ECLI:NL:RBAMS:2025:7256

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
C/13/774432 /JE RK 25-6 12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de oorzaak van trauma bij minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

Op 1 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor een jaar, omdat zij tekenen van trauma vertoonden, waaronder angst, nachtmerries en teruggetrokken gedrag, vooral in relatie tot hun vader. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen hebben sinds maart 2022 geen contact meer gehad met hun vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de spanningen rondom contactherstel met de vader, die beschuldigingen van mishandeling ontkent. De kinderrechter heeft besloten dat de kinderen onder toezicht worden gesteld van Jeugdbescherming Regio Amsterdam, met als doel een veilige en voorspelbare opvoedingssituatie te waarborgen en een trauma-expertise onderzoek te laten uitvoeren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ondertoezichtstelling niet bedoeld is om contact tussen de vader en de kinderen te herstellen, maar om de kinderen de nodige hulp en ondersteuning te bieden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/774432 / JE RK 25-612
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Amsterdam,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] (Marokko),
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats] (Marokko),
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt, naast [minderjarige 1] , als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. I.R. Feddema uit Amsterdam
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. K. el Joghrafi uit Hoogvliet Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 18 augustus 2025, ontvangen op 19 augustus 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder bijgestaan door een tolk en haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.4.
De GI is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 22 december 2022 in de voorlopige voorzieningenprocedure heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waaraan ouders geen uitvoering hebben gegeven. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben vader sinds maart 2022 niet gezien.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland (locatie Utrecht) van 6 november 2024 heeft de rechtbank de Raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de verdeling van de zorg- en opvoedtaken van de kinderen. De Raad heeft vervolgens ambtshalve aanleiding gezien dit onderzoek uit te breiden naar een jeugdbeschermingsonderzoek.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar het schriftelijke verzoekschrift. Beide kinderen vertonen tekenen van trauma, namelijk angst, nachtmerries, teruggetrokken gedrag en intense emotionele reacties wanneer vader ter sprake komt. Sinds 2022 zijn de kinderen niet meer in contact geweest met vader. Zij maken zowel verbaal als non-verbaal duidelijk dat zij geen omgang wensen, nu of in de toekomst. Ouders geven als verklaring voor de oorzaak van deze klachten verschillende oorzaken. Vader ontkent alle beschuldigingen van mishandeling, terwijl moeder spreekt over fysiek en psychisch geweld jegens haar en de kinderen. Het onderzoek bij het expertisecentrum Intieme terreur geeft geen eenduidig beeld. De situatie lijkt nu veilig, maar de angst bij de kinderen is groot. Daarnaast heeft school zorgen geuit over de ontwikkeling van de kinderen. [minderjarige 2] laat emotionele schommelingen zien en ondanks de extra ondersteuning die school biedt lijkt [minderjarige 2] weinig vooruitgang te boeken. [minderjarige 1] is erg gesloten en er zijn zorgen over zijn taalontwikkeling en werktempo.
3.3.
De spanningen die gepaard gaan met het contactherstel vormen een ernstige bedreiging voor de sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling van de kinderen. Er is dringend behoefte aan een zorgvuldige en gedegen analyse van de onderliggende oorzaak van de angstige reacties van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door een traumaexpertisecentrum. Het traumaexpertisecentrum kan onderzoeken welke behandeling in overeenstemming is met de ontwikkeling van de kinderen en welke hulpverlening aansluit bij de behoeften van de kinderen. Het kan en mag niet van moeder verwacht worden dat zij eigenhandig en in samenspraak met vader zicht krijgt op de (situatie van) vader en ervoor kan zorgen dat de kinderen zich veilig voelen bij vader. Voor de kinderen is een onafhankelijke hulpverlener naast ouders nodig die de belangen van de kinderen bewaakt en waarborgt en de regie voert. Binnen de termijn van de ondertoezichtstelling moeten de kinderen onbelast kunnen opgroeien en de gebeurtenissen rondom de contactbreuk met vader gaan verwerken onder begeleiding van de juiste hulpverlening. De Raad vindt het belangrijk dat de hulp voor de kinderen in eerste instantie losgekoppeld wordt van het contact(herstel) met hun vader. Dit contact lijkt nu namelijk druk op hen te leggen en mogelijk daardoor negatieve invloed op de motivatie om hulp echt toe te laten. De kinderen moeten het gevoel hebben dat de hulp die wordt ingezet er echt voor hen is en het doel is dat zij zich beter in hun vel gaan voelen.

4.De standpunten

4.1.
Vader maakt zich zorgen over zijn kinderen en gaat akkoord met een ondertoezichtstelling. Hij hoopt dat contact op termijn mogelijk is maar geeft aan dat een gezonde ontwikkeling van de kinderen wat hem betreft nu prioriteit heeft. Vader heeft toegezegd geen contact op te nemen met de kinderen en ze met rust te laten. Desgevraagd zegt vader dat hij vrijwel dagelijks telefonisch contact had met de moeder en de kinderen toen zij nog in Marokko woonden en hij ook tot aan corona jaarlijks een aantal maanden in Marokko verbleef om bij hen te kunnen zijn.
4.2.
De advocaat van vader verzoekt de kinderrechter om het verzoek toe te wijzen. Van belang is dat er duidelijkheid komt over de oorzaak van de problematiek van de kinderen. Vader ontkent de beschuldigingen aan zijn adres. De advocaat brengt naar voren dat het feit dat de kinderen nu nog steeds bang zijn voor hun vader, terwijl er al drie jaar helemaal geen contact is met vader, er op wijst dat de angst niet voortkomt uit een trauma dat zij door hun vader hebben opgelopen. Vader denkt dat de heftige emoties bij de kinderen veroorzaakt worden door de angst om hun verblijfsvergunning te verliezen en dat hun moeder dat hen heeft aangepraat.
De hulpverlening in het vrijwillige kader is niet van de grond gekomen, omdat [minderjarige 1] heeft aangegeven geen hulpverlening te willen en de speltherapeut van [minderjarige 2] is weggevallen. Zonder hulpverlening zal de problematiek van de kinderen niet verminderen. Een ondertoezichtstelling is dus nodig om die hulp op gang te brengen. Vader begrijpt wel dat de kinderen eerst hulpverlening nodig hebben voordat aan contactherstel gewerkt kan worden. De advocaat van vader heeft aangeven in te stemmen met een (door de Raad geadviseerde) aanhouding in de zaak van de verzochte zorgregeling (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling en de inzet van hulp.
4.3.
Moeder heeft naar voren gebracht het belang van haar kinderen voorop te stellen. Zij spreekt thuis niet negatief over vader, ondanks de nare gebeurtenissen. Moeder staat achter hulpverlening in het belang van haar kinderen.
4.4.
De advocaat van moeder refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter. Opvallend is dat de ouders niet alleen tegenover elkaar staan als het gaat om de oorzaak van de angst bij de kinderen en het gepleegde huiselijk geweld, maar ook als het gaat om hoe vaak zij elkaar gezien hebben in Marokko. Vader zegt veel in Marokko geweest te zijn en dagelijks contact te hebben gehad met zijn gezin; moeder zegt dat dit niet zo was en dat vader maar af en toe op bezoek kwam. Moeder maakt zich net als iedereen ook zorgen om de kinderen. Zij wil hulp voor ze, maar ziet ook dat [minderjarige 1] op dit moment heel afwijzend staat tegen iedere vorm van hulpverlening en zichtbaar last heeft van de gesprekken over vader. Binnen het vrijwillige kader is het lastig om de juiste hulpverlening betrokken te krijgen. Moeder heeft de stille hoop dat binnen een ondertoezichtstelling de juiste hulpverlening, zoals het traumaexpertisecentrum, betrokken kan worden en het trauma van de kinderen kan worden verholpen. Moeder hoopt op erkenning van vader van zijn schuld. De advocaat wijst er nog op dat angst voor verlies van de verblijfsvergunning niet aan de orde was; dat was allemaal namelijk heel snel geregeld in de Blijfgroep. Verder geeft de advocaat desgevraagd aan dat de aangifte van de moeder destijds niet door de politie is onderzocht omdat zij geen steunbewijs naar voren kon brengen. Omdat moeder zich op dat moment meer bezig hield met de veiligheid van haar en de kinderen, heeft de moeder dit niet verder opgepakt.
4.5.
[minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat hij geen afspraken met hulpverlening meer wil, omdat het hem moe en verdrietig maakt. Hij wil ook niet over zijn vader praten; hij wil zich kunnen concentreren op school en zijn toekomst. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zeggen dat zij hun vader niet willen zien. [minderjarige 2] moet hard huilen en slaat zijn handen voor zijn ogen als hem wordt gevraagd naar zijn vader; [minderjarige 2] zegt door zijn vader te zijn geslagen met een riem en wijst op zijn benen. [minderjarige 1] zegt daarna dat hij ook door zijn vader is gebeten in zijn vinger.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat uit het onderzoek van de Raad blijkt dat de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig wordt bedreigd. De verbale en non verbale signalen die de kinderen geven zijn zeer zorgwekkend; zij zeggen door hun vader te zijn mishandeld en zij vertonen grote angst voor hun vader en er is sprake van nachtmerries, teruggetrokken gedrag en intense emotionele reacties wanneer vader ter sprake komt. Zij raken in paniek bij het idee dat zij hem weer zouden moeten zien, zo blijkt ook uit het onderzoek van de Raad en wordt bevestigd in het gesprek dat de kinderrechter met de kinderen had. De spanningen die gepaard gaan met het contactherstel/de zorgregeling met de vader vormen naar het oordeel van de kinderrechter een ernstige bedreiging voor de sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling van de kinderen.
5.2.
De vader ontkent het huiselijk geweld en denkt dat de oorzaak van de angst van de kinderen ligt in het verlies van hun verblijfsvergunning of een trauma uit het verleden en dat moeder invloed heeft gehad op de verhalen van de kinderen. De advocaat van de vader heeft er in dat verband op gewezen dat de huidige traumasignalen van de kinderen erop duiden dat het trauma niets met de vader te maken heeft; zij hebben vader immers inmiddels al drie jaar niet gezien. De kinderrechter verwerpt dat standpunt; een trauma verdwijnt immers niet door enkel het verstrijken van tijd en het ontbreken van contact, zoals ook de Raad ter zitting heeft benadrukt. De kinderrechter overweegt daarnaast dat uit het onderzoek van de Raad geen aanwijzingen zijn gekomen waaruit blijkt van een invloed van de moeder op de door de kinderen gegeven signalen. Daar staat tegenover dat de Raad terecht rapporteert dat ‘de waarheid’ niet kan worden vastgesteld; de politie heeft de aangifte van de moeder destijds niet opgepakt en doet geen onderzoek meer en de Raad doet niet aan waarheidsonderzoek. Het verhaal van de vader en dat van de kinderen en de moeder zal dus mogelijk altijd tegenover elkaar blijven staan.
5.3.
Met dit gegeven is het de vraag of hulpverlening in het kader van een ondertoezichtstelling de kinderen zal helpen in het tegengaan van hun ontwikkelingsbedreiging. De Raad heeft ter zitting uiteengezet dat een ondertoezichtstelling er voor kan zorgen dat er, in afstemming op de ontwikkeling en behoeftes van de kinderen, gedegen onderzoek komt van een trauma expertise centrum naar de oorzaak van hun angsten. Binnen het vrijwillige kader zijn er onvoldoende mogelijkheden voor dergelijk onderzoek, waardoor de regie van de GI nodig is om dit onderzoek in goede banen te leiden. De kinderrechter volgt de Raad in dat advies en zal hiervoor een ondertoezichtstelling uitspreken.
5.4.
De kinderrechter hecht eraan te benadrukken dat deze ondertoezichtstelling niet bedoeld is om contact tussen de vader en de kinderen te herstellen. Een trauma onderzoek (en eventuele behandeling), zoals door de Raad geïndiceerd, kan slechts resultaat hebben zolang daarbij niet wordt ingezet op contactherstel tussen de vader en de kinderen en het de kinderen ook duidelijk wordt gemaakt dat zij geen contact met hun vader hoeven te hebben. De afgelopen jaren is namelijk al voorzichtig gepoogd de kinderen in contact te krijgen met hun vader, namelijk door het OKT en gedurende de traumatherapie van Altra. Dit heeft geleid tot paniek- en angstreacties bij de kinderen, hetgeen er ook weer toe heeft geleid dat de traumatherapie voortijdig werd afgebroken. De kinderrechter acht dat schadelijk en niet bijdragen aan een gezonde ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter prijst de vader dat hij inziet dat hulp aan de kinderen op de eerste plaats komt en geen contact met hen zal afdwingen.
5.5.
De doelen van de ondertoezichtstelling zijn:
  • De kinderen groeien op in een fysiek en emotioneel veilige en voorspelbare opvoedingssituatie, waarbinnen (basale) zorg en stabiliteit bij ouder(s) gewaarborgd is. Zij dienen onvoorwaardelijk te kunnen rekenen op beschikbare ouders die er voor hen zijn;
  • Er komt een onderzoek (en behandeling) door een traumaexpertisecentrum, indien en voor zover de kinderen dat aan kunnen; voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geldt daarbij gezien het verschil in leeftijd en karakter een individuele aanpak;
  • De kinderen verdienen rust. Hieraan kan bijdragen dat er duidelijkheid is betreffende het relatieherstel tussen de kinderen en hun vader en het relatieherstel tussen de ouders onderling en wat er van de kinderen en ouders hierin wordt verwacht.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.7.
Indien de GI voornemens is een ander verzoek binnen het kader van de ondertoezichtstelling in te dienen, dan wel een eventueel verlengingsverzoek, dan kan zij deze indienen bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht gezien de samenhang tussen de ondertoezichtstelling en de aldaar lopende procedure over de zorgregeling.
5.8.
De kinderrechter verzoekt de GI een evaluatie te sturen naar de rechtbank Midden-Nederland van het verloop van de ondertoezichtstelling, opdat deze evaluatie kan worden meegenomen bij de behandeling van het zorgregelingsverzoek.
5.9.
De kinderrechter wijst er tot slot op dat de namen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in het raadsrapport op enkele plekken worden verwisseld, in ieder geval op pagina 7 en 19 (waar het bijtincident wordt benoemd).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam met ingang van 26 september 2025 tot 26 september 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
bepaalt dat de GI voorafgaand aan de (nog te bepalen) behandeling van het aangehouden verzoek over de zorgregeling een evaluatie van het verloop van de ondertoezichtstelling zal sturen naar de rechtbank Midden-Nederland (locatie Utrecht);
6.4.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beslissing stuurt naar de rechtbank Midden-Nederland (locatie Utrecht) ter voeging in het dossier betreffende het verzoek over de zorgregeling.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025 door mr. A. van Luijck, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.F.J. Kortekaas als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.