ECLI:NL:RBAMS:2025:7282

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
13/277324-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

Op 3 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de teelt van hennep. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, toegewezen en vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter hoogte van € 826.467,82. De zaak volgde op een eerdere strafzaak waarin de veroordeelde op 5 september 2025 was veroordeeld voor het telen van hennepplanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet alleen op 24 december 2020 hennepplanten heeft geteeld, maar dat er voldoende aanwijzingen zijn dat hij dit al sinds 6 maart 2018 deed. De officier van justitie had een ontnemingsrapport opgesteld waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 962.491,46, maar de rechtbank heeft dit bedrag gematigd tot € 826.467,82 na aftrek van een vordering van de benadeelde partij Liander N.V. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank de feiten en omstandigheden rondom de hennepkwekerij en de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitvoerig heeft behandeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/277324-22 (ontneming)
Datum uitspraak: 3 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de ontnemingszaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] , [woonplaats] ,
hierna: veroordeelde.

1.Procesverloop en onderzoek ter terechtzitting

Op 7 november 2022 heeft verbalisant [naam verbalisant 1] een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: ontnemingsrapport) opgesteld, over het door veroordeelde mogelijk behaalde voordeel. Op 22 augustus 2025 is de onderliggende strafzaak tegen veroordeelde behandeld en op 5 september 2025 is in die zaak uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en heeft kennisgenomen van hetgeen door de officier van justitie tijdens het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2025 naar voren is gebracht.

2.Ontnemingsvordering

De vordering van de officier van justitie van 23 juli 2025 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De officier van justitie heeft ter zitting de oorspronkelijke vordering van € 994.616,49 gematigd tot een bedrag van € 962.491,46.

3.Grondslag van de vordering en wederrechtelijk verkregen voordeel

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op een bedrag van € 962.491,46 minus het toegewezen bedrag van de vordering van de benadeelde partij Liander N.V. (hierna: Liander). De onderbouwing van dit bedrag volgt uit het ontnemingsrapport en het schriftelijk standpunt van de officier van justitie. De vordering van de officier van justitie valt hoger uit dan het bedrag uit de ontnemingsrapportage omdat de officier van justitie uitgaat van het toevoegen van CO2 waardoor er in plaats van 14 oogsten uitgegaan moet worden van 17 oogsten.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in het vonnis van de onderliggende strafzaak op 5 september 2025 – onder meer – bewezenverklaard dat veroordeelde op 24 december 2020 een aantal van 430 hennepplanten en 13 hennepstekken heeft geteeld. [1]
De verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel kan op grond van het bepaalde in artikel 36e, tweede lid, Sr worden opgelegd aan degene die is veroordeeld voor een strafbaar feit en die voordeel door dat feit of uit de baten daarvan heeft verkregen. Ook kan wederrechtelijk verkregen voordeel uit andere strafbare feiten, waarover voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan, worden ontnomen. Buiten redelijke twijfel moet vaststaan dat de betrokkene die andere strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van of uit baten van andere strafbare feiten dan het telen van hennep op 24 december 2020, namelijk het telen van hennep gedurende een langere periode. Uit het ontnemingsrapport [2] en het daarop door de officier van justitie gegeven schriftelijk standpunt, het proces-verbaal van het aantreffen van de hennepkwekerij [3] en het proces-verbaal van bevindingen van het binnentreden van de woning [4] leidt de rechtbank voldoende aanwijzingen af voor het bestaan van de hennepkwekerij sinds in ieder geval 6 maart 2018.
Bij het aantreffen van de hennepkwekerij op 24 december 2020 bleek dat de woning sterk was vervuild en beschimmeld. Er werden hennepplantresten aangetroffen door de hele woning (waaronder 10 vuilniszakken op de bovenste trap), op kalk gelijkende afzettingen op zeil en aan de onderzijde van de potten, gebruikte koolstoffilters, stof op voorwerpen en 60 vuilniszakken met potgrond met daarin gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten. Daarnaast werd op een aantal goederen een productiedatum aangetroffen. Diverse stroomkabels dateerden van 20 oktober 2017 en een slakkenhuis dateerde van 22 december 2018. Tijdens het onderzoek bleek dat er op 6 maart 2018 ook al een MMA-melding was gedaan dat er in de woning een hennepkwekerij aanwezig zou zijn. De politie is toen ter plaatse gegaan en heeft gezien dat de ramen van de woning waren afgedekt. De rechtbank trekt uit genoemde feiten en omstandigheden de conclusie dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de hennepkwekerij in ieder geval op 6 maart 2018 al in werking was.
Het plegen van andere strafbare feiten door de veroordeelde kan op grond van vorenstaande in ieder geval vanaf de datum van de MMA-melding over de hennepkwekerij, te weten 6 maart 2018, buiten redelijke twijfel worden vastgesteld. De grondslag voor ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is naar het oordeel van de rechtbank daarom een ander feit of andere feiten zoals bedoeld in artikel 36e, tweede lid, Sr.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Vervolgens moet worden geschat wat het wederrechtelijk verkregen voordeel is uit de hennepkwekerij sinds 6 maart 2018. De rechtbank schat het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de hand van de uitgangspunten die zijn geformuleerd in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van 1 juni 2016 van het Functioneel Parket Afpakken van het Openbaar Ministerie (hierna: rapport). Die uitgangspunten zijn, met enige aanvulling, overgenomen in het ontnemingsrapport van het Openbaar Ministerie voor deze zaak.
Aantal oogsten
In het ontnemingsrapport is uitgegaan van een groei-, bloei- en oogsttijd van de hennepplanten van 10 weken. Uit het proces-verbaal van het aantreffen van de hennepkwekerij [5] blijkt echter dat er gebruik is gemaakt van CO2-toevoeging. Dit kan leiden tot een vermindering van de kweekduur met één tot twee weken. De rechtbank gaat, anders dan de officier van justitie, uit van een vermindering van de kweekduur met één week en dus van een kweekduur van 9 weken. Uit het proces-verbaal van bevindingen van het binnentreden van de woning [6] blijkt dat de levensduur van de op 24 december 2020 aangetroffen hennepplanten in ruimte A werd ingeschat op 9 weken. De rechtbank acht een kortere kweekduur van 9 weken daarom aannemelijk.
De periode tussen 6 maart 2018 en 24 december 2020 bedraagt 146 weken. Voor de berekening van het aantal oogsten moet van dit aantal weken nog de opbouwtijd van de hennepkwekerij van 2 weken en het aantal weken van de aangetroffen kweek worden afgetrokken. In het proces-verbaal van het binnentreden van de woning wordt onderscheid gemaakt tussen de levensduur van de hennepplanten in ruimte A (9 weken) en ruimte B (7 weken). De rechtbank gaat daarom in het voordeel van veroordeelde uit van de 9 weken die in het ontnemingsrapport worden genoemd. Dit komt neer op een totaal van 135 weken. Door dit aantal weken te delen door de kweekduur van 9 weken komt de rechtbank voor beide ruimten uit op een totaal van 15 eerdere oogsten.
Opbrengst
Kweekruimte A
Uit het ontnemingsrapport blijkt dat er in ruimte A 294 planten stonden en 14,7 planten per vierkante meter, afgerond 15 planten per vierkante meter. Daarbij hoort een gemiddelde opbrengst per oogst van 28,2 gram. Aangezien er gebruik is gemaakt van CO2-toevoeging, is de opbrengst per kweek ten opzichte van het rapport met 20% verhoogd. Het aantal gram per oogst bedraagt daarmee 294 planten x 28,2 gram x 1,2 (extra opbrengst vanwege CO2-toevoeging) = 9.948,96 gram. Volgens het ontnemingsrapport kan de gemiddelde verkoopprijs worden vastgesteld op € 4,07 per gram. Hiervan uitgaande, stelt de rechtbank de opbrengst per oogst in kweekruimte A vast op 9.948,96 gram x € 4,07 = € 40.492,26.
Kweekruimte B
Uit het ontnemingsrapport blijkt dat er in ruimte B 136 planten stonden en 13,6 planten per vierkante meter, afgerond 14 planten per vierkante meter. Daarbij hoort een gemiddelde opbrengst per oogst van 28,6 gram. Aangezien er gebruik is gemaakt van CO2-toevoeging, is de opbrengst per kweek ten opzichte van het rapport met 20% verhoogd. Het aantal gram per oogst bedraagt daarmee 136 planten x 28,6 gram x 1,2 (extra opbrengst vanwege CO2-toevoeging) = 4.667,52 gram. Volgens het ontnemingsrapport kan de gemiddelde verkoopprijs worden vastgesteld op € 4,07 per gram. Hiervan uitgaande, stelt de rechtbank de opbrengst per oogst in kweekruimte B vast op 4.667,52 gram x € 4,07 = € 18.996,80.
Dit levert een totale opbrengst per oogst op van € 40.492,26 (kweekruimte A) + € 18.996,80 (kweekruimte B) = € 59.489,06 voor de gehele kwekerij.
Kosten per oogst
De kosten per oogst bestaan uit investeringskosten en variabele kosten. Uit het ontnemingsrapport volgt dat bij kweek in meerdere ruimten, de investering per ruimte moet worden vastgesteld. Voor de variabele kosten per oogst gaat de rechtbank uit van de bedragen die in het ontnemingsrapport worden genoemd, namelijk een gemiddelde aankoopprijs van een stekje van een hennepplant van € 3,81 + € 1,63 per plant voor het kweekmedium + € 0,03 waterkosten per plant + € 2,22 aan voedingskosten per plant. De variabele kosten per plant komen uit op € 7,69.
De aangetroffen hennepplantage bestond uit 294 hennepplanten. De totale variabele kosten zijn dus te berekenen op 294 planten x € 7,69 variabele kosten = € 2.260,86 per oogst.
Aangezien veroordeelde de benodigde elektriciteit voor de 15 oogsten heeft gestolen en hier in eerste instantie dus niet voor heeft betaald, worden hier bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen kosten voor afgetrokken. Uit jurisprudentie blijkt dat bij gebruikmaking van CO2-toevoeging niet alleen de opbrengsten, maar ook de kosten per kweek worden verhoogd met 20%. Hier zal de rechtbank dan ook vanuit gaan in het voordeel van de veroordeelde.
Kweekruimte A
Bij een hennepplantage met maximaal 300 hennepplanten is een gemiddelde investering benodigd van € 4.000,-. Als norm wordt in het ontnemingsrapport een gemiddelde afschrijvingsperiode van vier jaar genomen. De afschrijving van deze investering over vier jaar komt dan uit op een bedrag van € 1.000,- per jaar en op € 200,- per oogst/kweek (5 oogsten per jaar). De rechtbank neemt deze afschrijving mee in de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De kosten voor kweekruimte A per oogst bedragen totaal (€ 200 + € 2.260,86) x 1,2 (extra kosten vanwege CO2) = € 2.953,03.
Kweekruimte B
Bij een hennepplantage met maximaal 200 planten is een gemiddelde investering benodigd van € 3.000,-. Als norm wordt in het ontnemingsrapport een gemiddelde afschrijvingsperiode van vier jaar genomen. De afschrijving van deze investering over vier jaar komt dan uit op een bedrag van € 750,- per jaar en per oogst/kweek (5 oogsten per jaar) op € 150,- per oogst, welke afschrijving de rechtbank meeneemt in de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De aangetroffen hennepplantage bestond uit 136 hennepplanten. De totale variabele kosten zijn dus te berekenen op 136 planten x € 7,69 variabele kosten = € 1.045,84 per oogst.
De kosten voor kweekruimte B per oogst bedragen totaal (€ 150 + € 1.045,84) x 1,2 (extra kosten vanwege CO2) = € 1.435,-.
Dit levert totale kosten per oogst op van € 2.953,03 (kweekruimte A) + € 1.435,- (kweekruimte B) = € 4.388,03 voor de gehele kwekerij.
Conclusie
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande het wederrechtelijk voordeel als volgt vast:
Totale opbrengst 15 oogsten:
€ 59.489,06 x 15 = € 892.335,90
Totale kosten 15 oogsten:
€ 4.388,03 x 15 = 65.820,45
Opbrengst -/- kosten = wederrechtelijk verkregen voordeel van € 826.515,45.

4.Verplichting tot betaling

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan veroordeelde een betalingsverplichting wordt opgelegd ter hoogte van het door hem berekende wederrechtelijk verkregen voordeel van € 962.491,46 minus de vordering van de benadeelde partij.
Uit het vonnis in de hoofdzaak volgt dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij Liander voor een bedrag van € 47,63 inclusief wettelijke rente heeft toegewezen. De rechtbank zal dit bedrag aftrekken van de betalingsverplichting van veroordeelde.
De rechtbank bepaalt – gelet op het voorgaande – het te ontnemen bedragen op € 826.467,82.

5.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 826.515,45 (achthonderdzesentwintigduizend vijfhonderdvijftien euro en vijfenveertig eurocent).
Legt aan [veroordeelde] de verplichting tot betaling van
€ 826.467,82 (achthonderdzesentwintigduizend vierhonderdzevenenzestig euro en tweeëntachtig eurocent)aan de Staat.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
1080 (duizend tachtig)dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Wiewel, voorzitter,
mrs. B. Kuppens en M.S. Bettelheim, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.V. Koppelman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2025.

Voetnoten

1.Vonnis rechtbank Amsterdam d.d. 5 september 2025.
2.Proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel met proces-verbaalnummer 2022139595 van 7 november 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] .
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij met nummer PL1300-2020270820-3 van 25 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4] .
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020270820-4 van 25 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4] .
5.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij met nummer PL1300-2020270820-3 van 25 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4] .
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020270820-4 van 25 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4] .