ECLI:NL:RBAMS:2025:6679

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
11486256 \ CV EXPL 25-595
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van werkzaamheden en buitengerechtelijke kosten in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft Cotit B.V. een vordering ingesteld tegen The New Fork B.V. voor betaling van werkzaamheden die Cotit in augustus en september 2023 heeft verricht. De overeenkomst tussen partijen is op 1 september 2023 beëindigd. In een tussenvonnis van 11 juli 2025 is aan The New Fork een bewijsopdracht gegeven om aan te tonen dat zij met Cotit was overeengekomen dat de werkzaamheden in augustus 2023 niet in rekening zouden worden gebracht. Ondanks een verzoek om uitstel heeft The New Fork geen bewijs geleverd. De kantonrechter concludeert dat niet is komen vast te staan dat er een dergelijke overeenkomst was, waardoor Cotit recht heeft op betaling voor de verrichte werkzaamheden. De kantonrechter heeft de vordering van Cotit toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn ook toegewezen aan Cotit, omdat The New Fork grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 5 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11486256 \ CV EXPL 25-595
Vonnis van 5 september 2025
in de zaak van
COTIT B.V.,
te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: Cotit,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
THE NEW FORK B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: The New Fork,
vertegenwoordigd door [naam] ,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juli 2025, waarbij aan The New Fork een bewijsopdracht is gegeven,
- de e-mail van mevrouw [naam] namens The New Fork van 22 juli 2025, waarbij om uitstel is verzocht,
- de brief van 25 juli 2025, waarbij aan The New Fork uitstel is verleend voor uitlating bewijsopdracht tot de zitting van 8 augustus 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Bewijsopdracht
2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan Cotit werkzaamheden voor The New Fork heeft verricht. Die overeenkomst hebben partijen in gezamenlijk overleg met ingang van 1 september 2023 beëindigd. Cotit vordert in deze procedure betaling voor werkzaamheden die zij in augustus 2023 (hierna: factuur 1) en in de periode vanaf september 2023 (hierna: factuur 2) voor The New Fork heeft verricht. Bij tussenvonnis van 11 juli 2025 heeft de kantonrechter geoordeeld dat het gedeelte van de vordering van Cotit dat ziet op factuur 2 zal worden afgewezen omdat de overeenkomst tussen partijen op dat moment al beëindigd was. Omdat The New Fork ten aanzien van factuur 1 heeft gesteld dat partijen met elkaar zijn overeengekomen dat de in augustus 2023 verrichte werkzaamheden niet bij haar in rekening zouden worden gebracht, heeft de kantonrechter The New Fork in de gelegenheid gesteld om die stelling te bewijzen.
2.2.
Ondanks dat The New Fork bij e-mail van 22 juli 2025 nog om uitstel heeft verzocht (en dat uitstel haar is verleend), heeft zij daarna geen getuigen aangedragen of nadere bewijsstukken in het geding gebracht. Naar aanleiding daarvan concludeert de kantonrechter dat The New Fork geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om bewijs te leveren. Dat betekent dat niet is vast komen te staan dat Cotit en The New Fork met elkaar zijn overeengekomen dat The New Fork geen betaling meer verschuldigd zou zijn voor de werkzaamheden die Cotit in augustus 2023 heeft verricht. Naar aanleiding daarvan wordt ervan uitgegaan dat Cotit die werkzaamheden terecht bij The New Fork in rekening heeft gebracht. De vordering van Cotit zal dus worden toegewezen op de wijze zoals in het tussenvonnis al is aangekondigd.
De wettelijke handelsrente over de hoofdsom
2.3.
Cotit heeft aanspraak gemaakt op de wettelijke handelsrente. De toe te wijzen hoofdsom ziet op de uitvoering van de overeenkomst tussen partijen. Aangezien partijen de overeenkomst zijn aangegaan in de uitoefening van hun bedrijf, kan de overeenkomst als handelsovereenkomst worden gekwalificeerd. Door het laten verstrijken van de overeengekomen en op factuur 1 vermelde betalingstermijn is The New Fork in verzuim geraakt. Derhalve zal de gevorderde wettelijke handelsrente ten aanzien van factuur 1 worden toegewezen vanaf 9 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Buitengerechtelijke kosten
2.4.
Ook heeft Cotit buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Nu uit het procesdossier blijkt dat Cotit verschillende pogingen heeft gedaan om de factuur te innen, is The New Fork de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Gelet op de hoogte van de toe te wijzen hoofdsom, komen de buitengerechtelijke incassokosten neer op een bedrag van € 722,88. Ook dat gedeelte van de vordering van Cotit zal dus worden toegewezen. De kantonrechter heeft dit bedrag vastgesteld aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
2.5.
Cotit heeft ook wettelijke handelsrente over de buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Over die kosten is slechts de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijsbaar en niet de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW, aangezien laatstgenoemd artikel niet van toepassing is op schadevergoedingsbedragen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
Proceskosten
2.6.
Ten slotte heeft Cotit gevorderd dat The New Fork wordt veroordeeld in de proceskosten. Omdat The New Fork grotendeels in het ongelijk is gesteld, zal zij de proceskosten van Cotit moeten betalen. De proceskosten van Cotit worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
1.461,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening)
Totaal
2.389,22
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen als vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt The New Fork om aan Cotit te betalen een bedrag van € 6.957,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 9 november 2023, tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt The New Fork om aan Cotit te betalen een bedrag van € 722,88 voor de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 24 december 2024, tot aan de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt The New Fork in de proceskosten van € 2.389,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als The New Fork niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
veroordeelt The New Fork tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.T. Hylkema, rechter, bijgestaan door mr. M.A. van Eerde, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2025.