ECLI:NL:RBAMS:2025:6686

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
10485993 \ CV EXPL 23-6298
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering wegens onduidelijkheid over overeenkomst en voorwaarden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 5 augustus 2025 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure. De eisende partij, B.T ADVIESBUREAU B.V., had een vordering ingediend tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De procedure volgde op een tussenvonnis van 13 mei 2025, waarin de kantonrechter de eisende partij had opgedragen om nadere toelichting te geven over de totstandkoming van de overeenkomst, de informatieplichten, de transparantie van de prijs, en de toepasselijkheid van algemene voorwaarden.

Eisende partij heeft in haar akte aangegeven dat de totstandkoming van de overeenkomst rommelig is verlopen en dat er geen offerte is opgemaakt. Er is geen prijs kenbaar gemaakt voorafgaand aan de overeenkomst, en er zijn geen voorwaarden ter hand gesteld. Desondanks verwijst de eisende partij in de bijlage bij de akte en op de factuur naar algemene voorwaarden, genaamd 'RVOI 2001'.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat, ondanks de nadere toelichting van de eisende partij, onduidelijk is gebleven wat er precies is overeengekomen, tegen welke prijs en onder welke voorwaarden. Hierdoor werd de vordering ongegrond geacht en afgewezen. Tevens is de eisende partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij zijn begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10485993 \ CV EXPL 23-6298
Vonnis van 5 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.T ADVIESBUREAU B.V.,
gevestigd te Broek op Langedijk,
eisende partij,
gemachtigde: Van Es Gerechtsdeurwaarders & Inc.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 mei 2025,
- de akte van eisende partij, met producties.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft gedaagde partij niet op de akte van eisende partij gereageerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij voornoemd tussenvonnis is eisende partij, in verband met het ambtshalve uit te voeren onderzoek door de kantonrechter, opgedragen:
zich nader uit te laten over de wijze van totstandkoming van de overeenkomst,
zich nader uit te laten over de informatieplichten,
zich uit te laten over de transparantie van de prijs,
duidelijkheid te verschaffen over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden,
de algemene voorwaarden, indien van toepassing, te overleggen en in te gaan op de (on)eerlijkheid van de bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd.
2.2.
Eisende partij heeft bij akte laten weten dat de totstandkoming van de overeenkomst rommelig is verlopen, geen offerte is opgemaakt en destijds verder is gewerkt op basis van een eerder project. Voorafgaand aan het sluiten van de onderhavige overeenkomst is geen prijs kenbaar gemaakt. Verder heeft eisende partij laten weten dat er geen voorwaarden van toepassing zijn verklaard of ter hand zijn gesteld. Tegelijkertijd verwijst eisende partij in de bijlage bij de akte en op de factuur wel naar algemene voorwaarden, te weten ‘RVOI 2001’.
2.3.
Met de summiere toelichting van eisende partij is onduidelijk gebleven wat partijen zijn overeengekomen, tegen welke prijs en onder welke voorwaarden. Hierdoor komt de vordering ongegrond voor, zodat deze wordt afgewezen.
2.4.
Eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.
991