ECLI:NL:RBAMS:2025:6521

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
1317990525
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering aan Zweden op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 2 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Zweedse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1985, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is en momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 19 augustus 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. W.L.M. van Poll, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, en een tolk in de Zweedse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

Het EAB is uitgevaardigd op 10 juni 2025 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een forensische psychiatrische behandeling in Zweden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan plaatsvinden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-179905-25
Datum uitspraak: 2 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 20 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 juni 2025 door
Åklagarmyndigheten, Nationella åklagaravdelningen, Riksenheten mot internationell och organiserad brottslighet (Swedish Prosecution Authority, National Public Prosecution Department, National Unit Against Organised Crime), Zweden (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Zweedse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Zweedse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
een
judgment pronounced by Södertörn District Court on 23 April 2015met referentie B 2225-15); en
een
judgment pronounced by Lund District Court on 23 February 2015met referentie B 6177-14).
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de vonnissen hebben geleid.
Uit het EAB blijkt dat de overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een maatregel forensische psychiatrische behandeling van onbepaalde duur, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit waarvoor de opgeëiste persoon in het vonnis met zaaknummer B 6177-14 is veroordeeld, aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Zweden een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van dit feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten waarvoor de opgeëiste persoon in het vonnis met nummer B 2225-15 is veroordeeld, niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
mishandeling;
bedreiging met zware mishandeling.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285 en 300 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Åklagarmyndigheten, Nationella åklagaravdelningen, Riksenheten mot internationell och organiserad brottslighet (Swedish Prosecution Authority, National Public Prosecution Department, National Unit Against Organised Crime),Zweden, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.C. Hooibrink en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.