ECLI:NL:RBAMS:2025:7145

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
11669085 EA VERZ 25-482
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Hanos Amsterdam B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. Hanos verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de e-grond, wat verwijst naar verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. De werknemer had zich ziekgemeld en had problemen ervaren met een collega, maar weigerde om in gesprek te gaan of mee te werken aan mediation. De kantonrechter oordeelde dat het gedrag van de werknemer, waaronder onacceptabele uitlatingen en het niet meewerken aan een terugkeer naar de werkplek, als verwijtbaar kon worden gekwalificeerd. De rechter stelde vast dat de werknemer niet had voldaan aan redelijke verzoeken van de werkgever om de situatie op te lossen en dat zijn gedrag niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden, met ingang van 1 november 2025, en dat de werknemer in de proceskosten moest worden veroordeeld. De overige verzoeken van Hanos werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11669085 \ EA VERZ 25-482
Beschikking van 25 september 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HANOS AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Hanos,
gemachtigde: mr. M.P.A. Bos,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van 24 april 2025;
- de akte overlegging producties met daarin een aanvulling van het verzoek van de zijde van Hanos.
1.2.
Op 4 september 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Hanos zijn verschenen [naam 1] , HR-adviseur, en [naam 2] , HR Business Partner, bijgestaan door mr. Bos. [verweerder] is in persoon verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, Hanos mede aan de hand van spreekaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Na verder debat is beschikking gevraagd en is de datum voor de beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Hanos exploiteert een groothandel voor horeca-producten.
2.2.
[verweerder] is op 4 april 2022 bij Hanos in dienst getreden als Medewerker Orderverzameling, wat betekent dat hij verantwoordelijk is voor het verzamelen van producten en het samenstellen van bestellingen van klanten. [verweerder] werkte meestal avonddiensten op de diepvriesafdeling. Het salaris van [verweerder] bij een fulltime dienstverband bedraag € 2.402,68 bruto per maand. Na meerdere verlengingen is de arbeidsovereenkomst met ingang van 4 februari 2024 voor onbepaalde tijd verlengd. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Foodservice en Groothandel in levensmiddelen van toepassing.
2.3.
Op 30 oktober 2024 is er een gesprek geweest tussen [verweerder] en [naam 3] , zijn teamleider. In dat gesprek heeft [verweerder] verteld problemen te ervaren met [naam 4] , iemand die op uitzendbasis voor Hanos op dezelfde afdeling als [verweerder] werkt.
2.4.
Op 5 november 2024 is er een gesprek geweest tussen [verweerder] , zijn teamleider en [naam 5] , Hoofd Logistiek. In een van dat gesprek opgesteld verslag staat dat [verweerder] eist dat [naam 4] wordt ontslagen, hij niet bereid is om in gesprek te gaan met hem, hij het gevoel heeft dat alle teamleiders niet capabel zijn en hij zich gediscrimineerd voelt.
2.5.
Op 6 november 2024 heeft [verweerder] zich ziekgemeld.
2.6.
In een verslag van de bedrijfsarts van 14 november 2024 staat dat de klachten van [verweerder] niet berusten op onderliggend ziekte of gebrek, maar moeten worden gezien als een reactief beeld als gevolg van de verstoorde arbeidsverhoudingen op zijn werkplek. Verder staat in het verslag dat de bedrijfsarts partijen adviseert [verweerder] nu niet in te zetten in werk op die werkplek om verdere gezondheidsklachten te voorkomen en om in gesprek te gaan in het bijzijn van een onafhankelijke derde.
2.7.
Op 25 november 2024 is er een gesprek geweest tussen [verweerder] , [naam 2] , HR Business Partner, en [naam 6] , Logistiek Manager. In een van dat gesprek gemaakt verslag staat, voor zover van belang, het volgende:
“De heer [verweerder] heeft aangegeven dat hij het gedrag van zijn collega als bedreigend ervaart en stelt
dat hij alleen op de werkvloer terug wil keren als HANOS hem een veilige werkomgeving biedt. Dat is voor hem alleen te realiseren als HANOS afscheid neemt van de uitzendkracht, (…).
De heer [verweerder] geeft aan dat er gedragingen zijn van de collega-uitzendkracht die hij als bedreigend
ervaart zoals het via achterlangs gooien van een scanner in een kastje en het naar zijn mening te dicht
achterlangs lopen. Verder kan de heer [verweerder] geen voorbeelden geven.
HANOS geeft aan de gevoelens serieus te nemen en als uitgangspunt te hebben dat elke medewerker
een veilige werkomgeving dient te ervaren. Echter het door de heer [verweerder] beschreven gedrag dat
ook niet herkend wordt door andere collega’s is onvoldoende om te voldoen aan de wens van de heer
[verweerder] om afscheid te nemen van de collega-uitzendkracht. Voorstel is om een driegesprek aan te gaan, zodat de heer [verweerder] zijn gevoel kan bespreken, de collega-uitzendkracht hierop kan reageren
en er afspraken voor de toekomst gemaakt kunnen worden. De heer [verweerder] geeft aan dat dit geen
optie is. (…)
Nu de heer [verweerder] niet om tafel wil met zijn collega en HANOS voor beide werknemers een werkbare situatie gecreeerd dient te worden, wordt voorgesteld de heer [verweerder] (…) werk te bieden in de ochtendploeg. (…) Ook dat wijst de heer [verweerder] af, omdat hij aangeeft het te zien als een ‘verlies’ als hij weggehaald wordt uit de avondploeg en de collega-uitzendkracht daar kan blijven. (…)
HANOS biedt de heer [verweerder] nog een laatste mogelijkheid door hem een andere functie aan te
bieden. (…) Ook dat wijst de heer [verweerder] af.
(…)”
2.8.
In een verslag van 29 november 2024 van de bedrijfsarts staat dat het oordeel van 14 november 2024 van de bedrijfsarts over ziekte nog steeds van toepassing is. Verder staat in dat verslag dat geadviseerd wordt het dossier te sluiten.
2.9.
Op vrijdag 29 november 2024 heeft Hanos [verweerder] laten weten dat zij hem maandag 3 december 2024 om 8.00 uur op het werk verwachten voor de dagdienst van de diepvriesafdeling. [verweerder] heeft daarop aan Hanos laten weten dat ze hem niet kunnen verwachten, omdat hij nog ziek is.
2.10.
Bij brief van 5 december 2024 heeft Hanos aan [verweerder] bericht dat de betaling van zijn loon zal worden gestopt, tot hij weer op werk verschijnt en dat Hanos de door hem ervaren klachten opnieuw zal laten beoordelen door de bedrijfsarts.
2.11.
In een verslag van de bedrijfsarts van 17 december 2024 staat dat [verweerder] niet volledig arbeidsgeschikt is voor zijn werk en dat mediation wordt geadviseerd.
2.12.
Bij e-mail van 19 december 2024 heeft Hanos aan [verweerder] gevraagd uiterlijk 24 december 2024 de naam van een mediator door te geven, bij gebreke waarvan Hanos zelf een mediator zal benaderen. [verweerder] heeft deze e-mail niet beantwoord.
2.13.
Daarop heeft Hanos zelf een mediator ingeschakeld. In overleg met [verweerder] is vervolgens een intakegesprek ingepland op 23 januari 2025. De ochtend van 23 januari 2025 heeft [verweerder] zich afgemeld voor dat gesprek.
2.14.
In een verslag van de bedrijfsarts van 28 januari 2025 staat dat [verweerder] vanwege een calamiteit niet bij het gesprek met de mediator op 23 januari 2025 aanwezig kon zijn, [verweerder] nog openstaat voor mediation en hij per 29 januari 2025 medisch weer arbeidsgeschikt is voor eigen werk.
2.15.
Op 6 februari 2025 heeft [verweerder] een intakegesprek gehad met de mediator. In een e-mail van 20 maart 2025 heeft de mediator geschreven dat het gesprek door [verweerder] relatief snel werd gestopt en hij vervolgens de ruimte verliet. Verder schrijft de mediator dat hij [verweerder] een e-mail heeft gestuurd met het advies contact op te nemen met het MfN (Mediatorsfederatie Nederland), maar op die e-mail geen reactie heeft gehad.
2.16.
Op 10 februari 2025 heeft [verweerder] het volgende bericht gestuurd aan [naam 1] :

Begint jullie drijf te reinigen..Met die racistische mensen die daar rond lopen stelletje ziek mannen die geen vrouw kan zien..jaloers haters Racistisch..onschuldig mensen van beschuldigd..een jullie bescherm hun ook..een doet onschuldig mensen een ze familie pijn …ik zal vechten me dood deze vieze mensen hoor niet meer in deze tijd..ik veel video’s een flim alls bewijs..ik wacht me juiste moment om me ding te doen.
2.17.
Bij brief van 18 april 2025, onder meer verstuurd via Whatsapp, heeft Hanos, voor zover van belang, het volgende geschreven, aan [verweerder] :

We geven u een laatste kans om aan te geven hoe u het probleem dan op zou willen lossen (waarbij het ontslag van [naam 4] geen optie is). U kunt uw eigen werk hervatten, maar wellicht ten overvloede beschrijven wij ook nogmaals de drie geboden opties:
Wisseling van uw rooster van de avondploeg diepvries naar de ochtendploeg diepvries. (…).
Een driegesprek aangaan met uw collega (de heer [naam 4] ) en leidinggevende/HR (…).
Als laatste bieden wij u ook de mogelijkheid te starten in een andere functie op een andere afdeling (bijvoorbeeld de emballage).
Wij verzoeken u te verschijnen op de vestiging HANOS Amsterdam op donderdag 24 april 2025 om 9:00 uur voor een gesprek met [naam 1] (HR Adviseur) en [naam 6] (logistiek manager) om aan te geven naar welke van de drie geboden opties uw voorkeur uitgaat. (…) Mocht geen van de geboden opties voor u een oplossing bieden, dan kunnen wij het dienstverband met u niet voortzetten en zullen wij met u in gesprek treden over de mogelijkheid om een beëindigingsregeling te sluiten. Komen wij ook daar niet uit, dan zullen wij de rechter vragen om het dienstverband te beëindigen.
(…)”.
2.18.
[verweerder] is op 24 april 2024 niet op het werk verschenen.
2.19.
Op 7 mei 2025 heeft [verweerder] de volgende berichten gestuurd aan [naam 5] :

Jullie zijn homo’s, onzeker van jezelf. Zuigen aan zwarte mannen voor een klein beetje. Je eigen mensen slecht behandelen. Eikels (lul) een dag zal het ook je kinderen overkomen, eikels (lul).
(…)
Zuigers jullie zijn flikkers/homo’s
2.20.
Bij brief van 12 mei 2025 heeft Hanos aan [verweerder] een officiële waarschuwing gegeven, onder meer voor zijn berichten op 10 februari en 7 mei 2025.
2.21.
Op 20 mei 2025 heeft de bedrijfsarts partijen geadviseerd [verweerder] een bedrijfsgeneeskundig belastbaarheidsonderzoek te laten doen om te onderbouwen of sprake is van ziekte/gebrek. [verweerder] heeft niet meegewerkt aan dat onderzoek, althans dat onderzoek is op zijn verzoek stopgezet.
2.22.
Bij brief van 25 juli 2025 heeft Hanos aan [verweerder] geschreven dat de loon betaling wordt stopgezet per 22 juli 2025, omdat hij niet meewerkt aan het bedrijfsgeneeskundig belastbaarheidsonderzoek.
2.23.
Bij e-mail van 25 augustus 2025 heeft [verweerder] het volgende geschreven aan [naam 1] :

U hadt weer iest gedaan waar u hard blij van wordt jammer dat in dat bedrijf dat niemand ziet wat u doet …maar een dag zal het waarheid boven tafel komen ..ik ben al me afspraken met het bedrijfsarts geweest maar omdat ik niet die één wat jij zo graag wil ..hoe u mij vooroordeel met je rascit denkwijze ..een nooit kijk naar mij me familie nu is het nog erger me huur me water me gas licht ziekfons ect ..al die ding zijn niet van belang vor jou het is wat jou hard verlang er mij uit hanos zien gaan ..weer ziet het een miemand ziet het dat het wat u wilt niet wat goed is voor al bijde kanten …dat hebt vanaf het eerste dag tot nu toe gedaan ..u heeft ook familie vergeet dat niet..
2.24.
Bij brief van 27 augustus 2025 heeft Hanos aan [verweerder] geschreven dat zijn e-mail van 25 augustus 2025 voor haar een reden voor ontslag op staande voet is, maar dat zij vanwege de lopende ontbindingsprocedure ervoor kiest de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens ernstig verwijtbaar handelen.

3.Het verzoek

3.1.
Hanos verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, zonder rekening te houden met de opzegtermijn en zonder daarbij een vergoeding aan [verweerder] toe te kennen, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Hanos verzoekt primair ontbinding op de e-grond. Daaronder wordt verstaan het verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Als hiervan sprake is, heeft de werkgever geen herplaatsingsplicht. Achtergrond hiervan is dat een ontslag op deze grond een sanctie is op ontoelaatbaar gedrag van de werknemer.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat [verweerder] niet heeft meegewerkt aan de terugkeer naar zijn werkplek. Hij heeft bij Hanos gemeld dat hij problemen had met een collega, maar niet concreet gemaakt waarom het gedrag van die collega zodanig is dat van [verweerder] niet kan worden verwacht dat hij komt werken. Op meerdere verzoeken van Hanos om in het bijzijn van een derde het gesprek aan te gaan met die collega, heeft [verweerder] geen gehoor gegeven. Ook aan de meer dan redelijke verzoeken van Hanos om op een ander tijdstip of op een andere afdeling te werken heeft [verweerder] geen gehoor gegeven. Verder heeft [verweerder] de mediaton gefrustreerd door tijdens het intakegesprek weg te lopen en een e-mail van de mediator onbeantwoord te laten. Tot slot is een bedrijfsgeneeskundig belastbaarheidsonderzoek niet uitgevoerd, omdat [verweerder] hieraan geen medewerking verleende.
4.3.
Ook heeft [verweerder] op 10 februari 2024 op onacceptabele wijze kritiek geuit op de bedrijfsvoering en het functioneren van leidinggevenden van Hanos. Ook de berichten van [verweerder] van 7 mei 2025 aan [naam 5] en van 25 augustus 2025 aan [naam 1] overschrijden alle fatsoensnormen.
4.4.
Geoordeeld wordt dat het gedrag van en de uitlatingen door [verweerder] zijn aan te merken als verwijtbaar handelen. Dat zijn gedrag mogelijk voortkomt uit frustratie en hij zich onbegrepen, althans door Hanos niet gesteund, voelt vormen geen rechtvaardiging voor zijn gedrag. Hanos hoeft dergelijke uitlatingen en gedrag niet te accepteren. Van [verweerder] mag worden dat hij op een constructieve en respectvolle wijze communiceert met Hanos. De weigerachtige houding van [verweerder] om op de werkplek terug te keren en zijn wijze van communiceren maakt een verdere samenwerking met Hanos onmogelijk. Van Hanos kan dan ook niet worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren.
4.5.
Het opzegverbod tijdens ziekte is niet van toepassing. De bedrijfsarts heeft op 28 januari 2025 geoordeeld dat [verweerder] per 29 januari 2025 medisch weer arbeidsgeschikt is voor eigen werk.
4.6.
Bovenstaande betekent dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden vanwege verwijtbaar handelen dan wel nalaten door [verweerder] .
4.7.
Omdat de door Hanos verzochte ontbinding op de primaire grondslag wordt toegewezen, behoeven de door Hanos aangevoerde subsidiaire en meer subsidiaire grondslag geen bespreking.
4.8.
Vervolgens zal beoordeeld worden of het handelen van [verweerder] ook als ernstig verwijtbaar kan worden gekwalificeerd. De rechter moet terughoudend zijn met het aannemen van ernstige verwijtbaarheid en alleen in duidelijke en uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen dat hiervan sprake is. Naar het oordeel van de kantonrechter haalt het verwijtbaar handelen van [verweerder] deze hoge drempel niet.
4.9.
Aanvankelijk heeft Hanos zich niet op het standpunt gesteld dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Kennelijk waren de eerdere berichten die [verweerder] heeft gestuurd voor Hanos geen aanleiding om het standpunt in te nemen dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Dit is pas veranderd naar aanleiding van de e-mail van 25 augustus 2025 van [verweerder] aan [naam 1] .
4.10.
Hanos leest in de zin ‘
..u heeft ook familie vergeet dat niet..’ een bedreiging aan het adres van [naam 1] en haar familie. Die mening deelt de kantonrechter niet, mede gelet op de verklaring die [verweerder] hiervoor op de zitting heeft gegeven. [verweerder] heeft die e-mail geschreven in reactie op de door Hanos doorgevoerde loonstop. Voor de hiervoor genoemde zin schrijft [verweerder] , althans zo begrijpt de kantonrechter het, dat hij door de loonstop in de problemen komt met de betaling van de huur, het gas, water en licht en het ziekenfonds en Hanos geen rekening houdt met hem en zijn familie. In dat licht moet de opmerking van [verweerder] ‘
..u heeft ook familie vergeet dat niet..’, worden gelezen, namelijk dat hij geen geld heeft om zijn familie te onderhouden en dat [naam 1] dat moet begrijpen, omdat zij ook familie heeft.
4.11.
De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 9 onderdeel a BW worden ontbonden met ingang van 1 november 2025. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van de procedure, met dien verstande dat een termijn van ten minste een maand resteert.
4.12.
De overige verzoeken van Hanos zullen worden afgewezen.
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld en sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . De proceskosten aan de zijde van Hanos worden begroot op € 678,00 (€ 135,00 aan griffierecht en € 543,00 aan salaris gemachtigde), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 november 2025,
5.2.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verweerder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Kraak, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025.
57170