In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument, aangeduid als [eiser], en Vattenfall Sales Nederland N.V. De consument had een leveringsovereenkomst voor gas en elektriciteit met Vattenfall en was ontevreden over de invoering van vaste terugleverkosten voor het terugleveren van stroom via zonnepanelen. De consument vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de nieuwe productvoorwaarden, die per 1 juli 2024 van toepassing zouden zijn, niet op de overeenkomst van toepassing zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Vattenfall onvoorwaardelijk afstand heeft gedaan van haar bevoegdheid om zich te beroepen op de algemene voorwaarden die onderwerp van discussie waren. Hierdoor was de vordering van de consument om een verbod op de eenzijdige invoering van de tariefcomponent vaste terugleverkosten toewijsbaar. De kantonrechter oordeelde dat Vattenfall niet de bevoegdheid had om een nieuwe set voorwaarden eenzijdig van toepassing te verklaren op de bestaande overeenkomst. De vordering van de consument werd integraal toegewezen, en Vattenfall werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 701,32 werden begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.