ECLI:NL:RBAMS:2025:728

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
13/320411-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een overval op een coffeeshop met geweld en bedreiging

Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een overval op een coffeeshop op 3 oktober 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader een kassalade en geldbedragen heeft weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt tegen een medewerker van de coffeeshop. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing gedaan van de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding heeft gevorderd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de benadeelde partij recht heeft op een schadevergoeding van € 800,- voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering tot vergoeding van materiële schade is afgewezen, omdat deze niet aan de benadeelde partij toebehoorde. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij en heeft de verbeurdverklaring van een in beslag genomen geldbedrag van € 120,- uitgesproken. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/320411-24
Datum uitspraak: 31 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2001,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.R. Paardekooper, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Petkovic, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering tot schadevergoeding die is ingediend door benadeelde partij [benadeelde partij] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 oktober 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (gedeelte van een) kassalade en/of een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan coffeeshop [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-de coffeeshop binnen te gaan en/of
-(vervolgens) een koevoet en/of ijzeren staaf van de kettingkast van een fiets, althans een ijzeren voorwerp te pakken en/of deze te tonen aan voornoemde [benadeelde partij] en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal met dat voorwerp in de richting van het hoofd van voornoemde [benadeelde partij] te zwaaien en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal met dat voorwerp op de toonbank te slaan en/of
-(vervolgens) de volgende woorden tegen voornoemde [benadeelde partij] te schreeuwen: "Money! Doe het nu!" en/of "Give me money".

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, bewezen dat verdachte zich op 3 oktober 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de overval op coffeeshop [naam 1] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
de bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 3 oktober 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een kassalade en geldbedragen, die aan coffeeshop [naam 1] en/of [naam 2] toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
-de coffeeshop binnen te gaan en
-vervolgens een ijzeren staaf te pakken en deze te tonen aan voornoemde [benadeelde partij] en
-vervolgens met dat voorwerp in de richting van het hoofd van voornoemde [benadeelde partij] te zwaaien en
-vervolgens met dat voorwerp op de toonbank te slaan en
-vervolgens de volgende woorden tegen voornoemde [benadeelde partij] te schreeuwen: "Money! Doe het nu!".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op leggen. Daarbij heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met het geringe leeftijdsverschil tussen verdachte en de mededader. Daarnaast dient de proceshouding van verdachte in het voordeel mee te wegen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de mededader schuldig gemaakt aan een overval op een coffeeshop, waarbij een fors geldbedrag is weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn mededader samen een plan hebben gemaakt om de coffeeshop te overvallen en daarna naar de coffeeshop zijn gegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij niet de coffeeshop in wilde gaan, omdat hij daar had gewerkt en de medewerkers hem zouden herkennen. De mededader is met een ijzeren voorwerp de coffeeshop ingegaan en heeft de baliemedewerker bedreigd. Verdachte stond toen buiten te wachten. Met de kassa met geld, waarin ongeveer € 2.000,- à € 3000,- zat, is verdachte samen met de mededader weggevlucht. Het geld hebben zij vervolgens onderling verdeeld. Verdachte heeft bij zijn handelen alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevoelens van angst en onveiligheid die hierdoor teweeg worden gebracht bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving in het algemeen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 4 december 2024 in Nederland en het strafblad van 9 oktober 2024 in [geboorteland] . Hieruit blijkt dat verdachte nog niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 december 2024. Uit dit advies blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer dat verdachte is opgegroeid in een stabiele gezinssituatie, een gymnasiumdiploma heeft behaald en vervolgens structureel betaald werk heeft verricht in verschillende landen. Er zijn geen aanwijzingen voor financiële problemen. Er is geen middelenmisbruik en psychische problematiek geconstateerd. Verdachte maakt een zelfredzame indruk. Er blijkt sprake van probleembesef, schaamtegevoelens en hij is schuldbewust. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Een reclasseringstoezicht of gedragsinterventies zijn niet geïndiceerd. Verdachte maakt een responsieve en zelfstandige indruk. Hij heeft geen specifieke hulpvragen aan de reclassering. Voorts is de uitvoerbaarheid van een dergelijk traject beperkt, omdat uit het onderzoek is gebleken dat verdachte vooralsnog geen aanspraak kan maken op de sociale voorzieningen in Nederland. Daarbij komt dat de kans bestaat dat hij na detentie in eerste instantie zal terugkeren naar zijn ouders in [geboorteland] .
Strafoplegging
Gelet op de ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank houdt daarbij rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Op het plegen van een overval op een winkel met licht geweld en/of bedreiging met geweld staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar.
De mededader heeft verklaard dat hij onder druk is gezet door verdachte om de overval te plegen en zelfs zou zijn bedreigd met de dood. De rechtbank heeft niet de overtuiging dat verdachte de mededader onder druk heeft gezet. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte samen met de mededader een plan heeft gemaakt om de overval te plegen. Zij hebben afgesproken op de [naam straat] en hebben een gedeelte van de avond samen doorgebracht. Zij hebben het plan samen uitgevoerd, waarbij de mededader de grootste rol heeft gehad.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn proceshouding. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en ter zitting spijt betuigd. Hiermee heeft verdachte inzicht getoond in het verwerpelijke van zijn handelen. Verdachte ervaart nu de consequenties van zijn gemaakte keuzes en heeft aangegeven dat detentie hem zwaar valt. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de leeftijd van verdachte. Het leeftijdsverschil met de mededader is gering. De mededader, een minderjarige, heeft een taakstraf in de vorm van een leer- en werkstraf opgelegd gekregen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank ziet gelet op voornoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. De rechtbank zal aan dit voorwaardelijke deel, behoudens de algemene voorwaarden, geen bijzondere voorwaarden verbinden, omdat de reclassering heeft aangegeven dat er geen specifieke hulpvragen zijn en de uitvoerbaarheid van een dergelijk traject beperkt is. Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. Met dit voorwaardelijk strafdeel wil de rechtbank verdachte motiveren zich in de toekomst te weerhouden van strafbare feiten.
9. Beslag
Onder verdachte is het volgende geldbedrag in beslag genomen:
- € 120,00 € 120,00 euro (omschrijving: PL1300-2024236056-G6563136).
De officier van justitie heeft verzocht om het geldbedrag verbeurd te verklaren. De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit geld afkomstig was van de overval.
De rechtbank zal het geldbedrag verbeurd verklaren, nu dit geld aan verdachte toebehoort en geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het bewezen geachte is verkregen.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 1.600,- aan vergoeding van materiële schade en € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de materiële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, omdat de benadeelde partij geen rechthebbende is van het gevorderde geldbedrag.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de materiële schade de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan immers geen aanspraak maken op het gevorderde geldbedrag. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht om het bedrag te matigen, omdat uit de stukken niet blijkt dat de benadeelde partij bij een arts is geweest of met iemand heeft gesproken over haar klachten.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering is door de verdediging betwist. De rechtbank stelt vast dat het gevorderde geldbedrag niet aan de benadeelde partij toebehoort maar aan de coffeeshop [naam 1] en/of [naam 2] , de eigenaar van de coffeeshop. De benadeelde partij kan daarom geen aanspraak maken op het geldbedrag dat is weggenomen tijdens de overval op de coffeeshop.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden afgewezen.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de daaruit voor de benadeelde partij voortvloeiende nadelige gevolgen zozeer voor de hand liggen dat aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 800,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde partij] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 800,- (achthonderd euro).

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
- € 120,00 € 120,00 euro (omschrijving: PL1300-2024236056-G6563136).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 800,- (achthonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 oktober 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Wijst de vordering tot vergoeding van de materiële schade af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 800,- (achthonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 oktober 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 16 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.L.M. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2025.
[...]
[...]
[...]
[...]