ECLI:NL:RBAMS:2025:7014

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
11705620 WM VERZ 25-7276
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van sanctie wegens verkeersgedragingen in het kader van de Wahv

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 september 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen administratieve sancties opgelegd aan betrokkene wegens verkeersgedragingen. Betrokkene, vertegenwoordigd door Adviesbureau Skandara B.V. en gemachtigd door mr. B. de Jong, had twee sancties ontvangen voor het negeren van verkeersborden. De eerste gedraging betrof het negeren van een geslotenverklaring (bord C2) en de tweede het niet volgen van de verplichte rijrichting (bord D4). De gemachtigde voerde aan dat beide gedragingen voortkwamen uit één wilsbesluit, aangezien ze tijdens dezelfde manoeuvre plaatsvonden. De kantonrechter oordeelde dat het opleggen van twee sancties in dit geval niet billijk was en matigde de sanctie in de zaak van de geslotenverklaring tot nihil. De rechter overwoog dat betrokkene de keuze had om de geslotenverklaring te negeren, maar dat dit niet automatisch betekende dat er sprake was van twee afzonderlijke gedragingen. De beslissing om de sanctie te matigen werd genomen om te voorkomen dat betrokkene tweemaal voor één feitelijke gedraging zou worden gestraft. De rechter kende ook een proceskostenvergoeding toe aan betrokkene, omdat de sanctie in de eerste zaak was gematigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. J.P.C. van Dam van Isselt
zaaknummers: 11705620 WM VERZ 25-7276
11705326 WM VERZ 25-7277
beslissing van: 15 september 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 15 september 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
namens wie beroep is ingesteld door:
Adviesbureau Skandara B.V.
mr. B. de Jong
verder: gemachtigde
welk beroep is ingesteld bij verzoekschriften, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 23 december 2024 en 24 december 2024 en is gericht tegen de beslissingen van 18 december 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002.

CJIB-nummers: [nummer 1] en [nummer 2]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene zijn bij beschikkingen van 23 april 2024 (verder: de inleidende beschikkingen) twee sancties in het kader van de Wahv opgelegd. Namens betrokkene heeft gemachtigde tegen de inleidende beschikkingen beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep in de onderhavige zaken – na gemachtigde te hebben gehoord – ongegrond verklaard. Tegen die beslissingen heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep in beide zaken is behandeld op de openbare zitting van 15 september 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Namens gemachtigde is mr. A. de Jong ter zitting verschenen. Gemachtigde heeft op de zitting geen aanvullingen op het beroepschrift.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van de beroepschriften. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep in de zaak 11705620 WM 25-7276 gedeeltelijk gegrond is en het beroep in de zaak 11705326 WM 25-7277 ongegrond.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Aan betrokkene zijn bij inleidende beschikkingen wegens verkeersgedragingen twee administratieve sancties opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten dat met een taxivoertuig met kenteken [kenteken] :
 een weg is gebruikt in strijd met een eenrichtingsweg dan wel geslotenverklaring op een andere weg dan een auto(snel)weg. Deze gedraging is geconstateerd op 17 maart 2024 om 17:39 uur op de Sarphatistraat 47 te Amsterdam (zaak 11705326 WM VERZ 25-7277);
 is gereden in strijd met het gebod tot het volgen van de aangegeven rijrichting (bord D4). Deze gedraging is geconstateerd op 17 maart 2024 om 17:40 uur op de Sarphatistraat 47 te Amsterdam (zaak 11705620 WM VERZ 25-7276).
2. Het beroep in de onderhavige zaken is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert tegen de beslissingen van verweerder aan dat het handelen in strijd met de geslotenverklaring (bord C2) en het rijden in strijd met een gebod tot het volgen van de aangegeven rijrichting (bord D4) één en dezelfde feitelijke gedraging is. Deze gedragingen hebben immers tijdens dezelfde manoeuvre plaatsgevonden. Als het bord D4 ter plaatse wordt genegeerd, dan wordt automatisch ook het bord C2 genegeerd. Gemachtigde heeft een afbeelding van de situatie ter plaatse aan het beroepschrift gevoegd. Het voorgaande betekent dat - indien beide sancties in stand zouden blijven - betrokkene tweemaal wordt gestraft voor één feitelijke gedraging. Er is immers sprake van een voortgezette handeling en één ongeoorloofd wilsbesluit, namelijk rechts afslaan waar dat niet is toegestaan (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 oktober 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8990).
Derhalve is het opleggen van twee sancties in de gegeven omstandigheden niet billijk.
Namens betrokkene wordt verzocht om matiging van het sanctiebedrag en om toekenning van een proceskostenvergoeding
4. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat beide gedragingen voortkomen uit één wilsbesluit. Daarom verzoekt verweerder de kantonrechter om de sanctie in de zaak 11705620 WM 25-7276 te matigen naar nihil en het beroep in die zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren. In de zaak 11705326 WM 25-7277 dient de inleidende beschikking in stand te blijven en verzoekt verweerder de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.
5. Het volgende wordt overwogen.
6. Verbalisant [naam] verklaart in de zaak 11705326 WM VERZ 25-7277 dat hij zag dat betrokkene het bord C2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990, dat duidelijk zichtbaar aan het begin van de straat ter hoogte van de kruising Weesperplein en Sarpathistraat was geplaatst, passeerde en de geslotenverklaring negeerde.
In de zaak 11705620 WM VERZ 25-7276 verklaart verbalisant [naam] dat hij heeft waargenomen dat betrokkene een andere richting op reed dan aangegeven door bord D4 van het RVV 1990 op de kruising van de Weesperstraat en Sarphatistraat. Het bord D4 gaf aan dat weggebruikers in de richting van de Wibautstraat moesten gaan. Betrokkene deed dit niet, maar sloeg rechtsaf.
Betrokkene is staande gehouden en de cautie verleend. Bij de staandehouding heeft betrokkene verklaard:
“Ik wist het niet”.
7. Bij de beoordeling of in het geval van meerdere gedragingen sprake is van een voortgezette handeling of een eendaadse samenloop stelt de kantonrechter voorop dat een verkeersdeelnemer voortdurend te maken krijgt met nieuwe verkeerssituaties, waarin hij alert dient te zijn en waarin hij derhalve bij voortduring beslissingen neemt en moet nemen. Er is niet snel sprake van meerdere gedragingen die voortkomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit. In dit geval heeft betrokkene er voor gekozen om op de kruising niet de aangegeven rijrichting te volgen maar rechtsaf te slaan, waarbij een geslotenverklaring, aangegeven door een bord C2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990 is genegeerd. Betrokkene had op dat moment alsnog kunnen besluiten om de geslotenverklaring niet te negeren en alsnog rechtdoor te gaan. Echter als betrokkene deze keuze zou hebben gemaakt, dan was er geen sprake meer van het negeren van de door bord D4 aangegeven rijrichting. Gelet hierop kan grond worden gevonden voor het oordeel dat oplegging van twee sancties in dit geval niet billijk is. Daarom zal ondanks dat de gedragingen zijn komen vast te staan, de boete in de zaak 11705620 WM 25-7276 worden gematigd tot nihil.

Ten aanzien van de proceskostenvergoeding:

8. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Nu de sanctie in zaak 11705620 WM 25-7276 is gematigd, wordt in die zaak een proceskostenvergoeding toegekend.
9. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. Gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht in zaak 11705620 WM 25-7276:
- het indienen van een administratief beroep bij verweerder;
- het fysiek bijwonen van een hoorzitting;
- het indienen van beroep bij de kantonrechter;
- en het verschijnen tijdens de zitting van de kantonrechter.
10. Volgens de bijlage bij het Bpb dient aan ieder van deze proceshandelingen 1 punt te worden toegekend. De waarde van 1 punt bedraagt met ingang van 1 januari 2025 in de fase van het bezwaar en administratief beroep € 647,00 en in de fase van het beroep en hoger beroep € 907,00.
11. Gelet op het voorgaande worden in zaak 11705620 WM 25-7276 voor de door gemachtigde verrichte proceshandelingen in de fase van het administratief beroep 2 punten ad € 647,00 toegekend en voor de verrichte proceshandelingen in de fase van het beroep bij de kantonrechter 2 punten ad € 907,00. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast, en ingevolge artikel 13a lid 2 Wahv wordt de proceskostenvergoeding vermenigvuldigd met 0,25 (vgl. de uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:985). Aldus zal de kantonrechter verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 388,50 ((2x647)+ ((2x907) x 0,5 (weging) x 0,25 (Wahv factor)).
12. Daarom wordt beslist als volgt

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep in zaak 11705623 WM 25-7277 ongegrond;
- verklaart het beroep in zaak 11705620 WM 25-7276 gedeeltelijk gegrond en stelt, onder wijziging van de inleidende beschikking, de sanctie vast op nihil;
- bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag in zaak 11705620 WM 25-7276 aan betrokkene wordt gerestitueerd;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder in zaak 11705620 WM 25-7276 een kostenvergoeding toe van € 388,50.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.