In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 september 2025, is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, waaronder eenmanszaken en verschillende vennootschappen die tabak- en souvenirwinkels exploiteren in Amsterdam, hadden een voorlopige voorziening aangevraagd na de afwijzing van hun aanvragen voor exploitatievergunningen door de burgemeester van Amsterdam. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat verzoekers geen concreet en cijfermatig inzicht hadden gegeven in hun financiële situatie. De voorzieningenrechter merkte op dat de sluiting van de winkels niet leidde tot een onomkeerbare situatie, aangezien de verzoekers eerder ook tijdelijk gesloten waren zonder faillissement te veroorzaken. Bovendien was er geen evident onrechtmatig besluit van de burgemeester aangetoond. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.