ECLI:NL:RBAMS:2025:752

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
13/316162-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel na winkeldiefstal met verslavingsproblematiek

Op 2 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 oktober 2024 in Amsterdam diverse verzorgingsproducten heeft gestolen uit een Albert Heijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd, het ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie, mr. E. Meppelink, heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd krijgt, gezien zijn recidive en verslavingsproblematiek. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.G. Meijer, heeft gepleit voor een minder zware maatregel, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te beschermen tegen zichzelf en om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft het reclasseringsadvies van 19 december 2024 in overweging genomen, waarin wordt gesteld dat de verdachte kampt met een hardnekkige verslaving en dat er een hoog recidiverisico is. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opgelegd, zonder de tijd in voorlopige hechtenis in mindering te brengen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/316162-24
Datum uitspraak: 2 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. E. Meppelink, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.G. Meijer, advocaat in Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Daarnaast is [naam reclasseringsmedewerker 1] , reclasseringswerker, als deskundige gehoord. Na de behandeling van de zaak heeft de rechtbank direct mondeling uitspraak gedaan.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 oktober 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, diverse verzorgingsproducten (waaronder crème en/of deodorant), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (vestiging [straatnaam] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. Om die reden wordt in
bijlage Ivolstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 3 oktober 2024 te Amsterdam, diverse verzorgingsproducten, waaronder crème en deodorant, die aan Albert Heijn (vestiging [straatnaam] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd.
8.2.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft primair verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen, maar te volstaan met de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de nadelige gevolgen van het opleggen van de ISD-maatregel niet in verhouding staan tot de mogelijke positieve gevolgen daarvan, omdat het recidiverisico ook kan worden ondervangen door bijzondere voorwaarden. Verdachte is inmiddels drie maanden clean en zeer gemotiveerd om zijn leven in positieve zin te veranderen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Met het plegen van deze winkeldiefstal heeft verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van anderen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 19 december 2024, opgemaakt door [naam reclasseringsmedewerker 2] . Dit advies houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. Er is sprake van een delictpatroon betreffende vermogensdelicten. Verdachte kampt met een hardnekkige crackverslaving, die ten grondslag ligt aan de strafbare feiten die verdachte pleegt. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog, gelet op de justitiële geschiedenis van verdachte, zijn middelenproblematiek en de instabiliteit op meerdere leefgebieden. Geadviseerd wordt daarom om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Binnen de ISD-maatregel adviseert de reclassering diagnostisch onderzoek met betrekking tot psychische problematiek (en indien geïndiceerd behandeling), een klinische behandeling gericht op middelengebruik, beschermd en/of begeleid wonen en ondersteuning bij een zinvolle daginvulling. Het inzetten van reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden is te risicovol en is eerder ontoereikend gebleken om de complexe problematiek en het bijbehorende patroon in delictgedrag te doorbreken. Verdachte heeft bij de reclassering immers de mogelijkheid om zich onttrekken aan reclasseringstoezicht, waarbij de kans op terugval op middelengebruik en delictgedrag groot is. Binnen het kader van de ISD zal
het zich onttrekken aan een eventuele behandeling leiden tot terugplaatsing binnen de PI, waardoor het risico op delictgedrag weggenomen wordt.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 2 januari 2025 [naam reclasseringsmedewerker 1] , reclasseringswerker in Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft voornoemd advies ter terechtzitting bevestigd. Hoewel verdachte geen ISD-maatregel opgelegd wil krijgen en gemotiveerd is om van zijn verslavingsproblematiek af te komen, is zij van mening dat het kader van een ISD-maatregel noodzakelijk is om verdachte, gelet op zijn verslaving, tegen zichzelf te beschermen. Verdachte heeft zich immers eerder onttrokken aan opgelegde bijzondere voorwaarden. Daarnaast is het wenselijk dat binnen de ISD-maatregel diagnostisch onderzoek wordt gedaan naar mogelijke psychische problematiek bij verdachte. Het is van belang dat dit onderzoek wordt uitgevoerd terwijl verdachte abstinent is, omdat het onderzoek anders kan worden beïnvloed door het drugsgebruik van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van 20 november 2024 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum van 3 oktober 2024 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De raadsvrouw heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen aan verdachte, dan wel om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen en verdachte daarmee nog een laatste kans te geven. Ondanks dat de rechtbank ziet dat verdachte sterk gemotiveerd is om van zijn drugsverslaving af te komen en geen misdrijven meer te plegen, heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat verdachte dit op eigen kracht voor elkaar kan krijgen buiten het kader van een ISD-maatregel. Verdachte moet dan immers het hoofd zien te bieden aan een zeer hardnekkige verslaving en heeft zich al eerder onttrokken aan reclasseringstoezicht. Binnen de ISD-maatregel kunnen interventies worden ingezet die verdachte nodig heeft om zowel zijn drugsproblematiek als zijn psychische problematiek aan te pakken, zodat recidive kan worden voorkomen.
De rechtbank oordeelt daarom dat het opleggen van een ISD-maatregel passend en geboden is en dat zij – mede gelet op het reclasseringsadvies van 19 december 2024 – geen mogelijkheid ziet om te volstaan met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf of een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de ISD-maatregel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. I. Mannen en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Bennett, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 januari 2025.
[(…)]
[(…)]
[(…)]