ECLI:NL:RBAMS:2025:727

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
13/227463-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederspannigheid, mishandeling en winkeldiefstal met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid, mishandeling en winkeldiefstal. De verdachte heeft op 13 juli 2024 in Amsterdam een politieagent tegengewerkt tijdens zijn aanhouding door deze in de pink te bijten en zich met kracht los te rukken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 163 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijk strafdeel, zoals een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling, gezien de problematiek van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek. De vordering van de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden, is volledig toegewezen. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht bevolen, om te voorkomen dat de verdachte zonder begeleiding opnieuw in de fout gaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/227463-24
Datum uitspraak: 31 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
thans verblijvende op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.S. Bond, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.R. Klaver, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundige mevrouw [reclasseringsmedewerker] (reclasseringswerker) ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering tot schadevergoeding die is ingediend door benadeelde partij [benadeelde partij 1] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtena(a)r(en),
- [benadeelde partij 1] ( [functie 1] , werkzaam bij Politie Eenheid Amsterdam) en/of
- [benadeelde partij 2] ( [functie 2] , werkzaam bij Politie Eenheid Amsterdam) en/of
- [benadeelde partij 3] ( [functie 3] ), werkzaam bij Politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door eenmaal of meermalen zich in de richting te bewegen, welke tegengesteld is aan de richting waarin voornoemde ambtena(a)r(en) verdachte trachtte te geleiden en/of in de pink van voornoemde [benadeelde partij 1] te bijten, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een bijtwond aan de pink bij voornoemdede [benadeelde partij 1] ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een ambtenaar, [benadeelde partij 1] ( [functie 1] , werkzaam bij Politie Eenheid Amsterdam), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld, door eenmaal of meermalen te bijten in de pink van voornoemde [benadeelde partij 1] ;
3
hij op of omstreeks 13 juli 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een blikje Monster Energy (waarde 3,25 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] Amsterdam Zuid, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 en 2 is sprake van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 en 2
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft de raadsman bepleit, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van beide feiten, dat sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 lid 1 Sr.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal van het blikje Monster Energy,. Het dossier bevat alleen een aangifte van de medewerkster van de [winkel] . Deze aangifte vindt geen steun in enig ander bewijsmiddel waardoor niet is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 ten laste gelegde wederspannigheid kan worden bewezen op grond van de aangifte van verbalisant [benadeelde partij 1] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en het proces-verbaal van bevindingen betreffende de uitwerking van de bodycam beelden.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde mishandeling kan worden bewezen op grond van de aangifte van verbalisant [benadeelde partij 1] , het proces-verbaal van bevindingen betreffende de uitwerking van de bodycam beelden en de letselverklaring.
Eendaadse samenloop feiten 1 en 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop. Hoewel de artikelen niet geheel dezelfde belangen beogen te beschermen, is in onderhavige zaak sprake van één feitencomplex waarbij de feiten zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan dat moet worden geoordeeld dat daar één wilsbesluit aan ten grondslag ligt.
Ten aanzien van feit 3
De medewerkster van de [winkel] heeft aangifte gedaan van diefstal. Zij heeft verklaard dat een man de [winkel] binnenkwam, gekleed in een lederen jas, zwarte joggingbroek met een rode streep en paars/roze pantoffels. Deze man heeft een blik Monster Energy uit het schap gepakt en is zonder betaling de [winkel] uitgelopen. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen. Uit de beschrijving van de bodycam beelden blijkt dat de agent de stationshal van Amsterdam Zuid inloopt. Hij ziet dan een man, gekleed in een zwarte joggingbroek met een rode baan, zwarte lederen jas en paarse slippers. In zijn hand heeft hij een blikje Monster Energy vast. Later is gebleken dat dit verdachte is. Gelet op de aangifte en de beschrijving van de bodycam beelden waarop verdachte is te zien met het blikje Monster Energy in zijn hand, is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de diefstal.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
de bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 13 juli 2024 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren,
- [benadeelde partij 1] ( [functie 1] , werkzaam bij Politie Eenheid Amsterdam) en
- [benadeelde partij 2] ( [functie 2] , werkzaam bij Politie Eenheid Amsterdam) en
- [benadeelde partij 3] ( [functie 3] ), werkzaam bij Politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in

de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door zich in de richting te bewegen, welke tegengesteld is aan de richting waarin voornoemde ambtenaren verdachte trachtte te geleiden en in de pink van voornoemde [benadeelde partij 1] te bijten, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een bijtwond aan de pink bij voornoemde [benadeelde partij 1] ten gevolge heeft gehad;

2
op 13 juli 2024 te Amsterdam, een ambtenaar, [benadeelde partij 1] ( [functie 1] , werkzaam bij Politie Eenheid Amsterdam), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld, door te bijten in de pink van voornoemde [benadeelde partij 1] ;
3
op 13 juli 2024 te Amsterdam, een blikje Monster Energy (waarde 3,25 euro), dat aan [winkel] Amsterdam Zuid toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 163 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daaraan dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 14 januari 2025. Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid, mishandeling en een winkeldiefstal. Verdachte heeft een politieagent in de uitoefening van zijn functie tegengewerkt, door tijdens zijn aanhouding in de pink van de agent te bijten en zich met kracht los te rukken, terwijl meerdere politieagenten hem vast hadden. Daarbij heeft de politieagent letsel opgelopen in de vorm van een bijtwond. Uit de aangifte blijkt ook dat de politieagent pijn had na het incident. Met zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de agent. Bovendien heeft de verdachte door het plegen van wederspannigheid niet alleen het ambtelijk gezag ondermijnd, maar ook de openbare orde verstoord. Ook heeft verdachte een winkeldiefstal gepleegd. Winkeldiefstal is een hinderlijk en veel voorkomend strafbaar feit dat schade en overlast bij de gedupeerde bedrijven veroorzaakt.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 16 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa van 22 oktober 2024 en het aanvullend reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa van 14 januari 2025.
Uit het reclasseringsadvies van 22 oktober 2024 blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer dat sprake is van een delictpatroon in het plegen van zowel vermogensdelicten als delicten met een geweldcomponent. Er is sprake van een verstandelijke beperking en ernstige verslavings- en psychiatrische problematiek. Door de ernst van de verstandelijke beperking kan verdachte de wereld om hem heen onvoldoende begrijpen, wat leidt tot excessief middelengebruik om te dempen. Zijn middelengebruik zorgt ervoor dat hij psychisch decompenseert en dit leidt tot psychoses. Verdachte toont ingevolge zijn problematiek geen inzicht in zijn handelen en handelt primair, impulsief en agressief. Ten gevolge van zijn gedrag was hij dakloos en was er sprake van een zeer onstabiele leefsituatie. Dit terwijl verdachte gebaat is bij structuur, duidelijkheid en een prikkelarme omgeving. Er zijn geen beschermende factoren, buiten het feit dat hij onder bewind staat. Om het recidiverisico en risico op letselschade te kunnen beheersen, is een verblijf in een kleinschalige beschermde woonvorm noodzakelijk die voldoet aan zijn zorgvraag. Alvorens hij hier geplaatst kan worden is een langdurige opname nodig om hem te stabiliseren. Verdachte is gelet op zijn problematiek, nauwelijks leerbaar. Daarnaast is hij vanwege zijn problematiek moeilijk te plaatsen. Wel toont hij zich, in tegenstelling tot eerder, gemotiveerd tot een langdurige opname..
Uit het aanvullend reclasseringsadvies van 14 januari 2025 blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer dat verdachte is aangenomen bij Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) [naam] , waar hij bovenaan de wachtlijst staat. Echter is er geen zicht op een concrete opnamedatum. Verdachte kan per 20 januari 2025 ter overbrugging terecht bij FPA [locatie 1] . De reclassering ziet alleen kans van slagen van dit plan van aanpak als de opname aansluitend aan detentie plaatsvindt. Ook is verdachte aangemeld voor een beschermde woonvorm voor na de klinische opname, waar hij, na het eventuele drangkader, op basis van de reeds aanwezige indicatie voor de Wet Langdurige Zorg (WLZ) zou kunnen verblijven. Het is nog niet bekend of verdachte in deze beschermde woonvorm is aangenomen. Het risico op recidive en letsel wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert, in geval van een veroordeling, de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. Daarnaast adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht.
De rechtbank heeft ter terechtzitting reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] als deskundige gehoord. Zij heeft voornoemde reclasseringsadviezen bevestigd.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht in aanmerking genomen. Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheid dat de feiten 1 en 2 gepleegd zijn in eendaadse samenloop, zodat voor die beide feiten slechts eenmaal straf wordt opgelegd.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn proceshouding. Verdachte heeft ter terechtzitting zijn excuses gemaakt aan de politieagent.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur zoals gevorderd door de officier van justitie passend. De rechtbank acht het van belang dat een deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd zodat verdachte aan de slag kan gaan met de reclassering en aan hem in dat kader passende hulp wordt geboden. Alles afwegende legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 163 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 14 januari 2025.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten mishandeling. Gelet op de adviezen van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder begeleiding en behandeling wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 600,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast heeft zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde partij 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 600,- (zeshonderd euro).

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 181, 300, 304 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 en 2
Eendaadse samenloop van:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben
en
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Feit 3
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
163 (honderddrieënzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij de reclassering
De veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering [locatie 2] op het adres [adres 2] , telefoonnummer [telefoonnummer] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Opname in een zorginstelling
De veroordeelde laat zich opnemen in FPA [naam] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
3.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
De veroordeelde laat zich behandelen door [locatie 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
4.
Begeleid wonen of maatschappelijk opvang
De veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
5.
Dagbesteding
De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
6.
Meewerken aan middelencontrole
De veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 600,- (zeshonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 juli 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 600,- (zeshonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (13 juli 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 12 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.L.M. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2025.
[...]
[...]