ECLI:NL:RBAMS:2025:6695

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
10634264 \ CV EXPL 23-10431
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake consumentenrecht en private leaseovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2025 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Leaseplan Nederland N.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. Leaseplan vordert een bedrag van € 1.867,08, dat bestaat uit eigen risico voor schade aan een leaseauto, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter constateert echter dat de gevorderde hoofdsom niet uitsluitend uit schade bestaat, maar ook uit onbetaalde leasetermijnen en doorbelaste boetes. Hierdoor is er onvoldoende duidelijkheid over de vordering. De kantonrechter heeft Leaseplan opgedragen om de afzonderlijke posten in de vordering te specificeren en te verduidelijken wanneer de leaseovereenkomst is ingegaan en geëindigd. Tevens moet Leaseplan ambtshalve toetsen aan het consumentenrecht, waarbij de informatieplichten en de eerlijkheid van de bedingen in de overeenkomst moeten worden onderzocht. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating door Leaseplan, waarbij ook de gedaagde partij op de hoogte moet worden gesteld van de ontwikkelingen. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot de volgende rolzitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10634264 \ CV EXPL 23-10431
Vonnis van 26 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEASEPLAN NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: Leaseplan,
gemachtigde: Trust Krediet Beheer Holding B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 juli 2023, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Leaseplan stelt in de dagvaarding dat partijen een private leaseovereenkomst hebben gesloten voor een periode van 48 maanden. De overeenkomst is volledig uitgediend. Bij het innemen van de auto zijn schades geconstateerd, zoals blijkt uit het innamerapport. Op grond van artikel 2 en 7 van de overeenkomst geldt een eigen risico van € 300,00 per schade. De vordering ziet op eigen risico, waarbij soms in het voordeel van gedaagde partij is afgeweken van de hoogte daarvan, aldus steeds Leaseplan.
2.2.
Aan hoofdsom wordt gevorderd een bedrag van € 1.867,08. Daarnaast maakt Leaseplan aanspraak op wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
2.3.
De kantonrechter constateert dat, anders dan Leaseplan stelt, de gevorderde hoofdsom niet uitsluitend bestaat uit (eigen risico uit hoofde van) schades. Zo hebben meerdere facturen betrekking op onbetaald gelaten leasetermijnen en worden daarnaast diverse boetes aan gedaagde partij doorbelast.
2.4.
Op dit moment is, mede in het licht van het voorgaande, onvoldoende gesteld over de vordering. Er worden zowel facturen als een verzamelfactuur gevorderd. Leaseplan dient de afzonderlijke posten die voorkomen in alle facturen, met bijbehorende bedragen, op overzichtelijke wijze chronologisch te specificeren. Daarnaast dient eisende partij te stellen wanneer de overeenkomst is ingegaan en wanneer deze is geëindigd. De overeenkomst is immers ondertekend op 4 april 2018, zodat zonder nadere toelichting niet valt in te zien dat gedaagde partij na 4 april 2022 nog huurtermijnen is verschuldigd. Alle facturen dateren van na die datum.
2.5.
Verder geldt het volgende. De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet in dat geval ambtshalve toetsen aan het consumentenrecht. Onderzocht moet worden of de informatieplichten zijn nageleefd. Daarnaast moet de overeenkomst worden getoetst aan de Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.6.
In navolging van hetgeen is overwogen in overweging 2.4, dient Leaseplan ook te stellen welke bedingen aan alle afzonderlijke posten ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd en een standpunt in te nemen over de (on)eerlijkheid van die bedingen in de zin van de richtlijn, zoals ten aanzien van de gevorderde boetes, de buitengerechtelijke kosten en de rente.
2.7.
Voor wat betreft de onbetaald gelaten maandelijkse leasetermijnen dient Leaseplan toe te lichten waarom deze hoger zijn dan het bedrag dat als leaseprijs in de overeenkomst staat (in de facturen staan bedragen van € 297,02 per periode, terwijl in de overeenkomst een bedrag van € 295,00 staat). Leaseplan dient zich uit te laten over het beding of de bedingen die ten grondslag liggen aan die verhoging en de (on)eerlijkheid daarvan.
2.8.
De zaak wordt voor akte uitlating door Leaseplan over de hiervoor genoemde punten verwezen naar de rol.
2.9.
Leaseplan dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Leaseplan wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 23 september 2025 om 10.00 uurvoor akte uitlating door Leaseplan,
3.2.
bepaalt dat Leaseplan de akte aan de gedaagde partij moet toesturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.9,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025.
991