3.3.1Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde (medeplegen diefstal met geweld door middel van valse sleutels)
3.3.1.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangifte
Aangever [slachtoffer 1] (18 jaar) heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld op 3 februari 2024. Hij verklaart dat hij in de nacht van 2 februari 2024 op 3 februari 2024 in [club 1] was. Op 3 februari 2024 omstreeks 01.45 uur stapte hij in een Uber en werd vervolgens aan de achterzijde van het studentencomplex [adres 3] te Amsterdam afgezet. De bestuurder van de Uber (hierna: NN1) zei tegen hem dat hij € 100,- moest betalen. [slachtoffer 1] zei in de Engelse taal dat hij dit niet wilde betalen en liep weg. NN1 duwde [slachtoffer 1] , waardoor hij ten val kwam. [slachtoffer 1] verklaart vervolgens naar zijn woning te hebben gerend terwijl NN1 hem volgde. Op het moment dat [slachtoffer 1] zijn voordeur dicht wilde doen, zag hij dat NN1 met kracht de voordeur opengooide en zijn woning binnenkwam. NN1 pakte de € 300,- die op zijn tafel lag en verliet de woning. Daarna heeft [slachtoffer 1] overgegeven en is hij in slaap gevallen.
Omstreeks 05.00 uur werd [slachtoffer 1] wakker van een geluid. In zijn woning zag hij twee onbekende personen staan. Eén van deze personen zei tegen hem dat hij in bed moest blijven liggen en hield hem met kracht vast bij zijn linkerarm. [slachtoffer 1] zag dat de andere persoon ondertussen diverse goederen in zijn handen had. [slachtoffer 1] zei dat ze zijn spullen moesten laten staan, waarna de persoon de spullen liet vallen. Vervolgens renden de twee personen weg. Als gevolg van de incidenten heeft [slachtoffer 1] twee krasjes op zijn linkerhand, een bult op zijn voorhoofd en heeft hij last van zijn linkerkaak en zijn onderrug.
[slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte aangegeven welke goederen die nacht zijn weggenomen, waaronder een telefoon, een Macbook en zijn sleutels met daaraan een tag (hierna afwisselend sleutel of tag genoemd) die toegang geeft tot zijn woning.Hij heeft verklaard dat hij de enige persoon was die in het bezit was van deze tag en dat alleen zijn tag werkt op de deur van zijn studio en niemand anders toegang heeft tot zijn studio.
Camerabeelden
Er zijn camerabeelden beschikbaar van het studentencomplex van [slachtoffer 1] . In het proces-verbaal van bevindingen waarin die camerabeelden worden beschreven, is genoteerd dat [slachtoffer 1] onvast ter been het studentencomplex binnenkomt terwijl een tweede persoon (hierna: NN1) achter hem aanloopt. Zij stappen vervolgens samen de lift in, waarbij de verbalisant ziet dat [slachtoffer 1] zijn huissleutels in zijn bezit heeft. Aan deze sleutelbos zit een zwartkleurige flesopener. Vervolgens stappen [slachtoffer 1] en NN1 uit de lift. Hierna ziet de verbalisant dat NN1 via het trappenhuis naar beneden loopt en in zijn rechterhand een klein zwart voorwerp en in zijn linkerhand een voorwerp gelijkend op een bankbiljet vasthoudt. NN1 stapt vervolgens in een geparkeerde auto.
De verbalisant ziet verder op de camerabeelden dat er later die nacht twee personen (hierna: NN2 en NN3) het studentencomplex binnenlopen en in de lift stappen. Op de camerabeelden is te zien dat NN2 een sleutelbos met een zwarte flesopener vasthoudt. NN2 en NN3 verlaten de lift en stappen enige tijd later weer in de lift. Op dat moment geeft de telefoon van NN2 weer dat het 04.48 uur is. Vervolgens verlaten NN2 en NN3 wederom de lift om enige tijd later weer in de lift te stappen en op een andere verdieping de lift te verlaten. Later ziet de verbalisant dat NN3 via het trappenhuis naar beneden rent en dat hij een op een Apple laptop gelijkend voorwerp in zijn handen heeft. Kort hierna rent NN2 de trap af.
De persoon die te zien is op de camerabeelden en is aangeduid als NN2 in het proces-verbaal van bevindingen van de beschrijving van de camerabeelden, is door verbalisanten [verbalisant 1]en [verbalisant 2]herkend als verdachte. NN3 is door verbalisanten [verbalisant 3]en [verbalisant 4] en [verbalisant 5]herkend als [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ).
Naar aanleiding van een Instagram-post van de politie Amsterdam heeft [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) zichzelf herkend als NN1.
Verklaring verdachte
In zijn verhoor bij de politie op 25 september 2024 heeft verdachte verklaard dat hij naar het studentencomplex was gegaan om zijn ex-partner te bezoeken.Op 29 oktober 2024 komt verdachte op deze verklaring terug en verklaart hij dat hij wel aanwezig was tijdens de diefstal, maar dat hij niets heeft weggenomen en geen geweld heeft gebruikt. Hij was een groep personen tegengekomen in [club 2] en ging met één jongen en drie vrouwen mee naar [adres 4] . Verdachte kende dat gebouw omdat zijn ex-partner daar heeft gewoond. Een jongen (hierna: NN3) waarvan hij de naam niet kent zei dat hij wat moest ophalen en vroeg of verdachte mee ging. Verdachte ging daarmee akkoord. NN3 vroeg toen ze het gebouw via de noordkant binnen waren gekomen of verdachte de sleutel wilde vasthouden, waarna verdachte deze sleutel op verschillende deuren heeft geprobeerd. Op het moment dat de sleutel werkte en verdachte in de deuropening stond, zag hij dat er een been uit het bed stak en dat de bewoner opstond. Verdachte verklaarde dat hij zich realiseerde wat er ging gebeuren toen hij de tweede keer de lift in ging, uitstapte, de deur van de kamer open ging en NN3 niet kleren maar een laptop pakte. NN3 rende vervolgens weg. Verdachte maakte toen oogcontact met de bewoner en rende vervolgens ook weg. Verdachte is niet binnen geweest.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat NN3 voordat ze het gebouw binnen gingen de sleutel op het dak van zijn auto had gelegd. Verdachte had NN3 gevraagd of hij deze mocht pakken. Vervolgens is verdachte samen met NN3 en drie of vier vrouwen de auto uitgegaan. De vrouwen gingen ergens bij of in het studentencomplex naar de wc; hij is samen met NN3 naar binnen gelopen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij pas door had dat sprake was van een overval toen hij in de deuropening stond en zag dat de bewoner hem aankeek. Verdachte heeft niets gepakt en niemand aangeraakt.
Tussenconclusie geloofwaardigheid verklaring verdachte
Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, te weten dat hij alleen maar met de medeverdachte mee was in de veronderstelling dat medeverdachte iets ging ophalen en hij slechts in de deuropening van de studio van [slachtoffer 1] is blijven staan, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
De rechtbank neemt hierbij in de eerste plaats in aanmerking dat verdachte steeds wisselend heeft verklaard over wat er is gebeurd in het studentencomplex. Bij zijn eerste politieverhoor heeft hij verklaard dat hij in het studentencomplex was om zijn ex-partner te bezoeken, dat hij NN3 niet kende en dat hij zijn eigen huissleutel/tag vast had. Verdachte zweeg bij de rechter-commissaris over het tenlastegelegde en heeft ruim een maand later verklaard dat NN3 voor het portiek aan verdachte had gevraagd of hij de sleutel (tag) even vast wilde houden en dat hij wel bij de diefstal aanwezig was. Ter terechtzitting heeft hij weer anders verklaard over de wijze en het moment waarop hij over de tag kwam te beschikken. Namelijk dat NN3 de sleutel op de auto had gelegd en dat verdachte zelf had gevraagd of hij deze mocht pakken.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het alternatieve scenario wordt weerlegt door het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden beschreven. Verdachte heeft verklaard dat hij met NN3 is meegegaan om iets in een woning op te halen. In een dergelijke situatie is het aannemelijk dat zij direct naar de betreffende woning toe zouden gaan. Op de beelden is echter te zien dat verdachte en NN3 op verschillende verdiepingen uitstappen, hetgeen niet overeenkomt met verdachtes verklaring. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat hij heeft geprobeerd om meerdere voordeuren te openen door middel van de sleutel. Aangezien verdachte het studentencomplex kende via zijn ex-partner, had hij kunnen en moeten weten dat de sleutel, met daaraan een unieke tag, op één specifieke voordeur paste.
Verder heeft verdachte geen aannemelijke verklaring afgelegd over de herkomst van de sleutel, terwijl hij – zoals zojuist uiteengezet – had kunnen en moeten weten dat slechts één sleutel met unieke tag toegang geeft tot een woning.
Tegenover de verklaring van verdachte staat de verklaring van [slachtoffer 1] dat er twee onbekende personen in zijn woning stonden.
Ten slotte bevat het dossier geen aanknopingspunten voor de verklaring van verdachte dat hij met meerdere vrouwen bij het studentencomplex is geweest. Op de camerabeelden van het studentencomplex zijn alleen verdachte en NN3 te zien.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en schuift deze terzijde.
Tussenconclusie incidenten 01.00 uur en 05.00 uur
De rechtbank gaat op basis van de feiten en omstandigheden ervan uit dat medeverdachte [medeverdachte 2] de sleutel met daaraan de unieke tag heeft weggenomen toen hij omstreeks 01.00 uur in de woning van [slachtoffer 1] was. Gelet op de relatief beperkte tijdspanne tussen deze wegnemingshandeling en het moment dat verdachte in het studentencomplex met deze specifieke sleutel wordt gezien, stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 2] de sleutel op enig moment aan verdachte heeft overhandigd en dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ervan op de hoogte moeten zijn geweest dat het waarschijnlijk was dat [slachtoffer 1] in de woning aanwezig was.
3.3.1.2 Bewijsoverweging inzake zaak A (medeplegen diefstal met geweld door middel van valse sleutels)
Gelet op de onder 3.3.1.1 genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] de laptop van [slachtoffer 1] heeft weggenomen en dat deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] . Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben zich de toegang tot de woning van [slachtoffer 1] verschaft door gebruik te maken van een valse sleutel, namelijk een sleutel met een unieke tag.
In vereniging
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven, volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen het studentencomplex zijn binnengelopen. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte in de lift over de sleutel/tag van aangever beschikte. Ook volgt uit de beschrijving van de camerabeelden dat zij steeds samen op verschillende verdiepingen uit de lift zijn gestapt. Verdachte heeft verklaard dat hij met de sleutel op verschillende verdiepingen verschillende deuren heeft geprobeerd te openen. Vervolgens hebben zij middels de sleutel allebei de woning van [slachtoffer 1] betreden, waarna medeverdachte [medeverdachte 1] de laptop heeft gepakt. Zij hebben het gebouw gezamenlijk verlaten via het trappenhuis. Hieruit blijkt de nauwe en bewuste samenwerking. Hun rollen waren daarbij vergelijkbaar en inwisselbaar. De rechtbank acht daarom medeplegen bewezen. De omstandigheid dat niet exact kan worden vastgesteld wie tijdens de diefstal welke geweldshandelingen heeft verricht, staat hier niet aan in de weg.
Oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening
De rechtbank is op grond van de genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat uit het handelen van verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] duidelijk blijkt dat het hun bedoeling was zich goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Hierdoor kan het vereiste oogmerk op de wegnemingshandeling bewezen worden geacht.
Geweldshandelingen
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat er geen geweldshandelingen zijn verricht. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt immers dat tegen hem op dreigende wijze werd gezegd dat hij in bed moest blijven liggen en dat hij werd vastgepakt en op bed werd vastgehouden.
Verdachte is met medeverdachte [medeverdachte 1] in de nacht met een gestolen sleutel een klein appartement binnendrongen om geld of goederen van hun gading te pakken, terwijl hij wist dat de bewoner daar hoogstwaarschijnlijk aanwezig was. Niet is gebleken dat verdachte wist waar die goederen precies gevonden konden worden of dat hij ervan uit ging dat deze goederen vrijwillig afgegeven zouden worden. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat geweld of dreiging met geweld gebruikt zou worden om het bezit van geld of goederen te verzekeren.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel vergezeld van geweld.
3.3.2Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde (verduistering)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangever [slachtoffer 2] doet aangifte namens haar zoon [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) van verduistering dan wel diefstal van een iPhone 11. [slachtoffer 2] heeft in haar aangifte verklaard dat [slachtoffer 3] op 13 augustus 2021 in Rotterdam een videoclip aan het opnemen was en dat onder andere verdachte daarbij aanwezig was. Verdachte vroeg aan [slachtoffer 3] of hij zijn telefoon mocht lenen. [slachtoffer 3] ging akkoord en gaf zijn toegangscode. Verdachte verklaarde tegen [slachtoffer 3] dat hij zijn telefoon terug op tafel had gelegd, deze bleek daar echter niet te liggen.
Op 16 augustus 2021 zag de nicht van [slachtoffer 2] dat verdachte in het bezit was van de telefoon van [slachtoffer 3] en dat de toegangscode was veranderd.
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] waren op 16 augustus 2021 in de woning van verdachte op [adres 2] . De moeder van verdachte verklaarde dat verdachte werd gebeld door de eigenaar van de telefoon. De eigenaar kon aantonen dat de telefoon aan haar toebehoorde door het IMEI-nummer te delen. De moeder van verdachte zag dat dit nummer overeenkwam met het IMEI-nummer van de telefoon van verdachte.
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij de telefoon van [slachtoffer 3] had geleend en vervolgens heeft meegenomen. Ook heeft hij verklaard dat het zou kunnen dat hij de toegangscode heeft veranderd.
Conclusie
Verdachte heeft de telefoon onder zijn bereik gebracht en is daar als heer en meester over gaan beschikken. Aangezien verdachte wist dat de telefoon niet aan hem toebehoorde en hij de telefoon bij zich heeft gehouden, is sprake van het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de telefoon door verdachte. Daar komt bij dat verdachte de toegangscode heeft veranderd. De rechtbank acht derhalve bewezen dat sprake is van verduistering.