Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
gedaagde partij in voorwaardelijke reconventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
Na verder debat is vonnis bepaald op 9 oktober 2025.
2.De feiten
2.3. Op 12 mei 2022 heeft Rizzani als aannemer een overeenkomst gesloten met het Europees Ruimteagentschap (European Space Agency), hierna ESA, voor het ontwerp en de bouw van het Hertz 2.0- gebouw op het terrein van ESA in Noordwijk.
acting through its branch offices with registered address at [adres] , Amsterdam”) een overeenkomst gesloten met Albatross om een deel van de onder 2.3 genoemde werkzaamheden (de werkzaamheden aan de anechoïsche kamer) te laten verrichten door Albatross. Ingevolge artikel 34.1 van de overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. In artikel 34.2 van de overeenkomst is een arbitragebeding opgenomen dat het ICC als bevoegde arbiter aanwijst en dat Amsterdam aanwijst als plaats van arbitrage.
Outstanding amounts relating to works performed prior to 16 April 2025 will be addressed within the restructuring plan currently being finalized; the Company is confident that the plan will set out transparent and reliable timelines for the orderly settlement of such claims.
3.Het geschil
1.
primairbetaling van € 478.831,97, bij wijze van voorschot, te vermeerderden met de wettelijke (handels)rente vanaf 11 augustus 2025;
2.
subsidiairbetaling van € 360.000,-, althans een in goede justitie te betalen bedrag, bij wijze van voorschot;
3. betaling van de proceskosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
in conventiehet volgende ten grondslag. Artikel 16 van de overeenkomst bevat de betalingsprocedure. Hieruit volgt dat Rizzani in acht deeltermijnen voor de overeengekomen werkzaamheden moet betalen en dat zij de laatste deeltermijn moet betalen “
after Provisional Acceptance by Contractor”. Voor iedere deeltermijn geldt dat Albatross Rizzani dient te voorzien van een verklaring waarin Albatross specificeert welke werkzaamheden zijn verricht en tot welk bedrag zij gerechtigd meent te zijn (
Working Progress Statement). Binnen tien dagen na ontvangst hiervan dient Rizzani deze goed te keuren of af te wijzen, maar zij moet haar goedkeuring verlenen voor zover de daarin omschreven werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht. Goedkeuring vindt plaats door middel van afgifte van een IPC-nummer voor de betreffende factuur. Na goedkeuring moet de betreffende factuur binnen 30 dagen worden betaald. Op de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft de advocaat van Albatross verklaard dat in de praktijk geen
Working Progress Statementswerden afgegeven, maar dat Albatross lijsten bijhield waarop stond welke werkzaamheden waren verricht en dat zij vervolgens facturen zond met specificaties. Die facturen zijn ook betaald door Rizzani, met dien verstande dat zij vanaf februari 2024 structureel te laat betaalde. Om die reden heeft Albatross de werkzaamheden meerdere keren opgeschort. Dit heeft er ook toe geleid dat Albatross een eerste keer conservatoir beslag heeft gelegd in februari 2025. Toen partijen naar aanleiding daarvan een schikking hebben getroffen, heeft Albatross haar werkzaamheden in de week van 14 april 2025 in goed vertrouwen hervat. Op 24 juli 2025 heeft de
Provisional Acceptanceplaatsgevonden, waardoor de laatste deeltermijn gefactureerd kon worden. Daarnaast heeft Albatross op verzoek van Rizzani aanvullende werkzaamheden uitgevoerd en ook daarvoor is gefactureerd. Beide facturen dateren van 28 juli 2025 en voor beide facturen heeft Albatross tijdig verzocht om afgifte van de IPC-nummers. Bij brief van 11 augustus 2025 (als reactie op de tweede betalingsherinnering) heeft Rizzani gewezen op de CNC-procedure en het standpunt ingenomen dat zij als gevolg daarvan niet verplicht kon worden om de IPC-nummers te verstrekken. Vóór ontvangst van die brief is Albatross nimmer geïnformeerd over de CNC-procedure. Albatross heeft dus ook niet de mogelijkheid gehad haar werkzaamheden op te schorten of op andere wijze haar positie te beschermen. Nu betaling opnieuw uitblijft, heeft Albatross voor de tweede keer conservatoir beslag gelegd. Dit kort geding geldt als de eis in de hoofdzaak in het kader van dat beslag. Ondanks dat Rizzani geen IPC-nummers heeft afgegeven (zij heeft de termijn van tien dagen ruimschoots overschreven), zijn de facturen naar Nederlands recht opeisbaar. De CNC-procedure staat niet aan betaling in de weg omdat die alleen ziet op werkzaamheden die zijn verricht vóór 16 april 2025, zoals blijkt uit de brief van Rizzani van 11 augustus 2025 (zie 2.7). Albatross heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van haar vordering omdat het openstaande bedrag ongeveer 20% vormt van haar jaarlijkse nettowinst. Zij kan het zich dus niet permitteren de uitkomst van een ICC-arbitrage af te wachten.
4.De beoordeling
acting through its branch offices with registered address at [adres] , Amsterdam, registered at the chamber of commerce with KvK n. 76335534(…)”. De relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is gebaseerd op artikel 99 lid 1 Rv (woonplaats gedaagde) in samenhang met de artikel 1:10 BW en 1:14 BW. Uit dit laatstgenoemde artikel volgt dat ook de plaats waar een filiaal is gevestigd, als woonplaats kan gelden.
Working Progress Statementverzonden. Albatross zou daarom geen recht hebben op betaling van de facturen. Dit verweer gaat niet op. Voldoende aannemelijk is dat eerdere facturen zijn voldaan zonder dat sprake was van een
Working Progress Statement.Kennelijk was het staande praktijk dat Rizzani betaalde aan de hand van gespecificeerde nota’s, zoals Albatross heeft verklaard. In de brief van Rizzani van 11 augustus 2025 (zie 2.7) en in de e-mail van de advocaat van Rizzani van 27 augustus 2025 (zie 2.10) is ook geen melding gemaakt van het ontbreken van
Working Progress Statements. Dit verweer is pas opgeworpen in de conclusie van antwoord. Dit duidt er voorshands eveneens op dat de
Working Progress Statementsin de praktijk niet werden vereist om tot betaling over te gaan.
final invoice) gaat niet op. Voor betaling van de laatste factuur is immers volgens artikel 16 van de overeenkomst
provisional acceptancevoldoende. De
provisional acceptanceheeft plaatsgevonden op 24 juli 2025. Daarin is opgenomen dat het werk is geaccepteerd (
The work is accepted) ondanks dat nog sprake is van bepaalde opleverpunten (
defects to be performed). Dat sprake is van opleverpunten (zoals verfwerk dat bijgewerkt moet worden, kabels die moeten worden aangesloten en deuren die nog moeten worden afgesteld, zoals Rizzani op de zitting heeft aangevoerd) staat dus niet in de weg aan betaling van de laatste factuur. Dit volgt voorshands ook niet uit artikel 18 van de overeenkomst, zoals Rizzani heeft aangevoerd. Dit artikel gaat over de wijze waarop de laatste inspectie dient plaats te vinden en zegt niet dat de laatste factuur pas moet worden betaald als alle werkzaamheden zijn verricht. Rizzani heeft op de mondelinge behandeling van dit kort geding ook erkend dat dit “niet letterlijk” staat in artikel 18 van de overeenkomst. Ook hier geldt overigens dat Rizzani dit verweer niet eerder heeft opgeworpen, bijvoorbeeld in haar brief van 11 augustus 2025 of in de e-mail van haar advocaat van 27 augustus 2025.