ECLI:NL:RBAMS:2025:7113

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
13/167876-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde of gewapende diefstal

Op 9 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Aachen op 17 mei 2024. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 2003, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsman niet altijd aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor de beslissing over de overlevering verlengd en heeft toestemming voor doorlevering aan Duitsland afgewacht van de Spaanse autoriteiten, aangezien de opgeëiste persoon eerder vanuit Spanje naar Nederland was overgeleverd.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2025 werd de toestemming voor doorlevering aan Duitsland besproken, die op 23 april 2025 was gegeven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering niet afhankelijk gemaakt kan worden van de terugkeergarantie, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en zich hierop niet heeft beroepen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet van toepassing is, omdat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zich op Duits grondgebied hebben afgespeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/167876-24
Datum uitspraak: 9 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 5 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 mei 2024 door een rechter aan het
Amtsgericht Aachen, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie Penitentiaire Inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De opgeëiste persoon is op 29 april 2024 vanuit Spanje aan Nederland overgeleverd. Voor doorlevering aan Duitsland is op grond van artikel 28 Kaderbesluit 2002/584/JBZ, toestemming vereist van de Spaanse autoriteiten.
Zitting 23 juli 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 juli 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, advocaat in Maastricht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst voor onbepaalde tijd, omdat de rechtbank toestemming voor doorlevering nodig heeft vanuit de Spaanse autoriteiten.
Zitting 26 augustus 2025
De toestemming voor doorlevering aan Duitsland is op 23 april 2025 gegeven door de
Juzgado Central de Instrucción no. 004te Madrid. Op 19 augustus 2025 is de toestemming inclusief Engelse vertaling verzonden aan het Openbaar Ministerie.
De behandeling van het EAB is in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van
26 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, zijn niet verschenen. De raadsman heeft dit op 22 augustus 2025 aangekondigd per mail en zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Ten aanzien van de termijn waarbinnen zij op het overleveringsverzoek moet beslissen, overweegt de rechtbank het volgende. Op 19 augustus 2025 is de in het Engels vertaalde toestemming voor doorlevering verzonden aan het Openbaar Ministerie. Dit betekent dat de vereiste toestemming op of na die datum is ontvangen en dat de beslistermijn als bedoeld in artikel 22, eerste en derde lid, OLW, gelet op het bepaalde in artikel 22, tweede lid, OLW, pas op dat moment is gestart. [3] De wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen is daarom nog niet verstreken.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
warrant of arrestvan het
Amtsgericht Aachen, met de datum 17 mei 2024. Referentienummer: 520 Gs 159/42.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, maar heeft zich niet beroepen op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. Daarom zal de rechtbank overlevering niet afhankelijk maken van de verstrekte terugkeergarantie.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op een feit wat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [5]
De officier van justitie stelt zich, voor wat betreft het derde strafbare feit, primair op het standpunt dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW niet van toepassing is, omdat het door de Duitse autoriteiten tenlastegelegde feit heeft plaatsgevonden op Duits grondgebied en niet op Nederlands grondgebied. Subsidiair verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond, omdat het onderzoek in Duitsland is aangevangen, de slachtoffers zich in Duitsland bevinden, het bewijs in Duitsland is, en Nederland niet voornemens is om de opgeëiste persoon voor deze feiten te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat uit het EAB volgt dat alle tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden op Duits grondgebied, namelijk de diefstallen of poging daartoe. Dat een van de gestolen voertuigen in Nederland is teruggevonden, maakt niet dat de diefstal ook in Nederland is gepleegd. In dat licht vormt het gegeven dat het feit wordt geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen. De weigeringsgrond van artikel 13 OLW is niet van toepassing.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Aachen, Duitsland voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M. Scheeper en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.S. Haas, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Artikel 22, tweede lid, OLW luidt:
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.