Op 11 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Hof van beroep van Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, geboren in Suriname en thans gedetineerd, is aangeklaagd voor deelname aan een criminele organisatie, illegale handel in verdovende middelen en witwassen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 28 augustus 2025 gehoord, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De rechtbank concludeert dat de tenuitvoerlegging van de Belgische vrijheidsstraf kan worden overgenomen, maar houdt de beslissing aan in afwachting van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit arrest heeft betrekking op de toepassing van artikel 4 van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De rechtbank heeft de beslistermijn verlengd met zestig dagen en het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, met de verplichting om de opgeëiste persoon opnieuw op te roepen voor een zitting.