Op 9 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het parket van de Procureur des Konings in Oost-Vlaanderen, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1995, die in Nederland woont. De officier van justitie had op 27 mei 2025 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd op 30 oktober 2024. Tijdens de zittingen op 24 juli, 7 augustus en 26 augustus 2025 is de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het doen van uitspraak op basis van de Overleveringswet (OLW) was verstreken, wat de rechtbank niet ontsloeg van haar verplichting om te beslissen. De verdediging stelde dat het EAB niet voldeed aan de eisen, omdat er geen voor tenuitvoerlegging vatbare vonnissen aan ten grondslag lagen. De rechtbank concludeerde dat de grondslag van de verzochte overlevering onduidelijk was, en dat er geen ruimte was om nadere informatie in te winnen. Daarom heeft de rechtbank de overlevering geweigerd, omdat het EAB niet voldoende was onderbouwd.