ECLI:NL:RBAMS:2025:6745

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
C/13/769154 / HA ZA 25-1048
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in geschil tussen aannemer en opdrachtgever met betrekking tot aannemingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een incident waarin MRM Solutions B.V. zich onbevoegd verklaard wil zien door de rechtbank, met het argument dat de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd is. De eisende partijen, Amstel Inn Holding B.V. en Hotel Max in Mokum B.V., hebben een aannemingsovereenkomst gesloten met MRM voor de verbouwing van een hotelpand. MRM heeft in het incident aangevoerd dat er een arbitragebeding in de overeenkomst is opgenomen, waardoor de rechtbank niet bevoegd zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende duidelijke afwijkingen in de aannemingsovereenkomst zijn, waardoor de rechtbank wel bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank heeft de vordering van MRM in het incident afgewezen en MRM veroordeeld in de proceskosten. De zaak wordt verwezen naar de rol van 15 oktober 2025 voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/769154 / HA ZA 25-1048
Vonnis in incident van 3 september 2025
in de zaak van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
AMSTEL INN HOLDING B.V.,
2.
HOTEL MAX IN MOKUM B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
eisende partijen in de hoofdzaak,
verwerende partijen in het incident,
hierna samen te noemen: Amstel c.s., en afzonderlijk Amstel Inn en Hotel Max,
advocaat: mr. L.I. Velthuijsen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MRM SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: MRM,
advocaat: mr. E.T. van den Hout.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 mei 2025, met producties,
- de akte overlegging producties van Amstel c.s.,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van MRM,
- de conclusie van antwoord in incident van Amstel c.s. met één productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten, voor zover relevant in het incident

2.1.
Amstel Inn is een financiële holdingmaatschappij. Hotel Max is een dochter- en werkmaatschappij van Amstel Inn.
2.2.
MRM is een aannemersbedrijf dat bouwkundige en werkbouwkundige werkzaamheden uitvoert en adviezen verstrekt.
2.3.
Op 1 juni 2022 is tussen Amstel Inn als opdrachtgever en MRM en Stucadoor Collectief B.V. als aannemers een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten voor het verbouwen van het hotelpand van Amstel Inn aan de [adres] (hierna: de aannemingsovereenkomst)
2.4.
In de artikelen 2.2, 2.3 en 7.1 van de aannemingsovereenkomst staat:
“2.2. De Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 2012 (UAV 2012) zijn van toepassing, voor zover daarvan in deze overeenkomst en de onder artikel 3.1. bedoelde documenten niet is afgeweken. De toepasselijkheid van eventuele andere algemene voorwaarden wordt uitdrukkelijk afgewezen.
2.3.
In geval van tegenstrijdigheid tussen de UAV en deze Overeenkomst prevaleert het UAV
7.1.
Alle geschillen – daaronder begrepen die welke slechts door één van de Partijen als zodanig worden beschouwd – welke tussen Partijen mochten rijzen naar aanleiding van deze overeenkomst, dan wel van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn, zullen worden geslecht door de bevoegde rechter te Amsterdam. Op deze Overeenkomst is het Nederlands recht van toepassing.”
2.5.
In het Besluit vaststelling Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 2012 (hierna: UAV) staat in de paragrafen 2 en 49 voor zover relevant:
§ 2. Van toepassing zijnde voorschriften, tegenstrijdige bepalingen
1. De bepalingen van de UAV gelden voor zover daarvan in het bestek niet uitdrukkelijk is afgeweken.
(…)
§ 49. Beslechting van geschillen
1. Voor de beslechting van de in deze paragraaf bedoelde geschillen doen partijen uitdrukkelijk afstand van hun recht de tussenkomt van de gewone rechter in te roepen.
2. Alle geschillen, welke ook – daaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de overeenkomst of van overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van aanbesteding luidt.
(…)”3. Het geschil in de hoofdzaak
3.1.
Amstel c.s. vordert - samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
MRM te veroordelen tot
Primair
I. betaling aan Amstel Inn van € 355.000,- exclusief btw aan schadevergoeding,
II. betaling aan Amstel Inn van € 546.127,50 aan schadevergoeding,
III. betaling aan Amstel Inn van € 90.000,- aan verbeurde boetes,
IV. betaling aan Amstel Inn van € 111.244,67 aan schadevergoeding,
Subsidiair
V. betaling aan Amstel Inn van € 13.440,- aan korting,
VI. betaling aan Hotel Max van € 546.127,50 aan schadevergoeding, voor zover Amstel Inn geen aanspraak maakt op de onder II. gevorderde schadevergoeding,
Primair en subsidiair
VII. betaling aan Amstel Inn van € 6.775,- aan buitengerechtelijke incassokosten,
VIII. de wettelijke (handels)rente over de toegewezen bedragen,
IX. betaling aan Amstel c.s. van de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
Amstel c.s. legt hieraan ten grondslag dat MRM de werkzaamheden gebrekkig, onvolledig en te laat heeft opgeleverd. Daardoor heeft Amstel c.s. schade geleden.
3.3.
MRM heeft in de hoofdzaak nog niet van antwoord gediend.

4.Het geschil in incident

4.1.
MRM vordert in het incident dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, zich onbevoegd verklaart. MRM stelt daartoe dat de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd is op grond van paragraaf 49 UAV. Hieruit volgt dat partijen uitdrukkelijk afstand hebben gedaan van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen. Van de UAV kan alleen worden afgeweken als dat
uitdrukkelijkgebeurt. Artikel 7.1 van de aannemingsovereenkomst is niet van toepassing, omdat in dat artikel niet
uitdrukkelijkis afgeweken van de UAV. Voor zover de rechtbank zou oordelen dat wel uitdrukkelijk is afgeweken van de UAV, dan is sprake van tegenstrijdigheid tussen artikel 7.1 in de aannemingsovereenkomst en paragraaf 49 UAV. Bij tegenstrijdigheden prevaleert de UAV. Ook in dat geval is de rechtbank dus onbevoegd.
4.2.
Amstel c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in het incident
5.1.
Op grond van artikel 42 Wet op de Rechterlijke Organisatie is de rechtbank absoluut bevoegd kennis te nemen van alle burgerlijke vorderingen in eerste aanleg, behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen. Partijen kunnen op grond van artikel 1020 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bij overeenkomst geschillen die tussen hen uit een bepaalde, al dan niet uit een overeenkomst voortvloeiende, rechtsbetrekking zijn ontstaan dan wel zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage onderwerpen. Artikel 1022 Rv bepaalt dat de rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zich onbevoegd verklaart, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is.
5.2.
Artikel 1021 Rv bepaalt dat een overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat in arbitrage voorziet of dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard.
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de UAV op de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst van toepassing is. In paragraaf 49 UAV is een arbitragebeding opgenomen.
5.4.
In artikel 2.2 van de aannemingsovereenkomst staat dat de UAV van toepassing is, voor zover daarvan niet is afgeweken in de overeenkomst. In artikel 2.2 van de aannemingsovereenkomst staat
nietdat uitdrukkelijk moet worden afgeweken, zodat uitdrukkelijkheid geen vereiste is. Aldus gaat het erom of met artikel 7.1 van de aannemingsovereenkomst (voldoende duidelijk) is afgeweken van (paragraaf 49 van) de UAV. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval. In artikel 7.1 van de aannemingsovereenkomst staat immers dat alle geschillen die tussen partijen mochten rijzen naar aanleiding van de aannemingsovereenkomst zullen worden beslecht door de bevoegde rechter in Amsterdam. Dat is een duidelijke en ondubbelzinnige keuze voor de burgerlijke rechter.
5.5.
Dat betekent dat de rechtbank bevoegd is om van het geschil kennis te nemen en dat de vordering van MRM in het incident moet worden afgewezen.
5.6.
MRM zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van Amstel c.s. worden begroot op:
- salaris advocaat € 614,00 (1 punt x tarief II)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
€ 792,00
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen op de wijze zoals hier na te melden.
in de hoofdzaak
5.7.
MRM heeft in de hoofdzaak nog niet van antwoord gediend. De zaak wordt verwezen naar de rol van 15 oktober 2025 voor conclusie van antwoord.
5.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt MRM in de proceskosten van Amstel c.s., begroot op € 792,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als MRM niet tijdig aan deze proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in de hoofzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 oktober 2025voor conclusie van antwoord,
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. S.C.C. Valk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.