ECLI:NL:RBAMS:2025:7307

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
AMS 25/1442
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring mantelzorg door de gemeente Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 30 september 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring voor mantelzorg ongegrond verklaard. Eiseres, een 51-jarige alleenstaande vrouw, heeft verzocht om een urgentieverklaring omdat haar dochter, die haar mantelzorger is, in Amsterdam woont. Eiseres stelt dat de afstand tussen haar woonplaats en Amsterdam belemmerend is voor het verlenen en ontvangen van adequate mantelzorg. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag op basis van de beroepsgronden die eiseres aanvoert. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij alle voorliggende voorzieningen heeft benut, wat een vereiste is voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. De rechtbank wijst erop dat eiseres in het bezit is van een urgentieverklaring voor een gelijkvloerse woning in haar woonplaats, maar ervoor kiest deze niet te gebruiken. De rechtbank oordeelt dat de keuze om geen gebruik te maken van deze mogelijkheid voor eigen rekening en risico komt. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat professionele hulp niet de geschikte oplossing voor haar is en dat haar situatie zo schrijnend is dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd zou zijn. De rechtbank benadrukt dat de belangen van andere woningzoekenden in Amsterdam ook in overweging moeten worden genomen. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 25/1442

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.G.M. Balak),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. F.M.E. Schuttenhelm).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring. Eiseres is het hier niet mee eens, zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1.
Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 4 september 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven omdat eiseres niet alle voorliggende voorzieningen heeft benut en daarom niet voldoet aan de voorwaarden voor de urgentiecategorie mantelzorg.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond
3. Eiseres is een 51-jarige alleenstaande vrouw en woont sinds 2016 in [woonplaats] . Haar dochter woont in Amsterdam in een onzelfstandige studentenwoning. Eiseres heeft verweerder verzocht om een mantelzorgurgentie omdat haar dochter, die tevens haar mantelverzorgster is, in Amsterdam woont en de afstand tussen [woonplaats] en Amsterdam te belemmerend is om adequate mantelzorg te verlenen en ontvangen. De dochter van eiseres komt ieder weekend naar [woonplaats] om mantelzorg te verlenen. Daarnaast ontvangt eiseres wekelijks 2,5 uur hulp bij het huishouden van een zorgaanbieder en één keer per week heeft zij contact met een psycholoog via Buurtzorg. Eiseres heeft begeleiding nodig bij haar bezoeken aan het AMC ziekenhuis in Amsterdam, waar zij binnenkort een medische behandeling verwacht te starten. Eiseres heeft, naast de progressieve ziekte Niemann-Pick, in 2009 een Posttraumatische stressstoornis (PTSS) opgelopen. Door de grote fysieke afstand wordt praten met en het ontvangen van troost van haar familie en dochter, die in Amsterdam wonen, belemmerd waardoor eiseres vereenzaamt en geïsoleerd raakt. Eiseres wenst naar een gelijkvloerse woning zonder trappen of met lift te verhuizen.
Zijn alle voorliggende voorzieningen benut?
4.1.
Verweerder heeft bij de bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid. Uit de bepalingen van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2024 (Hvv) en de uitwerking daarvan in de Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2024 (de Nadere regels) blijkt dat verweerder alleen in uitzonderlijke gevallen een urgentie verleent. Doet zich een weigeringsgrond voor, dan wordt de aangevraagde urgentie door verweerder afgewezen. Dit strikte beleid van verweerder is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen om een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [1]
4.2.
Een aanvraag voor urgentiecategorie mantelzorg wordt beoordeeld op basis van de algemene weigeringsgronden van artikel 2.10.5 van de Hvv met uitzondering van artikel 2.10.5, eerste lid, onder i, van de Hvv (lokale binding). Op grond van het vierde lid van dit artikel kan een urgentieverklaring voor mantelzorg alleen worden verleend indien de aanvrager tot ten minste één van de genoemde urgentiecategorieën in artikel 2.10.6 van de Hvv behoort. Eiseres doet beroep op onderdeel b van dat artikel. Hieruit volgt dat slechts een urgentieverklaring kan worden verleend indien de voorziening in de behoefte aan woonruimte als gevolg van het verlenen of ontvangen van mantelzorg naar het oordeel van verweerder voor de aanvrager dringend noodzakelijk is. Om te bepalen of er sprake is van een ‘dringende noodzaak’ heeft verweerder criteria geformuleerd in artikel 6 van de Nadere regels. Een van de criteria is dat alle voorliggende voorzieningen zijn benut. Deze voorwaarde is neergelegd in artikel 6, sub g, van de Nadere regels en luidt als volgt:
‘De voorliggende voorzieningen worden al benut, hiermee worden bedoeld alle professionele hulp, zorg, begeleiding of ondersteuning die redelijkerwijs verkrijgbaar is en de behoefte aan mantelzorg verlicht, waaronder;
- Hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen en/of overige voorzieningen die de gemeente biedt onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo);
- Wijkverpleging, thuiszorg of andere zorg die verkregen worden via de zorgverzekering;
- Zorg op basis van de Wet Langdurige Zorg (Wlz)’.
4.3.
Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij niet alle voorliggende voorzieningen heeft benut. Gelet op de problematiek en de
benodigde ondersteuning is professionele hulp niet de geschikte oplossing voor eiseres. Eiseres heeft al jaren hulp nodig van haar dochter als mantelzorgster bij vrijwel alle huishoudelijke taken. Bovendien heeft eiseres ondersteuning nodig van haar dochter bij de psychische en lichamelijke klachten die zij ondervindt. Zo bevestigt de longarts ([naam 1]) van eiseres dat mantelzorg nodig is om haar te ondersteunen bij haar slechte longfunctie. De benodigde hulp is volgens eiseres niet planbaar en haar fysieke aandoening is onberekenbaar, hetgeen ook grote impact heeft gehad op eiseres geestelijke gesteldheid. Door de complexe hulpvraag van eiseres moet haar familie continu voor haar klaar kunnen staan. Een ambulante begeleider kan deze hulp niet bieden, omdat die niet 24 uur per dag voor eiseres beschikbaar zal zijn. Bovendien kan eiseres ieder moment starten met een medische behandeling in Amsterdam UMC, locatie AMC (AMC) waarvoor zij om de week naar Amsterdam moet reizen. Eiseres heeft recht om te reizen met een zorgtaxi maar volgens eiseres is in de praktijk gebleken dat dit onverantwoord is, zonder een begeleider die met haar meegaat naar Amsterdam. Dergelijke begeleiding wordt niet geleverd door Zorgvervoercentrale Nederland. Daarnaast kampt eiseres met angst en depressies en leeft zij een geïsoleerd leven. Ook door haar psycholoog [naam 2] wordt bevestigd dat het bevorderlijk zal zijn voor het welzijn van eiseres om naar Amsterdam te verhuizen vanwege de mantelzorg en dit zou ook een goed middel zijn om haar sociale isolement te doorbreken.
4.4.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat alle voorliggende voorzieningen zijn benut. Eiseres stelt dat professionele hulp niet de geschikte oplossing is voor haar, maar heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd.
Zij voert aan dat haar longarts heeft verklaard dat zij mantelzorg nodig heeft in verband met haar longaandoening. Volgens eiseres gaat het om niet planbare zorg. Dit heeft eiseres echter niet onderbouwd. Eiseres heeft een sterk verminderende longfunctie, waardoor zij moeite heeft met wandelen en traplopen. Onduidelijk is waarom zij enkel zou zijn aangewezen op mantelzorg door haar dochter en dat de hulp die zij nodig heeft niet planbaar zou zijn. Daarnaast is van belang dat eiseres in het bezit is van een urgentieverklaring voor een gelijkvloerse woning in [woonplaats] . De keuze van eiseres om geen gebruik te willen maken van deze mogelijkheid om te verhuizen naar een woning zonder trappen, komt voor eigen rekening en risico. Over de bezoeken aan het AMC in Amsterdam heeft eiseres op de zitting toegelicht dat zij, eenmaal aangekomen bij het AMC met de zorgtaxi, tijdens de behandeling begeleid kan worden door haar familieleden uit Amsterdam. Dat dit een onverantwoorde situatie oplevert, is verder niet onderbouwd. Als de huidige zorgverlening onvoldoende is, had eiseres een gewijzigde zorgindicatie kunnen aanvragen, bijvoorbeeld op het gebied van thuiszorg of ambulante begeleiding op grond van de Wmo. Niet is gebleken dat eiseres heeft geprobeerd de zorgverlening uit te breiden. De conclusie is dat nog niet alle voorliggende voorzieningen optimaal zijn benut die de zorgtaken van de dochter van eiseres als mantelzorger kunnen verlichten. Dit betekent dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde in artikel 6, onder g, van de Nadere regels. De rechtbank begrijpt dat het bevorderlijk zou zijn voor het welzijn van eiseres om naar Amsterdam te verhuizen en dat dit ook een goed middel zou zijn om haar sociale isolement te doorbreken, maar dit is onvoldoende om aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring te voldoen.
Wmo
5.1.
Verder voert eiseres aan dat verweerder miskent dat de Wmo uitgaat van eigen verantwoordelijkheid en de inzet van het sociaal netwerk, waaronder de inzet van mantelzorg. Door eiseres met een beperkte motivering te verwijzen naar zorg op grond van de Wmo, terwijl zij met deze voorgenomen verhuizing juist concreet invulling geeft aan haar eigen verantwoordelijkheid en het activeren van haar sociale netwerk in de vorm van mantelzorg, wordt onvoldoende recht gedaan aan de doelstellingen en de systematiek van deze wet. Eiseres verwijst hierbij naar een passsage uit de Memorie van Toelichting (MvT) van de Wmo 2015: “Het werk van mantelzorgers draagt in het algemeen veel bij aan de kwaliteit van leven van een cliënt. Mantelzorgers weten immers vaak het beste wat de werkelijke behoefte is van een cliënt. Daarom zet de regering in op het versterken van de positie van mantelzorgers en vrijwilligers, op het verlichten van mantelzorg en vrijwilligerswerk en op het beter verbinden van informele en formele ondersteuning en zorg”. [2] Volgens eiseres had verweerder dit uitgangspunt moeten meewegen in de belangenafweging.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de geciteerde passage uit de MvT bij de Wmo niet in de weg staat aan de conclusie van verweerder dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet voor een urgentieverklaring op grond van de Huisvestingswet. Het gaat hier namelijk om verschillende toetsingskaders. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat bij de opstelling van de regelgeving betreffende de mantelzorgurgentie door de regelgever al een afweging van de diverse belangen heeft plaatsgevonden. Bij de beoordeling van deze urgentieaanvraag hoefde verweerder daarom niet ook de doelstellingen van de Wmo te betrekken. Bij een eventuele aanvraag door eiseres voor zorg op grond van de Wmo kan worden beoordeeld of mantelzorg in haar geval beschikbaar is en daar rekening mee worden gehouden volgens de doelstellingen van de Wmo. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Hardheidsclausule
6. Voor zover eiseres gelet op haar situatie een beroep heeft willen doen op de hardheidsclausule, overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel de rechtbank het begrijpelijk en invoelbaar vindt dat eiseres liever zorg van haar dochter wilt ontvangen dan zorg van anderen, betekent dit niet dat sprake is van een situatie die zo schrijnend is dat verweerder onder toepassing van de hardheidsclausule eiseres alsnog de urgentieverklaring zou moeten verlenen. Daarbij wordt in ogenschouw genomen dat verweerder ook de belangen behartigt van de vele woningzoekenden in Amsterdam en dat de hardheidsclausule blijkens het beleid van verweerder alleen in zeer uitzonderlijke gevallen wordt toegepast.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C.M. Schilder, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:628.
2.Kamerstukken II, 2013-2014, 33 841, nr. 3 (MvT), p. 48.