ECLI:NL:RBAMS:2025:6615

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
11556021 \ CV EXPL 25-3380
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggeven van fatbike na onvoorwaardelijke overeenkomst via Whatsapp

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koper en verkoper van een fatbike. De koper, aangeduid als [gedaagde], heeft de fatbike op 11 augustus 2024 gekocht voor € 1.760,00, maar was ontevreden over de actieradius. Na contact via Whatsapp op 13 augustus 2024, waarin de koper aangaf zijn geld terug te willen, zijn er aanvullende afspraken gemaakt. De verkoper, aangeduid als [eiser], heeft echter later geweigerd de fatbike terug te nemen, wat leidde tot een rechtszaak.

De procedure begon met een dagvaarding op 11 februari 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 juni 2025. Tijdens deze zitting verklaarde de gedaagde dat hij de fatbike voor zijn werk als maaltijdbezorger had gekocht, waardoor hij niet als consument kwalificeerde. De kantonrechter oordeelde dat er op basis van de Whatsapp-conversatie een onvoorwaardelijke overeenkomst tot stand was gekomen, waarbij de gedaagde verplicht was de fatbike terug te geven en de eiser deze moest accepteren.

De kantonrechter wees de primaire vordering van de eiser tot betaling van de koopprijs af, maar kende de subsidiaire vordering tot teruggave van de fatbike gedeeltelijk toe. De rechter oordeelde dat de gedaagde de fatbike moest teruggeven, maar dat de staat van de fatbike sindsdien voor rekening van de eiser kwam. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 856,73 werden vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11556021 \ CV EXPL 25-3380
Vonnis van 9 september 2025
in de zaak van
[eiser] (H.O.D.N. [handelsnaam] ),
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. P.I. Montoya Gil,
tegen
[gedaagde],
ten tijde van dagvaarding wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A. Hussaini.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 februari 2025 met producties;
- het schriftelijke antwoord van [gedaagde] met producties;
- het instructievonnis;
- de aanvullende verklaring van [gedaagde] van 23 april 2025;
- de door [gedaagde] overgelegde e-mails van 1 en 2 mei 2025;
- de akte van de zijde van [eiser] met een aanvullende productie van 26 juni 2025;
- de reactie van [gedaagde] op de akte van [eiser] ;
- de e-mail van 30 juni 2025, waarin mr. Hussaini zich stelt voor [gedaagde] .
1.2.
Op 30 juni 2025 is een mondelinge behandeling gehouden. [eiser] is daar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens [gedaagde] is zijn gemachtigde verschenen. [gedaagde] zelf heeft, op zijn verzoek, via een videoverbinding deelgenomen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen, mede naar aanleiding van vragen van de kantonrechter, hun standpunt toegelicht. De gemachtigde van [eiser] heeft daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Op verzoek van partijen is de zaak vervolgens aangehouden om te bekijken of zij samen een oplossing konden vinden. Ten slotte is vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 11 augustus 2024 in de winkel van [eiser] voor € 1.760,00 een fatbike gekocht. [gedaagde] heeft met zijn creditcard betaald. Op 13 augustus 2024 heeft [gedaagde] contact opgenomen met [eiser] omdat de actieradius van de fatbike niet voldeed aan wat hij daarvan verwachtte.
2.2.
Naar aanleiding daarvan hebben [eiser] en [gedaagde] onder meer het volgende via Whatsapp besproken:
“[13-08-2024, 16:55:21] [gedaagde] ): (…) Ik denk dat ik echt gewoon mijn geld terug wil. (…) Ik heb een andere fiets klaarstaan voor mijn komende dienst en ik koop een fatbike bij iemand anders die betrouwbaarder is.
(…)[13-08-2024, 16:59:12] [accountnaam] : Je charge back kan 3 weken duren. (…)[13-08-2024, 17:09:15] [accountnaam] : Zorg ervoor dat er geen kras op komt heeft want anders komt er geen chargeback plaats[sic]
. Hou hier rekening mee a.u.b. we willen de fiets treffen zoals wij die hebben gegeven.
[13-08-2024, 17:09:32] [accountnaam] : Op de fiets bedoel ik
[13-08-2024, 17:22:23] [accountnaam] : Graag zo snel mogelijk een foto van km als je de fiets wilt terugbrengen. Want anders vind [sic] er ook geen chargeback plaats helaas.
(…)[Tussen 17.59 en 18.09 stuurt [gedaagde] [eiser] foto’s, onder meer van de kilometerstand.]
[13-08-2024, 18:14:35] [accountnaam] : niet meer rijden. Alleen morgen om terug te brengen heb je 15 km extra van mij
(…) [13-08-2024, 18:22:20] [gedaagde] : Top dank je
(…)
[13-08-2024, 18:22:20] [gedaagde] : Ik zal mijn geld terugkrijgen?
[13-08-2024, 18:22:33] [accountnaam] : Ja wel als je dat wil dat kan
[13-08-2024, 18:22:48] [accountnaam] : Ik zie je morgen om 15:00uur
[13-08-2024, 18:23:02] [gedaagde] : Ok goed”
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde] de dag daarna laten weten de fatbike niet terug te nemen, omdat [eiser] uit de kilometerstand opmaakte dat [gedaagde] de fatbike niet correct had uitgeprobeerd. [gedaagde] heeft vervolgens zijn creditcardmaatschappij de aankoopsom laten storneren. [gedaagde] heeft het aankoopbedrag dus teruggekregen. [gedaagde] heeft de fatbike niet teruggegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat primair veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de koopprijs, met rente en kosten. Subsidiair vordert hij teruggave van de fatbike (in goede staat), met rente en kosten. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Op de standpunten van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Vooraf
4.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van [gedaagde] desgevraagd verklaart dat deze rechtbank bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is. Op het andersluidende standpunt in de conclusie van antwoord van [gedaagde] hoeft dus niet te worden beslist. De zaak kan inhoudelijk worden beoordeeld.
4.2.
Omdat [gedaagde] desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat hij de fatbike uitsluitend had gekocht voor zijn werk als maaltijdbezorger, kwalificeert hij niet als consument in de zin van het consumentenrecht. De kantonrechter zal dan ook niet (ambtshalve) toetsen aan het consumentenrecht.
De fatbike moet terug
4.3.
De kantonrechter zal de primaire vordering van [eiser] afwijzen, maar de subsidiaire vordering gedeeltelijk toewijzen. Tussen partijen is op 13 augustus 2024 namelijk een onvoorwaardelijke nadere overeenkomst tot stand gekomen, op grond waarvan [gedaagde] gehouden was de fatbike aan [eiser] terug te geven, [eiser] gehouden was die te accepteren en [gedaagde] het aankoopbedrag zou terugkrijgen. De totstandkoming van deze overeenkomst blijkt uit de op die dag gevoerde Whatsapp conversatie. Zo antwoordt [eiser] expliciet dat [gedaagde] zijn geld kan terugkrijgen.
4.4.
Het antwoord op de vraag in hoeverre [eiser] op grond van het herroepingsrecht gehouden was om de fatbike terug te nemen, kan in het midden blijven. [eiser] was daartoe namelijk dus in ieder geval op grond van de nadere overeenkomst gehouden. [eiser] heeft verder aangevoerd dat hij ten tijde van het sluiten van die nadere overeenkomst in een onjuiste voorstelling van zaken verkeerde, omdat hij ervan uitging dat [gedaagde] de actieradius had vastgesteld door een volledig opgeladen accu leeg te rijden, maar uit de toegestuurde foto’s zou hebben afgeleid dat de accu niet eerst volledig was opgeladen.
4.5.
De kantonrechter volgt [eiser] daarin niet. Uit de overgelegde Whatsappcorrespondentie blijkt namelijk niet dat [eiser] bij de nadere overeenkomst enig voorbehoud heeft gemaakt. Bovendien had [eiser] die foto’s al ontvangen op het moment dat hij bevestigde dat [gedaagde] zijn geld kon terugkrijgen. Niet gebleken is dus dat sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken ten tijde van het sluiten van de aanvullende overeenkomst.
4.6.
Partijen moeten de aanvullende overeenkomst nakomen. [gedaagde] heeft het aankoopbedrag al teruggekregen, zodat die verplichting is nagekomen. [gedaagde] moet de fatbike aan [eiser] teruggeven. Niet in geschil is dat [gedaagde] dat al in augustus 2024 wilde doen, maar dat [eiser] dat toen niet heeft toegelaten. Daartoe was hij op grond van het voorgaande echter wel gehouden. Voor zover de staat van de fatbike sindsdien is verslechterd, komt dat dan ook voor rekening en risico van [eiser] . De gevorderde teruggave van de fiets
in goede staat, is daarom niet toewijsbaar. De vordering tot teruggave van de fatbike wordt (zonder die toevoeging) wel toegewezen. De kantonrechter merkt daarbij op dat [gedaagde] eerder op enig moment tegenover [eiser] het standpunt had ingenomen dat hij de fatbike wel wilde teruggeven, maar dat niet kon. Maar het antwoord op de vragen in hoeverre (i) daardoor (extra) schade is ontstaan en (ii) [gedaagde] daarvoor aansprakelijk is, kan in het midden blijven, omdat [eiser] dat niet heeft gevorderd. [gedaagde] heeft overigens ter zitting bevestigd dat hij de sleutel inmiddels heeft teruggevonden en de fatbike daarom (nu wel weer) kan teruggeven, zodat dit niet aan toewijzing in de weg staat.
4.7.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen. [eiser] heeft namelijk onvoldoende gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op meer verrichtingen dan waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.8.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
123,73
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
68,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
856,73

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot teruggave van de fatbike aan [eiser] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 856,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door J.M.B. Cramwinckel en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025.
58441