Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Circuit Court in Tarnobrzeg, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
final judgment of the District Court in Mielecvan 11 mei 2016, met kenmerk II K 139/16.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
5.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW
contra legemzou kunnen blijven toepassen of artikel 6a OLW en de door het Hof voorgeschreven werkwijze kunnen combineren. Concreet zou de enkele toezegging van de uitvaardigende justitiële autoriteit dat wordt ingestemd met het toezenden van het vonnis en het certificaat dan al voldoende moeten zijn om een beslissing te nemen ex artikel 6a OLW. Daadwerkelijke toezending van het certificaat en het vonnis hoeft dan dus niet te worden afgewacht. De officier van justitie heeft primair verzocht om een tussenuitspraak te wijzen met daarin een oordeel over de gelijkstelling en een verzoek aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om toestemming om de straf over te nemen. Indien de rechtbank het niet eens is met de analyse dat zij kan volstaan met een toezegging, verzoekt de officier van justitie subsidiair om in de tussenuitspraak te vragen om het certificaat en het vonnis.
en procedurevan Kaderbesluit 2008/909/JBZ in acht neemt met betrekking tot de erkenning van de strafrechtelijke veroordeling tot die straf en de overname van de tenuitvoerlegging van die straf. Deze procedure houdt - kort gezegd – in dat, voordat de tenuitvoerlegging van een straf kan worden overgenomen, het certificaat zoals opgenomen in bijlage 1 van dat Kaderbesluit wordt ingevuld en samen met het vonnis wordt overgelegd door de beslissingsstaat. Met de toezending van het certificaat en het vonnis wordt de toestemming van de beslissingsstaat voor de overname van de tenuitvoerlegging van de in die staat opgelegde straf uitgedrukt. [6] Een en ander wordt door het HvJ EU herhaald in zijn arrest van 11 september 2025. [7] De rechtbank ziet daarom geen andere uitleg van het eerstgenoemde arrest dan dat de procedure inzake de erkenning van de strafrechtelijke veroordeling tot die straf en de overname van de tenuitvoerlegging van die straf zoals vastgesteld in Kaderbesluit 2008/909/JBZ moet worden gevolgd. Een enkele schriftelijke toestemming of toezegging, zoals bepleit door de officier van justitie, volstaat volgens de rechtbank dan ook niet. Daarbij merkt de rechtbank op dat de weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel 6a OLW facultatief is. Hierdoor is er ruimte om van de toepassing van de weigeringsgrond af te zien indien niet aan de eisen van de procedure zoals hierboven beschreven is voldaan. In die zin leidt een kaderbesluitconforme uitleg van artikel 6a in de hiervoor bedoelde zin niet tot een
contra legemuitleg van die bepaling. Tegelijkertijd is de rechtbank zich ervan bewust dat artikel 6a OLW pas volledig in overeenstemming zal zijn met het arrest van het HvJ EU wanneer daarin een specifieke bepaling wordt opgenomen over het verzoeken om het certificaat en een kopie van het vonnis als vereiste voor toepassing van artikel 6a, eerste lid, OLW.
CJvan het HvJ EU de officier van justitie te verzoeken om het ingevulde certificaat zoals opgenomen in bijlage 1 van het Kaderbesluit 2008/909/JBZ en een kopie van het vonnis van
the District Court in Mielecvan 11 mei 2016 op te vragen bij of via de uitvaardigende justitiële autoriteit, zodat de rechtbank kan beslissen over de overname van de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde straf als bedoeld in artikel 6a OLW.
7.De weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f) OLW
8.Beslissing
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen het voornoemde verzoek onder 6 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.