ECLI:NL:RBAMS:2025:6694

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
11796924 \ CV EXPL 25-9610
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing consumentenrecht bij verzekeringsovereenkomst met onvoldoende informatie in dagvaarding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen UNIGARANT N.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een onbetaalde premie uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst, met nevenvorderingen. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst aan het consumentenrecht, aangezien de gedaagde partij een consument is. De eisende partij heeft bij dagvaarding verschillende documenten overgelegd, waaronder een polis(aanvraagformulier), facturen, aanmaningen en algemene voorwaarden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had gemotiveerd hoe de overeenkomst tot stand was gekomen en welke informatie aan de gedaagde was verstrekt, met name over het ontbindingsrecht.

De rechtbank heeft meer dan een jaar lang tussenvonnissen gewezen, waarbij de eisende partij steeds de gelegenheid kreeg om haar vordering nader toe te lichten. Ondanks deze kansen heeft de eisende partij nagelaten om de benodigde informatie in de dagvaarding op te nemen. Hierdoor kon de rechtbank het ambtshalve onderzoek niet goed uitvoeren, wat leidde tot de afwijzing van de vordering wegens het niet voldoen aan de stelplicht. De rechtbank heeft de eisende partij ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij zijn begroot op nihil. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken door mr. E. Pennink.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11796924 \ CV EXPL 25-9610
Vonnis van 28 augustus 2025
in de zaak van
UNIGARANT N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 juni 2025, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert uit hoofde van een met gedaagde partij gesloten verzekeringsovereenkomst onbetaald gelaten premie, met nevenvorderingen.
2.2.
Nu gedaagde partij een consument is, moet ambtshalve worden getoetst aan het consumentenrecht.
2.3.
Eisende partij heeft bij dagvaarding een polis(aanvraagformulier), facturen, aanmaningen en algemene voorwaarden overgelegd.
2.4.
Eisende partij is in de dagvaarding niet, althans onvoldoende gemotiveerd ingegaan op de wijze van totstandkoming van de overeenkomst. Zij stelt dat de overeenkomst op afstand via de website van eisende partij is gesloten op 22 december 2022, maar schermafdrukken van het online bestelproces uit dat jaar zijn niet overgelegd. Hierdoor is niet duidelijk welke informatie op welke manier, voorafgaande aan c.q. ten tijde van het sluiten van de overeenkomst aan gedaagde partij is verstrekt, zoals informatie over het ontbindingsrecht (artikel 6:230x BW). Bovendien moeten de verzekeringsvoorwaarden op de voorgeschreven wijze zijn verstrekt. Ingevolge het Ocidental-arrest (ECLI:EU:C:2023:311) moet worden beoordeeld of gedaagde partij voor het sluiten van de verzekering daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen van alle bedingen van de overeenkomst. In dat verband is ook van belang dat uit het polisblad slechts een ‘voorwaardennummer’ staat, terwijl dat nummer niet is terug te vinden op de overgelegde set algemene voorwaarden, waardoor niet kan worden vastgesteld of de overgelegde algemene voorwaarden op de onderhavige overeenkomst van toepassing zijn verklaard. Eisende partij is tot slot niet ingegaan op (de eerlijkheid van) de bedingen in de verzekeringsvoorwaarden die aan de vordering ten grondslag zijn of hadden kunnen worden gelegd.
2.5.
Over het bovenstaande is meer dan een jaar lang in iedere zaak een tussenvonnis gewezen, waarbij eisende partij steeds in de gelegenheid is gesteld haar vordering op die punten nader toe te lichten en te onderbouwen. Daarbij is expliciet aan eisende partij medegedeeld dat de betreffende informatie voortaan onderdeel moet zijn van de dagvaarding en als de gevraagde toelichting niet of onvoldoende is gegeven, dat in het vervolg kan leiden tot afwijzing van de vordering wegens het niet voldoen aan de stelplicht (ECLI:NL:RBAMS:2024:7411).
2.6.
Nu eisende partij vorenbedoelde toelichting nog steeds niet heeft verwerkt in de dagvaarding, geeft dat vanaf nu aanleiding de vordering af te wijzen wegens het niet voldoen aan de stelplicht. Niet alle voor de beoordeling van belang zijnde informatie is verstrekt, waardoor het ambtshalve onderzoek van de kantonrechter niet goed kan worden uitgevoerd.
2.7.
Eisende partij wordt bij deze uitkomst veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025.
991