ECLI:NL:RBAMS:2025:6990

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
775183
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplaatsing logeeradres van zorgbehoevende naar andere locatie door zorginstelling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een zorgbehoevende, aangeduid als [eiseres], en de zorginstelling Stichting Amsta. [Eiseres], die lijdt aan verschillende ernstige aandoeningen, vorderde in kort geding dat Amsta haar verblijf in [locatie 1] zou voortzetten en haar niet zou dwingen te verhuizen naar [locatie 2]. De achtergrond van het geschil ligt in een conflict over de zorgovereenkomst en de wens van Amsta om de logeerplek van [eiseres] te verplaatsen naar een andere locatie, die volgens Amsta beter zou aansluiten bij haar behoeften. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 september 2025 heeft [eiseres] haar vorderingen toegelicht, terwijl Amsta verweer voerde. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis overwogen dat Amsta in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen om de logeerplek te wijzigen. De rechter heeft daarbij de belangen van zowel [eiseres] als de andere cliënten van Amsta in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiseres] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en redelijkheid in de besluitvorming van zorginstellingen, vooral wanneer het gaat om de verplaatsing van zorgbehoevenden.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/775183 / KG ZA 25-710 EAM/BB
Vonnis in kort geding van 17 september 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 8 september 2025,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.A. Fijnheer te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING AMSTA,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: Amsta,
advocaat: mr. A.F. Verbruggen te Amsterdam.

1.De procedure

Op de mondelinge behandeling van 10 september 2025 heeft [eiseres] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Amsta heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een op voorhand ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van [eiseres] : [eiseres] met haar moeder en mr. Fijnheer;
aan de kant van Amsta: [naam 1] (woonzorgdirecteur), [naam 2] (contactverzorgende) en [naam 3] (clustermanager) met mr. Verbruggen.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] , 54 jaar oud, is geboren met het OFCD syndroom en heeft waarschijnlijk seronegatieve Mesthenia Gravis en mogelijke Myopathie. Deze
aandoeningen zijn progressief van aard. [eiseres] verplaatst zich in een elektrische
rolstoel en is beperkt in zicht, mobiliteit, zelfzorg en maatschappelijk functioneren.
Zij heeft, mede vanwege haar dubbelloops stoma, dagelijks zorg nodig.
2.2.
In 2018 is [eiseres] op de revalidatieafdeling van [locatie 1]
- een locatie van Amsta - terecht gekomen. Op 21 december 2020
hebben partijen een schriftelijke zorgovereenkomst gesloten die met terugwerkende
kracht is ingegaan, vanaf de datum van opname.
2.3.
In 2021 ontstond er tussen partijen een conflict over de voor [eiseres]
aangevraagde indicatie en haar weigering zich bij de gemeente in te schrijven op het
adres van [locatie 1] . In de zomer van 2022 hebben partijen afspraken
gemaakt over voortzetting van de zorgrelatie in de vorm van een deeltijdverblijf op
basis van een WLZ-indicatie met een zorgzwaartepakket 6LG. Dit is een
maatwerkoplossing, speciaal voor [eiseres] . Er is geen nieuwe zorgovereenkomst
getekend.
2.4.
Op basis van de gemaakte afspraken logeert [eiseres] doordeweeks in [locatie 1] , waar zij een vaste kamer heeft, en verblijft zij in de weekenden thuis in haar huurwoning. De huurwoning is een appartement gelegen op de tweede verdieping, die met een traplift bereikbaar is. De 81 jaar oude moeder van [eiseres] woont op de verdieping onder haar. In de weekeinden is [eiseres] (deels) aangewezen op hulp van haar moeder. Ook was er door Amsta voor de weekeinden de benodigde thuiszorg geregeld voor [eiseres] .
2.5.
In de loop van 2024 is tussen [eiseres] en Amsta een conflict ontstaan over de voortzetting van de zorg. Amsta was van mening dat de zorgovereenkomst met [eiseres] per 30 april 2025 moest worden ontbonden en heeft [eiseres] verzocht om haar kamer in [locatie 1] uiterlijk op 30 april 2025 voor 12:00 uur te verlaten. Vanaf dat moment leverde de door Amsta ingeschakelde thuiszorgorganisatie ook geen thuiszorg meer aan [eiseres] .
2.6.
[eiseres] is daarop een kort gedingprocedure gestart waarin zij heeft gevorderd om Amsta te veroordelen de zorgovereenkomst en haar verblijf in [locatie 1] voort te zetten.
2.7.
Bij vonnis van 15 mei 2025 zijn de vorderingen van [eiseres] toegewezen. De voorzieningenrechter heeft daarbij kort gezegd overwogen dat i) Amsta niet duidelijk heeft gemaakt welke afspraken [eiseres] niet is nagekomen ii) niet aannemelijk is geworden dat door het gedrag van [eiseres] voortzetting van de zorg onmogelijk is en iii) in kort geding niet goed kan worden beoordeeld dat de geleverde zorg niet (meer) passend is voor [eiseres] en er geen noodzaak of indicatie is voor een verblijf in een verpleeghuis. Onder 4.8 van het vonnis is het volgende opgenomen:
‘Beëindiging van de zorg leidt op dit moment tot zeer grote problemen voor
[eiseres] , die niet op korte termijn opgelost lijken te kunnen worden. Zij kan
voorlopig niet zonder de overeengekomen zorg, in het bijzonder de logeerafspraak
in [locatie 1] . Voortzetting van de zorg is noodzakelijk om te voorkomen
dat [eiseres] zonder enige vorm van (thuis)hulp thuis komt te zitten. De vordering
zal daarom worden toegewezen. Daar zal geen eindtermijn aan worden verbonden.
Partijen zullen samen naar een voor [eiseres] passende oplossing moeten zoeken.
Daarbij moet [eiseres] zich realiseren dat die oplossing ook in een al dan niet
tijdelijk verblijf buiten [locatie 1] gevonden kan worden.’
2.8.
Op 28 mei 2025 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Daarbij is onder andere gesproken over een oplossing waarbij overgestapt wordt op een regulier deeltijdverblijf, waarbij [eiseres] zelf de thuiszorg regelt voor de dagen dat zij in haar eigen woning verblijft en waarbij het mogelijk is om intramuraal te wonen zodra een deeltijdverblijf niet meer passend is voor [eiseres] .
In het gesprek is een andere locatie van Amsta, [locatie 2] , voorgesteld als nieuw logeeradres voor [eiseres] . Amsta heeft in dat kader benoemd dat deze nieuwe locatie aansluit bij wat [eiseres] nu en in de toekomst nodig heeft en helpt bij het maken van een nieuwe start, dit in verband met de volgens Amsta verstoorde verhoudingen tussen Amsta en [eiseres] .
2.9.
Bij e-mail van 4 juni 2025 heeft [eiseres] onder andere het volgende aan Amsta geschreven:
‘Fijn dat het gesprek uitgesteld kan worden, zodat ik even van alles kan uitrusten. Dan kan ik later de keuze maken of ik in [locatie 1] blijf, of dat ik naar een andere locatie van Amsta ga. (…)
Geef dan daarna later mijn beslissing aan jullie door.
Had alleen een kleine vraag. Het is vanuit mijn ontstekingen van mijn blaas en darmen heel belangrijk dat ik een eigen wc en doucht heb. (Kan het natuurlijk vanuit medisch oogpunt vanuit een arts schriftelijk weer laten geven) Hoop dat als ik uit [locatie 1] weg zou gaan, ik dan een kamer met wc en douche zou kunnen krijgen. In het vonnis stond (in andere woorden) dat alles werd teruggedraaid voor 30 april. Mocht ik in [locatie 1] blijven, dan kan ik vanuit juridisch oogpunt ook in mijn huidige kamer verblijven?’
2.10.
Bij e-mail van 18 juni 2025 heeft Amsta onder andere het volgende aan [eiseres] geschreven:
‘1. (…) Amsta biedt zoals vaker besproken geen DTV(deeltijdverblijf, vzr.)
. We hebben in het verleden een maatwerkoplossing ingeregeld in [locatie 1] die niet meer passend bleek. Amsta is nu bereid je bij uitzondering DTV aanbieden in [locatie 2] . Deze locatie is namelijk passend omdat het een locatie is met studio's waarin je een eigen douche, toilet en pantry hebt die geschikt zijn voor rolstoelgebruikers. Daarnaast wonen er meer relatief jonge mensen met behoefte aan eigen regie. De somatische zorg, de specifieke begeleiding en de mogelijkheid om zelfstandig op je kamer te zijn én aan te sluiten bij de groep op momenten dat je dit zelf wil maken deze locatie geschikt. Andere locaties van Amsta, waar voornamelijk ouderen in groepsverband wonen zijn dit niet. Mocht je op zeker moment toch intramuraal moeten of willen wonen, is dit ook mogelijk in [locatie 2] , ook als de fysieke zorg intensiever wordt en er bijvoorbeeld een zwaardere rolstoel, scoormobiel of tilapparatuur nodig is.
2. De keuze om in [locatie 1] te blijven biedt wat Amsta betreft geen
volledig passende oplossing voor het probleem dat is ontstaan. Amsta zal zich
dan moeten beraden welke vervolgstappen het moet nemen om alsnog tot een
passende oplossing te komen. Niet alleen is er een verstoorde samenwerking
met het team. We kunnen ook niet de benodigde faciliteiten bieden. Denk aan
een eigen douche en toilet, zoals ook vanuit medisch oogpunt is geadviseerd. Je
deelt deze in [locatie 1] met vier andere bewoners. Niet alleen voor
jouw gezondheid niet wenselijk, deze ruimtes moeten ook veilig beschikbaar
blijven voor andere bewoners.
Het team is gericht op groepswonen voor ouderen en kan de somatische zorg
goed bieden maar de specifieke begeleiding aan jongere mensen niet. Ik verwijs
hierbij ook naar de overweging in het vonnis waarin de rechter aangeeft dat
partijen samen naar een passende oplossing moeten zoeken en dat mevrouw
[eiseres] zich moet realiseren dat die oplossing ook in een (al dan niet tijdelijk)
verblijf buiten [locatie 1] gevonden kan worden.’
2.11.
Op 9 juli 2025 heeft [eiseres] een rondleiding gehad in [locatie 2] . Na die rondleiding heeft zij aan Amsta laten weten dat zij heeft besloten om in [locatie 1] te blijven. Deze keuze is bij e-mail van haar advocaat van
25 augustus 2025 bevestigd.
2.12.
Na nog enige berichten over en weer heeft Amsta bij e-mail van 26 augustus 2025 aan (de advocaat van) [eiseres] laten weten, kort gezegd, dat is besloten dat [eiseres] vanaf 8 september 2025 niet meer in [locatie 1] zal verblijven maar in [locatie 2] . Deze datum is uitgesteld naar 15 september 2025 en vervolgens tot na uitspraak in dit kort geding.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert om Amsta op straffe van een dwangsom te veroordelen de zorgverlening en het verblijf van [eiseres] in [locatie 1] voort te zetten en Amsta te verbieden haar te ontruimen en haar te dwingen [locatie 1] te verlaten of haar zonder haar toestemming te verplaatsen naar een andere locatie of nevenvestiging van Amsta. Verder vordert [eiseres] om te bepalen dat een beëindiging van haar verblijf in [locatie 1] uitsluitend kan plaatsvinden indien partijen daar gezamenlijk en eenstemmig toe besluiten. Ten slotte vordert [eiseres] om Amsta in de volledige proceskosten te veroordelen.
3.2.
Amsta voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat het hier niet, zoals bij het vorige kort geding, gaat om de vraag of de zorgovereenkomst tussen Amsta en [eiseres] kan worden beëindigd, maar om de vraag of Amsta in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen om de logeerplek van [eiseres] te verplaatsen van [locatie 1] naar [locatie 2] . Amsta heeft te kennen gegeven de zorgovereenkomst met [eiseres] te zullen voortzetten, maar wil wel dat [eiseres] van logeerplek wijzigt. Kort gezegd is Amsta van mening dat [locatie 2] passender voor [eiseres] is en dat, gelet op de verstoorde verhoudingen op [locatie 1] , met een verplaatsing van haar logeerplek naar [locatie 2] een frisse start kan worden gemaakt. [eiseres] wil haar logeerplek in [locatie 1] behouden. Volgens [eiseres] kan zij niet worden gedwongen om van logeerplek te veranderen en bestaat daar ook geen noodzaak toe. Zij betwist dat [locatie 2] passender voor haar is en dat zij door verstoorde verhoudingen niet langer in [locatie 1] kan blijven. Een gedwongen verhuizing zou volgens [eiseres] in strijd zijn met de zorgovereenkomst waarin expliciet [locatie 1] als locatie is opgenomen. Ook zou het volgens haar in strijd zijn met het kortgedingvonnis van 15 mei 2025, waarin is bepaald dat de zorg en het verblijf in [locatie 1] moet worden voortgezet.
4.2.
De voorzieningenrechter kan begrijpen dat [eiseres] zich thuis voelt in [locatie 1] , waar zij reeds vanaf 2018 op de doordeweekse dagen verblijft. Het is echter niet zo dat haar logeerplek in [locatie 1] zonder meer in stand moet blijven als geen overeenstemming bestaat over een wijziging van locatie. Dat volgt in ieder geval niet uit de zorgovereenkomst. In de zorgovereenkomst is weliswaar [locatie 1] als locatie opgenomen, maar gelet op hetgeen Amsta over de totstandkoming van de zorgovereenkomst in 2020 naar voren heeft gebracht, kan [eiseres] daar geen rechten aan ontlenen. In dit verband is van belang dat er na onderling overleg in 2022 tot een maatwerkoplossing is gekomen, waarvoor geen nieuwe overeenkomst is getekend.
Dat [eiseres] recht heeft op een logeerplek in [locatie 1] volgt ook niet uit het kortgedingvonnis van 15 mei 2025. In het vorige kort geding, waarbij de insteek was het al dan niet beëindigen van de zorgovereenkomst, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de zorgovereenkomst en het verblijf van [eiseres] in [locatie 1] moest worden voortgezet. Dat daarbij [locatie 1] is genoemd is logisch, omdat dat de huidige logeerplek van [eiseres] is. De voorzieningenrechter heeft echter ook overwogen dat partijen samen naar een voor [eiseres] passende oplossing moeten zoeken en dat [eiseres] zich daarbij moet realiseren dat die oplossing ook in een al dan niet tijdelijk verblijf buiten [locatie 1] gevonden kan worden.
4.3.
Vaststaat dat Amsta en [eiseres] na het vonnis van 15 mei 2025 in overleg zijn getreden in een poging om tot een passende oplossing te komen. Amsta heeft daarbij het spoor van beëindiging van de zorgovereenkomst losgelaten. In een gesprek dat partijen op 28 mei 2025 hebben gevoerd is uitgebreid gesproken over in welke vorm de zorg kan worden voortgezet en wat er nodig is om de samenwerking tussen partijen te laten slagen. Daarbij is ook een wijziging van de logeerplek naar [locatie 2] aan de orde geweest. Op 9 juli 2025 heeft [eiseres] daar een bezichtiging gehad, waarna zij nog dezelfde dag aan Amsta heeft laten weten van [locatie 2] af te zien en in [locatie 1] te blijven. Amsta heeft daarop op 10 juli 2025 aan [eiseres] bericht dat een verblijf in [locatie 1] wat haar betreft niet meer passend is en dat Amsta zich zal gaan beraden op vervolgstappen. Uiteindelijk heeft Amsta op 26 augustus 2025 het besluit genomen om de logeerplek van [eiseres] te verplaatsen naar [locatie 2] . Bij de totstandkoming van dat besluit heeft zij het volgende in aanmerking genomen:
  • de zorgafspraken kunnen in [locatie 2] op gelijke wijze als in [locatie 1] worden gecontinueerd;
  • [eiseres] krijgt in [locatie 2] de beschikking over een eigen studio, waarin zij vanuit grote zelfstandigheid en eigen regie kan logeren;
  • [eiseres] krijgt in [locatie 2] haar eigen sanitair, zodat zij daar vrijelijk gebruik van kan maken. In [locatie 1] moet zij het sanitair met andere bewoners delen, hetgeen volgens Amsta nogal eens tot wrijving leidt. Eigen sanitair is bovendien voor de gezondheid van [eiseres] wenselijk, zoals [eiseres] zelf in haar e-mail van 4 juni 2025 heeft geschreven;
  • de cliëntpopulatie in [locatie 2] sluit beter aan bij de leeftijd en behoeftes van [eiseres] . De cliënten daar trekken meer hun eigen plan, in plaats van dat gezamenlijkheid bij alles het uitgangspunt is;
  • door de inrichting van [locatie 2] , zijn de zorgmedewerkers daar gewend om met cliënten om te gaan die in eigen regie verblijven en zich vanuit dat perspectief opstellen naar de zorgmedewerkers;
  • [locatie 2] is gelegen in [stadsdeel] , dichtbij haar eigen woning;
  • er is bij Amsta geen ander alternatief dat zo goed aansluit bij de huidige en toekomstige behoeftes van [eiseres] gelet op haar groeiende zorgvraag; en
  • een frisse start op een nieuwe plek is goed in verband met de verstoorde verhoudingen.
4.4.
[eiseres] weet al vanaf het gesprek op 28 mei 2025 dat Amsta de wens heeft om haar logeerplek te wijzigen naar [locatie 2] en Amsta heeft deze wens ook uitgebreid gemotiveerd aan [eiseres] . Amsta heeft [eiseres] verder ruim de gelegenheid gegeven om deze optie te onderzoeken. [eiseres] heeft [locatie 2] na haar bezichtiging op 9 juli 2025 afgewezen met de mededeling dat zij zich niet thuis voelde bij [locatie 2] en ze het daar te rustig vond. Dit heeft haar advocaat op 25 augustus 2025 nog eens bevestigd. Daarbij is niet gemotiveerd waarom [locatie 2] niet geschikt zou zijn voor [eiseres] . Omdat het voor Amsta toen duidelijk was dat zij er samen met [eiseres] niet uit zou komen heeft Amsta alle belangen afwegende eenzijdig besloten tot verplaatsing van de logeerlocatie. Amsta heeft daarbij terecht aangevoerd dat zij naast het belang van [eiseres] ook de belangen van haar andere cliënten en haar zorgmedewerkers in [locatie 1] heeft mee te wegen. Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat Amsta in de totstandkoming van haar besluit zorgvuldig heeft gehandeld en dat zij in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen om de logeerplek van [eiseres] te wijzigen van [locatie 1] naar [locatie 2] .
4.5.
Gelet op het voorgaande zijn de gevraagde voorzieningen niet toewijsbaar.
4.6.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Amsta worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als zij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.
type: BB
coll: JT