ECLI:NL:RBAMS:2025:7199

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
13/403073-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige ontvoering en afpersing met diefstal van waardevolle goederen

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige ontvoering en afpersing. De verdachte, geboren in 2006 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 18 december 2024, waarbij het slachtoffer gedwongen werd zijn inloggegevens van zijn telefoon, bank- en cryptorekeningen af te geven. Tijdens de ontvoering werd het slachtoffer bedreigd met geweld, waaronder een vuurwapen en een mes, en zijn Rolex horloge en een aanzienlijke som geld werden gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van onrechtmatigheden in het bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 27 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden om recidive te voorkomen. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de impact van de feiten op het slachtoffer, die nog steeds last heeft van angst en nachtmerries als gevolg van de gebeurtenis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/403073-24
Datum uitspraak: 30 september 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 16 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat [naam] van Slachtofferhulp namens de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – samengevat – tenlastegelegd het op 18 december 2024 te Amsterdam en/of Weesp:
medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde partij] ;
medeplegen van afpersing door met geweld en/of bedreiging van geweld [benadeelde partij] te dwingen tot het ter beschikking stellen van gegevens; en
medeplegen van diefstal met geweld van € 52.000,-, een Rolex horloge en een Apple iPhone 15 Pro, die aan [benadeelde partij] toebehoorden.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat bewezen kan worden dat verdachte de feiten zoals opgenomen in de tenlastelegging heeft gepleegd, met uitzondering van het wegnemen van het onder feit 3 genoemde geldbedrag van € 52.000, waarvan slechts € 4.432,62 bewezen kan worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
In de eerste plaats voert de verdediging rechtmatigheidsverweren die tot uitsluiting van al het bewijs dat afkomstig is uit de telefoon van verdachte moet leiden omdat sprake is van twee onherstelbare vormverzuimen. Het eerste vormverzuim is dat in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zou zijn gehandeld omdat de politie de telefoon en toegangscode van verdachte heeft gevraagd en gekregen, zonder hem op dat moment als verdachte aan te merken en hem de cautie te verlenen. Dit terwijl de politie op dat moment al een voldoende redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van verdachte had en hem dus wel als verdachte had moeten aanmerken. Het tweede vormverzuim is dat er in strijd met artikel 8 EVRM is gehandeld doordat de telefoon van verdachte zonder machtiging van de rechter-commissaris is doorzocht, terwijl dat sinds het ‘Landeck’ arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU 4 oktober 2024, zaak C-548/21, ECLI:EU:C:2024:830) wel is vereist.
Ten aanzien van feit 1 stelt de verdediging dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar alleen voor de gedachtestreepjes die zien op het vastpakken, vasthouden, het in de auto plaatsen en (via voorwaardelijk opzet) het slaan van het slachtoffer. Verdachte moet dus worden vrijgesproken van alle gedachtestreepjes die zien op het vuurwapen en de tie-wraps. Verder moet verdachte volledig worden vrijgesproken van feit 2, het medeplegen van de afpersing. Ten slotte kan bij feit 3 alleen de diefstal van het horloge, de iPhone en de € 4.400,- bewezen worden verklaard, maar niet de strafverzwarende geweldselementen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
De rechtmatigheidsverweren
Het eerste rechtmatigheidsverweer van de verdediging gaat ervan uit dat er al sprake van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Wetboek van Strafvordering (Sv) was toen de politie verdachte om de toegang tot zijn telefoon vroeg. De rechtbank oordeelt anders. Uit het proces-verbaal van bevindingen ter plaatse en het proces-verbaal van de aangifte van het slachtoffer blijkt namelijk dat het slachtoffer op dat moment nog slechts zijn
gevoelen een
vermoedenhad uitgesproken dat verdachte er misschien wel iets mee te maken zou kunnen hebben. Dit, in combinatie met het antecedentenonderzoek van de politie naar verdachte, levert nog geen redelijk vermoeden van schuld op in de zin van artikel 27 Sv en dus kwalificeerde hij op dat moment nog niet als ‘verdachte’. De politie hoefde verdachte op het moment dat ze om zijn telefoon en toegangscode vroegen dus nog niet de cautie te verlenen waardoor er geen sprake is van een vormverzuim.
Ten aanzien van het tweede rechtmatigheidsverweer van de verdediging constateert de rechtbank dat de politie de telefoon van verdachte ook is blijven onderzoeken toen er inmiddels wel een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Sv was ontstaan. Uit het dossier blijkt niet dat hier de vereiste machtiging van de rechter-commissaris voor is verkregen, waardoor er in strijd met het hierboven genoemde Landeck arrest is gehandeld. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv. Aangezien (i) het belang dat het geschonden voorschrift dient slechts strekt tot het beschermen van de privacy, (ii) de ernst van het verzuim beperkt is en (iii) verdachte hier geen ander nadeel van heeft ondervonden dan dat hij mede hierdoor als verdachte is aangemerkt, volstaat de rechtbank met de constatering van dit verzuim en verbindt hier geen verdere consequenties zoals strafvermindering of bewijsuitsluiting aan.
3.3.2.
Het medeplegen van feiten 1, 2 en 3
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving, de afpersing en diefstal met geweld. Ten aanzien van het medeplegen van de diefstal met geweld wordt verdachte veroordeeld voor het wegnemen van € 4.432,62, het Rolex Datejust horloge en de iPhone 15 Pro, omdat uit het dossier niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat er meer geld van het slachtoffer is weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte opzet heeft gehad op de onderlinge samenwerking en de verwezenlijking van de tenlastegelegde feiten. Hierdoor is er sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tot het begaan van alle tenlastegelegde gedragingen. Hiervoor is niet vereist dat verdachte op de hoogte was van de exacte gedragingen van de medeverdachten.
In de eerste plaats blijkt uit het overzicht van de Airwallex account van het slachtoffer dat tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving € 4.432,62 van deze rekening naar een Revolut rekening is overgemaakt. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte over deze rekening kon beschikken. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte kort voor en kort na de wederrechtelijke vrijheidsberoving twee keer met deze Revolut rekening heeft geprobeerd te pinnen. Bovendien zijn de volgende twee notities in de telefoon van verdachte gevonden:
Notitie 1, 19 december 2024 om 00:40:
“Als hij ziet we doen t zo dan moet je weten dat hij tip heeft gekregen,
Zeg aan hem hoeveel heb je op alles staan
Shopify
Airwallex
Revo
Bunq
Trust
Crypto
Alles laat me alles zien
En dan typ je alle apps in en vraag je om ww”
Notitie 2, 19 december 2024 om 00:53:
“Laaf hij die face id en code uitzetten
Op die airwallrx moet hij hoe dan ook inloggen
Daar zit meeste pap in
Airwallex moeten we klemmen bro”
Het verhaal van verdachte dat hij per ongeluk met deze Revolut rekening probeerde te pinnen en dat één van zijn mededaders deze notities in zijn telefoon heeft gezet acht de rechtbank onlogisch en ongeloofwaardig. Uit deze notitie en het gebruik van de Revolut rekening volgt dat het verdachte niet alleen om het afpakken van het horloge van het slachtoffer te doen was, maar ook om het verkrijgen van het geld dat het slachtoffer in zijn Airwallex account had staan en dat hij vervolgens ook geprobeerd heeft dit geld uit te geven.
Dat verdachte geen opzet had op het geweld dat op het slachtoffer is uitgeoefend acht de rechtbank ook niet geloofwaardig. Het is moeilijk voor te stellen dat verdachte er vanuit is gegaan dat het mogelijk zou zijn geweest om zonder geweldshandelingen of zonder afpersing het geld van deze accounts van het slachtoffer te krijgen. Hiervoor was namelijk de medewerking van het slachtoffer vereist, omdat alleen hij over de inloggegevens van zijn telefoon en deze accounts beschikte. Dat hij zelf niet in de kelderbox geweldshandelingen heeft uitgevoerd maakt zijn betrokkenheid niet minder.
Bovendien blijkt uit de onderstaande Telegram berichten die verdachte op 18 en 19 december 2024 heeft gestuurd en ontvangen dat hij instructies aan de medeverdachten gaf, dat deze medeverdachten om zijn instructies vroegen en dat verdachte bij het geven van instructies ook aanstuurt op geweldshandelingen:
Gebruiker: “Jaa. Regel dat dit niet fout. Wollah. Hij heeft klok aan alles”
Tegencontact: “T gaat niet fout geloof me zorg ervoor dat je na die garage gaat en eruit kan lopen”
Tegencontact: “Wanneer jullie eruit komen gelijk pakken? Of ga je eerst na daar wakka en dan zeg je aino dacht het was open man bra dan lopen jullie terug?”
Gebruiker: “Ja”
Gebruiker: “26m bro. Wees spits”
Gebruiker: “Zorg gewoon dat je hem direct klemt”
Gebruiker: “Ja bra. Regel t ff gewoon aub. Als ik deze vloint dan idk. Dus douw hem direct in die waggie. Hij ziet er nu wel sterk uit”
Gebruiker: “Gaa ff ko op mij”
Tegencontact: “Stuur rek na waar het moet en wat we moeten openen kom ja binnen”
Gebruiker: “Zeg tegen hem … Jij en je mattie gaan dood. Gewoon bang maken ff”
Uit het voorgaande volgt dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking voldoende is komen vast te staan en dat de rol van verdachte van voldoende gewicht was. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, namelijk dat zijn opzet en betrokkenheid zich slechts beperkte tot het afpakken van het horloge van het slachtoffer, gelet op het voorgaande, ongeloofwaardig. Verdachte en zijn mededaders hadden een vooropgezet plan op de vrijheidsberoving, de afpersing en de diefstal met geweld. Van het begin tot het eind, ook voor wat betreft de tenlastegelegde geweldshandelingen was er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen. Zijn rol in de voorbereiding en de uitvoering van deze delicten zoals hiervoor besproken was zo wezenlijk en zo bepalend dat er sprake is van medeplegen van alle tenlastegelegde handelingen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 19 december 2024 te Amsterdam en/of in Weesp tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door
- een vuurwapen te richten op die [benadeelde partij] ;
- die [benadeelde partij] vast te pakken en vast te houden;
- het gezicht van die [benadeelde partij] te bedekken;
- die [benadeelde partij] in een auto te plaatsen;
- klappen met vuist en het vuurwapen te geven in het gezicht van die [benadeelde partij] ;
- tegen die [benadeelde partij] te schoppen;
- tape over het gezicht van die [benadeelde partij] te plakken;
- tie-wraps om de polsen van die [benadeelde partij] te doen;
- terwijl die [benadeelde partij] zich in voornoemd voertuig bevond met dat voertuig naar een
box te rijden;
- die [benadeelde partij] te gebieden uit voornoemd voertuig te stappen;
- die [benadeelde partij] naar de box te geleiden en op een vuilniszak neer te zetten; en
- voornoemde [benadeelde partij] de woorden toe te voegen: ”Meewerken jij, ook niks proberen jij, meekomen nu!” en ”Jij gaat meewerken, doe je dat niet dan schiet ik je in je been!”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
Ten aanzien van feit 2:
op 19 december 2024 te Amsterdam en/of Weesp, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de toegangscode van zijn mobiele telefoon, de toegangscodes van zijn bankapps en crypto apps, die aan die [benadeelde partij] toebehoorden, door
- tie-wraps om de polsen van die [benadeelde partij] te doen;
- die [benadeelde partij] de woorden toe te voegen: “Geef je codes uit je telefoon, anders schieten we je neer in je been“ althans woorden van gelijke aard of strekking;
- een slijptol in de nek van die [benadeelde partij] te plaatsen;
- die [benadeelde partij] met vuist op het lichaam te slaan;
- te dreigen met het vuurwapen; en
- een mes tegen het been van die [benadeelde partij] te zetten;
Ten aanzien van feit 3:
op 19 december 2024 te Amsterdam en/of in Weesp, tezamen en in vereniging met een anderen 4.432,62 euro, een Rolex Datejust horloge en Apple iPhone 15 Pro mobiele telefoon, die aan [benadeelde partij] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- tie-wraps om de polsen van die [benadeelde partij] te doen;
- een slijptol in de nek van die [benadeelde partij] te plaatsen;
- die [benadeelde partij] met vuist op het lichaam te slaan;
- te dreigen met het vuurwapen; en
- een mes tegen het been van die [benadeelde partij] te zetten.

5.De strafbaarheid van de feiten en verdachte

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.De strafmotivering

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden alle voorwaarden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een strafoplegging gelijk aan het voorarrest in combinatie met een beperkt voorwaardelijk strafgedeelte ten behoeve van de bijzondere voorwaarden. Mocht de rechtbank tot een volledige veroordeling komen heeft hij subsidiair verzocht een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden op te leggen, waarvan acht maanden voorwaardelijk met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Hiermee is rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat sprake is van eendaadse samenloop.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft het slachtoffer, een zogenoemde vriend van hem, naar een locatie gelokt waarbij het slachtoffer op een brute wijze is aangevallen, in een auto is gestopt en uiteindelijk bebloed, geblindeerd en vastgebonden door de politie is aangetroffen in een garagebox. Samen met vier anderen had verdachte het doel om het slachtoffer te beroven van zijn Rolex horloge, telefoon en geld, waarbij het slachtoffer is gedwongen inloggegevens van zijn telefoon en bank- en cryptoapps te geven. Daarbij is het slachtoffer geslagen en bedreigd met een vuurwapen, een mes en een slijptol. Hoewel verdachte de geweldshandelingen gezien zijn aansturende rol niet zelf hoefde te verrichten, houdt de rechtbank verdachte wel degelijk verantwoordelijk voor alles wat het slachtoffer is aangedaan. Logischerwijs heeft het slachtoffer hierdoor doodsangsten uitgestaan. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat het handelen van verdachte en de medeverdachten een grote negatieve impact heeft gehad op het leven van het slachtoffer. Hij ervaart nog steeds veel angst en nachtmerries, heeft persoonsbeveiliging moeten regelen en probeert zich zoveel mogelijk in het buitenland te begeven. Wat verdachte ook kwalijk genomen kan worden is dat hij telkens heel berekenend alleen aan zijn eigen belang heeft gedacht. Eerst heeft hij, terwijl hij met het slachtoffer in de auto zat, instructies aan zijn medeverdachten gestuurd dat zij de ontvoering zo moesten opzetten dat het net zou lijken of verdachte ook ontvoerd werd en er dus niets mee te maken had. Dit bleef hij ook tijdens de ontvoering doen. Vervolgens heeft hij, toen hij en zijn medeverdachten het slachtoffer geblinddoekt en geboeid in de kelderbox hadden achtergelaten, de politie gebeld en gezegd dat hij zelf ontvoerd was en dat hij ergens in Antwerpen in een bos gebied uit de auto is gegooid en achtergelaten. De politie is toen met een team de hele ochtend bezig geweest om hem ‘als slachtoffer van een ontvoering’ terug te vinden omdat verdachte zijn telefoon had uitgezet. Toen de politie hem uiteindelijk had gevonden zij hij dat hij onder druk werd gezet en dat hij zijn medeverdachten sowieso zou gaan ‘snitchen’. Verdachte heeft dus telkens geprobeerd zijn eigen hachje te redden en op geen enkel moment gedacht aan de belangen van slachtoffer [benadeelde partij] .
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 16 mei 2025 volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit leidt niet tot een hogere of lagere straf.
In het rapport van 12 juni 2025 concludeert de reclassering dat verdachte een kwetsbare jonge jongen is. Via een zakelijke online wereld zou verdachte enorme geldbedragen hebben verdiend. Gelet hierop ziet de reclassering een risico op buitensporig gedrag en scheefgroei in zijn persoonlijke ontwikkeling. Ook geeft deze omgeving een verhoogd risico op druk vanuit het criminele circuit, terwijl verdachte geen beschermende personen in zijn leven lijkt te hebben. De reclassering heeft onvoldoende zicht op het leven van verdachte waardoor er geen inschatting van het recidiverisico is gemaakt. Met het oog op de zorgen omtrent de weerbaarheid en de ontwikkeling van verdachte adviseert de reclassering de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • contactverbod met het slachtoffer;
  • locatieverbod voor alle vliegvelden en landsgrenzen van Nederland met elektronische monitoring;
  • dagbesteding;
  • geen andere huisvesting zonder toestemming;
  • ambulante behandeling;
  • coaching;
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden; en
  • inzicht geven in sociaal netwerk.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar vergelijkbare zaken. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat sprake is van meerdaadse samenloop. Verdachte heeft tijdens de zitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft een behoorlijk berekenende indruk gemaakt op de rechtbank. Wel houdt de rechtbank in sterkere mate rekening met de jonge leeftijd van verdachte en zal daarom afwijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van zevenentwintig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.

7.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
een telefoontoestel met goednummer G6596218; en
een slijpmachine met goednummer G6596698.
Verbeurdverklaring
Deze twee voorwerpen die aan verdachte toebehoren worden verbeurd verklaard. Met behulp van de telefoon zijn de bewezenverklaarde feiten begaan, omdat op de telefoons de locatiegegevens van verdachte zijn aangetroffen. Met behulp van de slijpmachine zijn de onder feiten 2 en 3 bewezen verklaarde feiten begaan.

8.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een totaalbedrag van € 31.682,63 met toekenning van wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij verzoekt een immateriële schadevergoeding van € 10.000,- in verband met toegebracht lichamelijk en psychisch letsel. Daarnaast verzoekt hij een materiële schadevergoeding van € 21.682,63, bestaande uit de volgende posten:
  • Uber-rit (€ 123,86);
  • Rolex Datejust (€16.170,54);
  • Apple iPhone 15 Pro (€ 955,60); en
  • het gestolen geldbedrag (€ 4.432,63).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de gevorderde immateriële schadevergoeding te beperken tot een bedrag van tussen de € 2.500,- en € 5000,- omdat het gevorderde bedrag niet in lijn is met andere zaken en de aantasting in persoon op andere wijze niet kan worden vastgesteld. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de post Uber-rit, omdat er geen causaal verband bestaat met de bewezenverklaarde feiten. Tot slot dient de schadepost van het geldbedrag te worden afgewezen, omdat het geldbedrag al is teruggegeven aan de benadeelde partij.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen inclusief wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering van de benadeelde partij is deels betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de posten voldoende onderbouwd en komen deze voor vergoeding in aanmerking.
Anders dan de raadsman oordeelt de rechtbank dat de Uber-rit wel als rechtstreekse schade aangemerkt kan worden. Deze kosten zijn namelijk gemaakt omdat verdachte tijdelijk niet meer over zijn auto kon beschikken waarmee verdachte hem naar de plek van de ontvoering had gelokt omdat deze nog door de politie werd onderzocht. Daarnaast volgt uit het dossier niet dat het gevorderde weggenomen geldbedrag aan de benadeelde partij is teruggegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot vergoeding van de materiële schade geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het door de benadeelde gevorderde bedrag aan immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 5.000,-. De rechtbank grondt deze toewijzing op artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat de benadeelde partij zowel lichamelijk letsel heeft opgelopen als op een andere wijze in zijn persoon is aangetast. In de rechtspraak is aanvaard dat van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ niet alleen sprake is indien geestelijk letsel in de zin van een psychiatrisch ziektebeeld kan worden vastgesteld, maar ook indien de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde die conclusie rechtvaardigen. De nadelige gevolgen kunnen zo voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank beschouwt de vrijheidsberoving, de afpersing en de diefstal met geweld als een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en weegt ook mee dat de psychische impact daarvan is toegelicht. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, en is een rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten 1, 2 en 3. Gelet op de ernst van de normschending, de gevolgen die de bedeelde partij hiervan heeft ondervonden en gelet op schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een schadebedrag van € 5000,00 billijk. Het meer gevorderde zal de rechtbank afwijzen.
Concluderend wordt een bedrag van € 21.682,63 toegewezen als vergoeding voor materiële schade en een bedrag van € 5.000,- als vergoeding voor immateriële schade, beide te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast zal de rechtbank in het belang van de benadeelde partij als extra waarborg voor betaling aan hem de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek
4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is
bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van afpersing;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van diefstal vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van27 (zevenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een
gedeelte van de gevangenisstraf, groot9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij
Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12, 1091 GM Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [benadeelde partij] (geboren op [geboortedatum] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Locatieverbod met elektronische monitoring
Veroordeelde bevindt zich gedurende de proeftijd niet in de directe omgeving van vliegvelden en de Nederlandse Landsgrenzen. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod.
Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting alwaar veroordeelde dan verblijft.
Dagbesteding en/of scholing
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk en/of scholing, met een vaste structuur. De dagbesteding en/of scholing draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn online werkzaamheden en bedrijfsvoering.
Geen andere huisvesting zonder toestemming
Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres dan [adres] zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich diagnosticeren en behandelen door de forensische poli GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Het opmaken van een delict-analyse en risicotaxatie behoort tot de behandeling. De behandeling start op een nog nader te specificeren startmoment. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Ambulante begeleiding / coaching
Veroordeelde laat zich begeleiden / coachen door een nog nader te bepalen organisatie voor ambulante begeleiding / coaching passende bij zijn online leefwereld en het daarmee opgebouwde en nog op te bouwen vermogen van veroordeelde. De begeleiding / coaching start op een nog nader te specificeren startmoment en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft.
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Inzicht geven in sociaal netwerk
Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn sociale netwerk en houdt zich daarbij aan de aanwijzingen die hem vanuit de reclassering kunnen worden aangereikt aangaande dit sociale netwerk.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beslag
Verklaart verbeurd:
een telefoontoestel met goednummer G6596218; en
een slijpmachine met goednummer G6596698.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot € 21.682,63 (eenentwintigduizend zeshonderdtweeëntachtig euro en drieënzestig cent) als vergoeding voor materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 december 2024 tot aan de dag van de voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade af.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve
van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 26.682,63 (zesentwintigduizend zeshonderdtweeëntachtig euro en drieënzestig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 december 2024 tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 168 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op. Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Loots, voorzitter,
mrs. H.H.J. Zevenhuijzen en N. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. F.E. Leopold en S.L. van Tellingen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2025.