde zijn begaan. Bij deze vordering gaat het dan om het (medeplichtig zijn aan) het telen van hennepplanten, resulterend in vier eerdere oogsten van hennepplanten in de periode voorafgaand aan de dag waarop de hennepplantage is aangetroffen, te weten 8 juni 2020.

4.Wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat veroordeelde door het onderverhuren van het pand waarin de hennepplantage is aangetroffen, medeplichtig is aan het telen van de hennepplanten. Het wederrechtelijk voordeel dient gelet daarop te worden afgeleid uit de verklaring van veroordeelde bij de politie in 2025 en op de zitting van 19 augustus 2025. Hieruit blijkt dat veroordeelde het pand onderverhuurde voor een bedrag van € 1.000,- per maand en dat zij € 3.000,- borg heeft ontvangen. Uit het politieonderzoek blijkt dat de hennepkwekerij al langere tijd in gebruik was en dat er vier oogsten zijn geweest. Omdat elke kweekcyclus 10 weken bedraagt, moet worden uitgegaan van een ontnemingsperiode van 40 weken, hetgeen ongeveer 9 maanden is. Dat betekent dat veroordeelde 9 maanden een huursom van € 1.000,- en daarnaast de borg van € 3.000,- ontving van de onderhuurder die de hennepkwekerij zou hebben geëxploiteerd, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 12.000,- bedraagt.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – onder verwijzing naar zijn op schrift gestelde pleitnota – op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat veroordeelde als medepleger of medeplichtige betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die in haar pand is aangetroffen. Gelet hierop moet de vordering ontneming worden afgewezen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Veroordeelde is bij vonnis van 2 september 2025 van deze rechtbank veroordeeld voor het op 8 juni 2020 opzettelijk telen van 948 hennepplanten en 4.336,76 gram hennep in een pand aan de [adres 2] in [plaats] . Anders dan de officier van justitie en de raadsman hebben betoogd, is de rechtbank dus van oordeel dat veroordeelde als pleger betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepplantage.
De rechtbank is ook van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de baten van andere strafbare feiten waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan, namelijk het exploiteren van de hennepkwekerij. Op grond van het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 11 mei 2021 (hierna: het rapport) [1] , het proces-verbaal van aantreffen van de hennepkwekerij [2] en de verklaring van veroordeelde bij de politie in 2020 [3] en 2021 [4] is aannemelijk dat er in ieder geval twee oogsten zijn geweest voorafgaand aan het aantreffen van de hennepplantage op 8 juni 2020. De rechtbank zal echter de oogst die volgens veroordeelde zou zijn geript niet meetellen, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat in totaal uit één oogst voordeel is genoten.
Ten aanzien van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van deze oogst sluit de rechtbank aan bij het rapport. In het rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel als volgt berekend.
Bruto opbrengst van de hennepkwekerij per oogst
In genoemd rapport van het Functioneel Parket Afpakken (blz. 2) is een tabel opgenomen met
daarin de opbrengst per hennepplant. Deze opbrengst is afhankelijk van de hoeveelheid hennepplanten op een vierkante meter (m2). (…)
Uit het rapport van het Functioneel Parket Afpakken kan verder blijken, dat indien het aantal
planten per m2 niet bekend is, uitgegaan kan worden van 15 planten per m2 (het aantal planten per m2 van de uit het onderzoek gebleken gemiddelde bij een Nederlandse illegale hennepkwekerij) en de daarbij met een betrouwbaarheid van 95% behorende gemiddelde opbrengst van 28,2 gram hennep per plant.
(…)
De verkoopprijs van hennep bedraagt volgens het rapport van het Functioneel Parket Af pakken € 4.070,- per kilogram.
Kweeklocatie A
In de kweeklocatie A, een ruimte van 48 m2, werden gevulde plantenbakken met steenwol
aangetroffen, waarin zich 412 afgeknipte stronken van hennepplanten bevonden.
(…)
Tevens werden een cannacutter, 3 filters en 21 lampen aangetroffen en lagen hennepresten op de grond. Het aantal planten per m2 was niet bekend, zodat, conform de richtlijnen van het Functioneel Parket Afpakken, uitgegaan kan worden van 15 planten per m2. De opbrengst per plant bedraagt dan 28,2 gram.
Kweeklocatie B
In de kweeklocatie B werden in totaal 536 planten aangetroffen met een gemiddelde hoogte van 100 cm.
Gemiddeld stonden 16 planten op een m2. De opbrengst per plant is dan volgens het rapport
van Functioneel Parket Afpakken 27,7 gram.
(…)
Totale bruto opbrengst:
Kweeklocatie A: 412 planten x 28,2 gram = 11.618,4 kilogram x € 4.070,00 = € 47.286,89
Kweeklocatie B: 536 planten x 27,7 gram = 14.874,2 kilogram x € 4.070,00 = € 60.428,10.
(…)
Totale bruto opbrengst over de kweeklocaties A en B bedraagt dan: € 107.714,99.In mindering te brengen kosten
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van het Functioneel Parket Afpakken als volgt:
Kweeklocatie A
Afschrijvingskosten : € 300,00
Hennepstekken : € 1.174,20
Variabele kosten : € 1.371,96
Totaal aan kosten Kweeklocatie A : € 2.846,16
Kweeklocatie B
Afschrijvingskosten : € 350,00
Hennepstekken : € 2.042,16
Variabele kosten : € 2.079,68
Totaal aan kosten Kweeklocatie B : € 4.471,84
(…)
De totale in mindering te brengen kosten bedragen dan: € 7.138,00
Recapitulatie wederrechtelijk verkregen voordeel Kweekruimten A en B:
Berekende bruto opbrengst per oogst : € 107.714,99
Berekende totale kosten : € 7.138,00
Totaal wederrechtelijk voordeel per oogst : € 100,576,99
Tegen de berekening is geen verweer gevoerd. De rechtbank neemt deze conclusie in het rapport over en stelt de hoogte van het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel genoten uit de oogst vast op € 100.576,99.

5.Verplichting tot betaling

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 100.576,99.
De rechtbank heeft geconstateerd dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De
rechtbank is echter van oordeel dat veroordeelde al voldoende is gecompenseerd door matiging van de in de strafzaak aan haar opgelegde straf wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank vindt daarin aanleiding in onderhavige ontnemingszaak te volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 100.576,99 (honderdduizend vijfhonderdzesenzeventig euro en negenennegentig eurocent).
Legt op aan [veroordeelde] de verplichting tot betaling van
€ 100.576,99 (honderdduizend vijfhonderdzesenzeventig euro en negenennegentig eurocent)aan de Staat.
Bepaalt de duur van de
gijzelingdie ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
1080 (duizendtachtig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Wiewel, voorzitter,
mrs. C. Bruil en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Brokkelkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2025.

Voetnoten

1.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel met rapportnummer PL1300-2020118838 van 11 mei 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] , pagina 4 onder het kopje ‘het wederrechtelijk verkregen voordeel’.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020118838-1 van 8 juni 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pagina’s 11-13.
3.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte met nummer PL1300-2020118838-6 van 9 juni 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4] , doorgenummerde pagina’s 105, een-na-laatste alinea.
4.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte met nummer PL1300-2020118838-16 van 14 mei 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] , digitale pagina 5, zevende alinea.