ECLI:NL:RBAMS:2025:6807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
11654255 \ CV EXPL 25-6037
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in huurgeschil met betrekking tot identiteitsfraude

In deze zaak heeft de kantonrechter op 2 september 2025 een mondelinge uitspraak gedaan in het verzet tegen een verstekvonnis van 4 april 2023. De eisers in verzet, [eiser in verzet] en [eiseres in verzet], waren niet verschenen in de eerdere procedure, waarin de huurovereenkomst werd ontbonden en hen werd veroordeeld tot betaling van een huurachterstand van € 34.518,89. De eisers in verzet hebben op 9 april 2025 verzet aangetekend, waarbij zij stelden dat zij niet eerder op de hoogte waren van het verstekvonnis. De kantonrechter oordeelde dat het verzet tijdig was en gegrond, omdat Docks, de verhuurder, onvoldoende bewijs had geleverd dat [eiser in verzet] de huurovereenkomst had ondertekend. De kantonrechter concludeerde dat de handtekening op de huurovereenkomst niet van [eiser in verzet] was en dat Docks niet had aangetoond dat hij partij was bij de huurovereenkomst. Hierdoor werden alle vorderingen van Docks afgewezen en werd Docks veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.311,00 werden begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11654255 \ CV EXPL 25-6037
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in verzet van 2 september 2025
in de zaak van

1.[eiser in verzet] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres in verzet],
wonende te [woonplaats 2] (Turkije),
eisers in verzet,
hierna gezamenlijk te noemen [eisers in verzet] en afzonderlijk [eiser in verzet] (eiser in verzet sub 1) en [eiseres in verzet] (eiseres in verzet sub 2)
gemachtigde: mr. P.J. van der Putt.
tegen
de coöperatie,
DOCKS RESIDENTIAL COÖPERATIEF U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in verzet,
gemachtigde: mr. M. Ramcharan,
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Amsterdam.
De zaak wordt behandeld door mr. J.M.B. Cramwinckel, kantonrechter, en mr. S. Otter als griffier.
Aanwezig zijn:
- aan de zijde van Docks: de gemachtigde,
- [eiser in verzet] met gemachtigde.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter, na een korte schorsing, op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De beoordeling

1.1.
Docks is in 2023 een procedure gestart tegen [eiser in verzet] . en [eiseres in verzet] , die destijds met elkaar getrouwd waren. Volgens Docks heeft zij de woonruimte gelegen aan de [adres 1] (hierna: het gehuurde) verhuurd aan [eiser in verzet] en was [eiseres in verzet] medehuurder. Docks stelt dat er een huurachterstand is ontstaan.
1.2.
[eisers in verzet] . zijn in die procedure niet verschenen. Bij verstekvonnis van 4 april 2023 met zaak- en rolnummer 10394365 CV EXPL 23-3755 (hierna: het verstekvonnis) heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming van het gehuurde bevolen. Verder zijn [eisers in verzet] . veroordeeld tot betaling van onder meer de huurachterstand van € 34.518,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2023.
1.3.
Bij verzetdagvaarding van 9 april 2025 zijn [eisers in verzet] . opgekomen tegen het verstekvonnis.
1.4.
De kantonrechter zal dat verzet gegrond verklaren, het verstekvonnis vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alle vorderingen van Docks afwijzen en haar veroordelen in de proceskosten. Dat wordt als volgt toegelicht.
Het verzet is tijdig
1.5.
De eerste vraag die beantwoord moet worden, is of [eisers in verzet] . tijdig in verzet zijn gekomen tegen het verstekvonnis. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is.
1.6.
Namens Docks is tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat het verstekvonnis
nietin persoon aan [eisers in verzet] . is betekend. [eiser in verzet] heeft verklaard dat hij pas op 27 maart 2025 bekend is geraakt met het verstekvonnis (en [eiseres in verzet] pas later). [eiser in verzet] heeft toegelicht dat hij weliswaar ingeschreven stond op een adres ( [adres 2] ) in [woonplaats 1] , maar dat hij heel veel en ook voor langere periodes in Turkije verbleef bij [eiseres in verzet] , zijn toenmalige vrouw die in Turkije woont. Hij heeft uitgelegd dat hij om die reden ook het verstekvonnis niet eerder had gezien. Hij heeft dit naar oordeel van de kantonrechter voldoende toegelicht. Daar staat tegenover dat Docks onvoldoende heeft onderbouwd dat [eisers in verzet] . eerder dan in maart 2025 van het verstekvonnis op de hoogte zouden zijn geraakt. Docks heeft voldoende tijd gehad om eventuele stukken ter onderbouwing van dat standpunt in de procedure te brengen, maar zij heeft dat nagelaten. Dat dit zou komen door het vertrek van een collega die de zaak eerder behandelde, zoals namens Docks ter zitting is verklaard, doet daar niet aan af.
1.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Docks in dit verband nog een brief van het UWV getoond. Namens [eisers in verzet] . is daar bezwaar tegen gemaakt, omdat het een nieuw stuk was, dat zij niet eerder hadden gezien en waar zij zich niet op hebben kunnen voorbereiden. De kantonrechter heeft dat bezwaar gegrond verklaard en geoordeeld dat het stuk geen onderdeel uitmaakt van het procesdossier. Ten overvloede heeft de kantonrechter er daarbij op gewezen dat uit die brief overigens ook niet volgt dat [eisers in verzet] . eerder van het verstekvonnis op de hoogte waren geraakt.
1.8.
De verzetdagvaarding is uitgebracht op 9 april 2025. Dat is binnen 4 weken na 27 maart 2025 en dus tijdig is ingesteld (artikel 143 lid 2 Rv). [eisers in verzet] . kunnen dus in het verzet worden ontvangen.
Het verzet is gegrond
1.9.
De vervolgvraag is of [eisers in verzet] . in het verstekvonnis terecht zijn veroordeeld tot betaling van onder meer de huurachterstand. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Dat wordt als volgt toegelicht.
1.10.
Docks heeft ter onderbouwing van haar vordering gewezen op een ondertekende huurovereenkomst. Haar vorderingen zijn op die huurovereenkomst gebaseerd. Maar [eiser in verzet] heeft gemotiveerd betwist dat de handtekening onder die huurovereenkomst van hem is. Hij heeft naar voren gebracht dat hij het slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. Dit heeft hij onder meer onderbouwd aan de hand van een aangifte van identiteitsfraude die hij op 3 november 2020 bij de politie heeft gedaan. Docks heeft er terecht op gewezen dat die aangifte niet ziet op de huurovereenkomst waar het in deze procedure over gaat. Maar die aangifte onderbouwt naar oordeel van de kantonrechter wel de stelling van [eiser in verzet] dat hij het slachtoffer is geworden van identiteitsfraude. Bovendien heeft [eiser in verzet] tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd bevestigd dat de handtekening onder die aangifte van hem is. Die handtekening wijkt zichtbaar af van de handtekening op de door Docks overgelegde huurovereenkomst. Verder heeft [eiser in verzet] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij het gehuurde niet kent en dat hij er nooit heeft gewoond.
1.11.
Omdat [eiser in verzet] daarmee stellig heeft betwist dat de handtekening onder de huurovereenkomst van hem is, rust de stelplicht en bewijslast van de echtheid van die handtekening bij Docks. Docks heeft niet aan die stelplicht voldaan. Zij heeft, in het licht van de betwisting van [eiser in verzet] , namelijk onvoldoende concreet gemaakt dat [eiser in verzet] de huurovereenkomst heeft ondertekend. Namens Docks is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat er ‘momenteel’ wordt gezocht naar een kopie van de identiteitskaart die destijds bij het sluiten van de huurovereenkomst is gebruikt. Maar de verzetdagvaarding is al van 9 april 2025 en Docks had dus voldoende tijd om die kopie in de procedure te brengen. Dat heeft zij nagelaten. Bovendien is desgevraagd namens Docks ter zitting verklaard dat zij niet beschikt over bewijzen waaruit blijkt dat [eiser in verzet] de huurovereenkomst heeft ondertekend. Daar komt bij dat namens Docks ter zitting is verklaard dat er in 2023 een huisbezoek bij het gehuurde is geweest, waarbij buren hadden verklaard dat het pand al 2,5 jaar niet bewoond werd. Dat onderstreept het verhaal van [eiser in verzet] dat hij niet in het gehuurde heeft gewoond.
1.12.
Gelet op bovenstaande is niet komen vast te staan dat [eiser in verzet] partij is bij de huurovereenkomst. Omdat alle vorderingen van Docks op die huurovereenkomst zijn gebaseerd, worden de vorderingen afgewezen.
1.13.
Bij die stand van zaken wordt niet toegekomen aan de overige punten die [eisers in verzet] . verder naar voren hebben gebracht, waaronder de vraag of [eiseres in verzet] medehuurder is.
1.14.
Docks is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Aan [eisers in verzet] . is een toevoeging verleend. Daarom komen in deze zaak de explootkosten ten laste van het Rijk. De proceskosten van [eisers in verzet] . worden begroot op:
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.311,00

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 4 april 2023 onder zaaknummer en rolnummer 10394365 CV EXPL 23-3755 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissende:
2.2.
wijst de vorderingen van Docks af,
2.3.
veroordeelt Docks in de proceskosten van € 1.311,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Docks niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
2.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. J.M.B. Cramwinckel, kantonrechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier De kantonrechter