ECLI:NL:RBAMS:2025:7140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
13/115136-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de opgeëiste persoon uit Polen

Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak is gestart op verzoek van de officier van justitie op 22 mei 2025. De opgeëiste persoon, geboren in 2001 in Polen, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zittingen op 9 juli en 6 augustus 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op basis van de Overleveringswet (OLW) verlengd en een gevangenhouding bevolen.

In een tussenuitspraak op 23 juli 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende vragen aan de Poolse autoriteiten te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw, die stelde dat de opgeëiste persoon een reëel risico op suïcide zou lopen in Polen, verworpen, omdat de overgelegde informatie niet voldoende betrouwbaar was. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij zij de omstandigheden van de opgeëiste persoon in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/115136-25
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 22 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in
behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 december 2024 door
the District Court of Lublin(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 9 juli 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 9 juli 2025, in aanwezigheid
van mr. U.E.A. Weitzel, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan
door zijn raadsvrouw mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW)
uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [1]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding
bevolen.
De tussenuitspraak van 23 juli 2025
Op 23 juli 2025 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen. Daarbij is het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende vragen in het kader van artikel 12 OLW voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De zitting van 6 augustus 2025
De behandeling van het EAB is – met instemming van partijen in een gewijzigde samenstelling – voortgezet op de zitting van 6 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal. De raadsvrouw was door middel van een telefonische verbinding aanwezig bij de zitting.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.De tussenuitspraak van 23 juli 2025

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 23 juli 2025. [2] Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 12 OLW

De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen onder punt 4.3 van de tussenuitspraak van 23 juli 2025. Ook deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang. De opgeëiste persoon heeft bij het verhoor bij de politie op 10 juli 2022 een adresinstructie gekregen en heeft toen een adres opgegeven. De opgeëiste persoon, die toen in voorlopige hechtenis verbleef, was aanwezig bij de procedure in eerste aanleg, samen met zijn advocaat. Deze advocaat heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Nadat de opgeëiste persoon vrij kwam uit de voorlopige hechtenis ter zake van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd, heeft hij opnieuw een adres doorgegeven. De oproep voor de zitting in hoger beroep is naar dit adres verstuurd en is door een volwassen huisgenoot in ontvangst genomen. De opgeëiste persoon is na zijn vrijlating uit voorlopige hechtenis naar Nederland vertrokken zonder dit aan de Poolse autoriteiten te hebben doorgegeven. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij geen contact meer met zijn huisgenoot heeft gehad. Op grond van voormelde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon kennelijk onzorgvuldig geweest door, ondanks de eerder aan hem gegeven adresinstructie, niet bereikbaar te zijn voor de Poolse justitiële autoriteiten op het adres dat hij heeft doorgegeven nadat hij uit de voorlopige hechtenis was vrijgelaten doordat hij, zonder bericht, Polen heeft verlaten en naar Nederland is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met het thuisfront.

5.Artikel 11 OLW

De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen onder punt 6.1.3 van de tussenuitspraak van 23 juli 2025. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank voorafgaand aan de zitting een brief d.d. 22 juli 2025 doen toekomen van een Poolse jurist die gespecialiseerd is in internationaal recht. Deze brief heeft betrekking op de psychische gezondheidstoestand van de opgeëiste persoon en de gevolgen die een eventuele detentie in Polen voor hem zou hebben, namelijk een reëel risico op suïcide.
De rechtbank overweegt dat de door de raadsvrouw overgelegde brief geen aanleiding vormt om tot een ander oordeel te komen dan in de tussenuitspraak is gedaan. Deze brief bevat namelijk geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens waaruit een
algemeengevaar blijkt dat personen die een gevangenisstraf uitzitten in Polen, in detentie in onvoldoende mate medisch behandeld of psychisch geholpen kunnen worden. De rechtbank verwerpt daarom het verweer .

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 302 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the District Court of Lublin(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. C. Klomp en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 augustus 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW. (of eerste, derde, vierde en vijfde lid OLW)