ECLI:NL:RBAMS:2025:6873

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
13-158823-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW wegens onvoldoende kennis van de procedure door de opgeëiste persoon

Op 17 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat niet voldoende duidelijk was geworden hoe de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure. De behandeling van het EAB vond plaats op 3 september 2025, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oproep voor de zitting naar het laatst bekende adres van de opgeëiste persoon in Polen was gestuurd, maar dat hij niet op de hoogte was van de zitting en de procedure die had geleid tot het cumulatieve vonnis. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure en dat hij niet kon worden verweten dat hij geen actie had ondernomen. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was en dat er geen aanleiding was om van deze weigeringsgrond af te wijken. De overlevering werd derhalve geweigerd en de rechtbank hefte de geschorste overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon op.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-158823-25
Datum uitspraak: 17 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 7 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 mei 2025 door
the Regional Court in Bydgoszcz III Penal Department,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 september 2025, in aanwezigheid van mr. N.M. Lemmers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
cumulative judgement of the District Court in Nakło Nad Noteciąvan 25 januari
2024, met kenmerk II K 509/23.
In het EAB is opgenomen dat aan het cumulatieve vonnis de volgende vonnissen ten grondslag liggen:
the judgment of the District Court in Nakło ad Noteciąvan 9 april 2015
,met kenmerk
II K 61/15;
the judgment of District Court in Bydgoszczvan 21 november 2017, met kenmerk IX K 862/17
;
the judgment of the District Court in Nakło ad Noteciąvan 19 september 2018, met kenmerk II K 300/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaar, drie maanden en twaalf dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. Eerder is al een overleveringsprocedure geweest waarin de overlevering van de opgeëiste persoon werd verzocht door de Poolse autoriteiten. Die overlevering is door deze rechtbank geweigerd. Het EAB dat nu ter beoordeling voorligt is zeer vergelijkbaar met het eerdere EAB. In het huidige EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon op 29 december 2023 officieel zou zijn geïnformeerd over de zittingsdatum van 18 januari 2024. De oproep zou zijn verzonden aan zijn huisadres, maar de post is nooit bij het postkantoor opgehaald. De opgeëiste persoon heeft in januari 2023 een paspoort laten maken bij de Poolse ambassade in Den Haag. Hij heeft daarbij zijn Nederlandse adres opgegeven. Hiermee heeft opgeëiste persoon voldaan aan zijn plicht om de Poolse autoriteiten op de hoogte te stellen van zijn nieuwe Nederlandse adres. Uit het EAB en de aanvullende informatie kan niet worden opgemaakt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure. Het is niet de opgeëiste persoon geweest die om een cumulatief vonnis heeft gevraagd. Het verzamelvonnis is ambtshalve gewezen als gevolg van een wetswijziging. De opgeëiste persoon wist hier niets van en had ook geen reden om dit te vermoeden. Het kan hem om die reden niet worden verweten dat hij zelf geen actie heeft ondernomen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat artikel 12 OLW niet in de weg staat aan de overlevering. De opgeëiste persoon heeft een adresinstructie gekregen in een eerdere procedure en deze is geldig tot de gevangenisstraf is uitgezeten. Dat de opgeëiste persoon voor de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis geen aparte adresinstructie heeft gekregen, doet hier niet aan af.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht hiervoor het volgende van belang.
Het verzamelvonnis is niet op initiatief van de opgeëiste persoon, maar ‘ex officio’ gewezen. De oproep voor de zitting is naar het laatst bekende adres van de opgeëiste persoon in Polen gestuurd. Uit aanvullende informatie van 27 augustus 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon in de procedures die hebben geleid tot de onderliggende vonnissen is gewezen op de verplichting om adreswijzigingen door te geven, alsmede op de mogelijke gevolgen als hij dit zou nalaten, waaronder dat niet opgehaalde oproepingen op het oude adres als rechtsgeldig betekend zouden worden beschouwd. Desgevraagd heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit in aanvullende informatie van 1 september 2025 aangegeven dat in het kader van de procedure van het verzamelvonnis geen aparte adresinstructie is gegeven, nu daartoe geen verplichting bestaat. De rechtbank constateert dat tussen het meest recente onderliggende vonnis en de oproeping voor de zitting in de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis ruim zes jaren zijn verstreken. Niet kan worden vastgesteld dat het aan de opgeëiste persoon duidelijk is gemaakt dat de adresinstructie ook zag op een eventuele ‘ex officio’ procedure tot het wijzen van een verzamelvonnis. Onder die omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van laatstgenoemde procedure, noch dat hij daarvan op de hoogte had kunnen zijn. Evenmin kan daarom worden geconcludeerd dat hij ten aanzien van die procedure al dan niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht of te dien aanzien onzorgvuldig heeft gehandeld. Derhalve zal de rechtbank de overlevering op grond van artikel 12 OLW weigeren.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen en 2, 5, en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Bydgoszcz III Penal Department,Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPde (geschorste) overleveringsdetentie van [opgeëiste persoon] .
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.C. Hooibrink en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.