ECLI:NL:RBAMS:2025:6434

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
11557654 \ CV EXPL 25-3436
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst door een dakdekkersbedrijf

In deze zaak vorderde eiser, een particulier, schadevergoeding van het dakdekkersbedrijf DDVL B.V. wegens een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst. Eiser had DDVL ingeschakeld om een lekkage aan de schoorsteen van zijn woning te verhelpen. Voor de werkzaamheden betaalde eiser € 1.742,40. Na de werkzaamheden bleek de lekkage echter terug te keren, wat leidde tot verdere inspecties en uiteindelijk tot de conclusie dat de werkzaamheden niet naar behoren waren uitgevoerd. Eiser heeft DDVL meerdere keren gesommeerd om de tekortkomingen te verhelpen, maar zonder resultaat. Uiteindelijk heeft eiser de overeenkomst ontbonden en vorderde hij het betaalde bedrag terug, evenals de kosten voor een bouwkundige keuring en herstelwerkzaamheden die door een ander bedrijf moesten worden uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat DDVL tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst en wees de vorderingen van eiser grotendeels toe. DDVL werd veroordeeld tot betaling van het betaalde bedrag, de kosten voor de bouwkundige keuring, de herstelkosten en de proceskosten, met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11557654 \ CV EXPL 25-3436
Vonnis van 29 augustus 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna samen te noemen (in enkelvoud): [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DDVL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: DDVL,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 januari 2025, met producties,
- de op 27 februari 2025 binnengekomen e-mail van DDVL, met één bijlage,
- de op 27 maart 2025 binnengekomen e-mail van DDVL houdende een reactie op de dagvaarding, met bijlagen,
- het tussenvonnis van 8 mei 2025 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 7 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt die zich in het dossier bevinden.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
2.1.
[eiser] heeft met DDVL een overeenkomst gesloten op basis waarvan DDVL tegen betaling van € 1.742,40 een lekkage aan de schoorsteen van zijn woning zou verhelpen. DDVL zou daartoe de schoorsteen opnieuw voegen, waar nodig impregneren aan de bovenkant en het lood opnieuw inwerken. DDVL heeft die werkzaamheden op 26 juni 2023 verricht. Daarna heeft [eiser] € 1.742,40 aan DDVL betaald.
2.2.
In september 2023 is de lekkage bij de schoorsteen van [eiser] teruggekeerd. Hij heeft daarover op 16 oktober 2023 contact opgenomen met DDVL.
2.3.
DDVL heeft de schoorsteen daarna op 24 oktober 2023 geïnspecteerd, zonder daaraan werkzaamheden te verrichten.
2.4.
Op 3 december 2023 heeft Dak & Isolatie B.V. (hierna: Dak & Isolatie) een inspectie aan de schoorsteen uitgevoerd op verzoek van [eiser] . Tijdens die inspectie is een nokvorst en een dakpan beschadigd geraakt. Dak & Isolatie heeft op dezelfde dag een noodreparatie uitgevoerd om die beschadigingen te verhelpen.
2.5.
In een brief van 6 december 2023 heeft [eiser] DDVL laten weten dat het werk volgens [eiser] niet goed is uitgevoerd en [eiser] heeft DDVL gesommeerd om de overeenkomst binnen vier weken alsnog na te komen.
2.6.
DDVL heeft de schoorsteen vervolgens op 5 januari 2024 nogmaals geïnspecteerd, wederom zonder daaraan werkzaamheden te verrichten.
2.7.
Op diezelfde dag heeft DDVL onder meer het volgende aan [eiser] gemaild:
“ [naam 1] is vandaag bij u langs geweest en schijnt dat er een soort van zwarte tape is geplakt op uw nokvorst en dit lag er niet toen [naam 2] op 24 oktober 2023 was langs geweest (…).
Er is dus na onze inspectie op 24 oktober 2023 een ander bedrijf geweest dat dit uitgevoerd heeft, maar hier zijn wij niet verantwoordelijk voor. U kunt het bedrijf benaderen en aansprakelijk stellen voor de lekkage.”
2.8.
In een brief van 19 januari 2023 heeft [eiser] de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen en DDVL verzocht om het door haar betaalde bedrag van € 1.742,40 terug te betalen. DDVL heeft dat niet gedaan.
2.9.
Op 27 januari 2024 heeft [eiser] een bouwkundige keuring aan de schoorsteen laten uitvoeren door een expert van GE Vastgoed. Het daarna verschenen expertiserapport vermeldt onder meer het volgende:
“Conclusie
1. Wat is de oorzaak van de problemen?
De oorzaak van de problemen is dat de schoorsteen zeer slecht en niet volgens goed vakmanschap is hersteld.
2. Heeft [eiser] te veel betaald?
Gezien het geleverde werk heeft [eiser] € 1.742,40 incl.btw teveel betaald
Dit was de aanneemsom van Firma van Leeuwen.
De waarde van het geleverde werk is dus € 0,00 waard.
3. Is Dakdekker van Leeuwen terzake tekortgeschoten?
Ons insziens is Dakdekker van Leeuwen op alle punten tekortgeschoten.
4. Wat moet in het kader van herstel gebeuren?
In het kader van het herstel zal al het aangebrachte lood en voegwerk vervangen en vernieuwd moeten worden.
(…)
Schoorsteen
(…)
Zeer slecht aangebracht lood/voegwerk
(…)
Het lood/voegwerk is zo slecht aangebracht dat als het regent dan loopt het water naar binnen, en het geheel is afgewerkt met kwakken specie die met de hand is aangedrukt, deze veroorzaakt mede lekkages. (…)”
2.10.
In juni 2024 heeft Vink Gevelwerken Culemborg B.V. in opdracht van [eiser] herstelwerkzaamheden aan de schoorsteen uitgevoerd.
2.11.
Intussen hebben partijen overleg met elkaar gevoerd om tot een gezamenlijke oplossing te komen, maar dat heeft tot niets geleid.
Wat vordert [eiser] ?
2.12.
In deze procedure vordert [eiser] – samengevat – dat de kantonrechter DDVL bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van:
- € 1.742,40, vermeerderd met de wettelijke rente,
- € 335,00 aan kosten voor de bouwkundige keuring, vermeerderd met de wettelijke rente,
- € 2.707,60 aan herstelkosten, vermeerderd met de wettelijke rente,
- € 296,42 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente,
- de proceskosten.
Het standpunt van [eiser]
2.13.
[eiser] baseert zijn vorderingen op het volgende. Volgens hem is DDVL tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat DDVL niet heeft gedaan waarvoor zij was ingeschakeld, namelijk het verhelpen van een lekkage aan de schoorsteen. Daarom heeft [eiser] de overeenkomst ontbonden en vordert hij het door hem betaalde bedrag van € 1.742,40 terug. [eiser] stelt dat DDVL ook verplicht is de door hem geleden schade te vergoeden. Deze schade bestaande uit de door hem gemaakte kosten van € 335,00 voor de bouwkundige keuring en € 2.707,60 aan extra kosten voor de werkzaamheden aan de schoorsteen doordat een derde deze moest uitvoeren en de overige (proces)kosten.
Het standpunt van DDVL
2.14.
DDVL is het daar niet mee eens. DDVL wijst erop dat tijdens haar haar inspectie van 24 oktober 2023 bleek dat een nokvorst naast de schoorsteen was gebroken en tijdelijk met plaklood was afgedicht. Volgens DDVL was dit niet de staat waarin zij het dak van de woning van [eiser] op 26 juni 2023 heeft opgeleverd. DDVL meent dat niet kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd of wie verantwoordelijk is voor de schade van [eiser] , omdat intussen een andere partij op het dak van de woning van [eiser] is geweest, voordat DDVL de kans kreeg de lekkage aan de schoorsteen te onderzoeken en eventueel op te lossen. Verder wijst DDVL erop dat in haar algemene voorwaarden expliciet is vermeld dat haar garantie direct vervalt wanneer een derde partij werkzaamheden uitvoert op het dak of veranderingen aanbrengt. DDVL meent dat deze situatie zich hier voordoet.
Het oordeel van de kantonrechter
2.15.
De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen van [eiser] – grotendeels – moeten worden toegewezen en legt hierna uit waarom.
2.16.
Voorop staat dat [eiser] DDVL heeft ingeschakeld om een lekkage aan zijn schoorsteen te verhelpen. DDVL heeft in dat verband op 26 juni 2023 werkzaamheden verricht, maar relatief kort daarna – in september 2023 – is die lekkage op dezelfde plek teruggekeerd. Anders dan DDVL doet voorkomen, staan de geringe beschadiging en reparatie aan de nokvorst door een ander bedrijf los van het terugkeren van de lekkage aan de schoorsteen van [eiser] . Die beschadiging en reparatie vonden namelijk op 3 december 2023 plaats. Dat was later dan het terugkeren van de lekkage aan de schoorsteen in september 2023 en ook later dan de (eerste) inspectie van DDVL aan de schoorsteen van 24 oktober 2023. DDVL heeft deze gang van zaken zelf ook met zoveel woorden bevestigd in haar e-mail van 5 januari 2024.
2.17.
Verder ondersteunt het door [eiser] ingebrachte expertiserapport van GE Vastgoed de door hem gestelde gang van zaken. Daaruit blijkt dat het lood- en voegwerk aan de schoorsteen – welke tot de aan DDVL opgedragen werkzaamheden behoorden – zo slecht zijn uitgevoerd dat het water naar binnen loopt als het regent.
2.18.
De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat DDVL is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Voor het antwoord op de vraag of DDVL ook de door [eiser] gevorderde bedragen moet betalen, moet eerst worden beoordeeld of DDVL in verzuim is. Dit betekent dat zij nog de gelegenheid moet hebben gehad om de overeenkomst alsnog (goed) na te komen en daar een redelijke termijn voor heeft gehad. Alleen als nakoming blijvend onmogelijk is of het om een andere reden niet redelijk is dat [eiser] haar die kans nog moet geven, hoeft dat niet meer.
2.19.
In dit geval heeft [eiser] met zijn brief van 6 december 2023 aan DDVL een termijn van vier weken gegeven om de overeenkomst alsnog (goed) na te komen. DDVL heeft daar vervolgens geen opvolging aan gegeven. Zij heeft de lekkage aan de schoorsteen niet verholpen en aansprakelijkheid afgewezen. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat DDVL sinds 6 januari 2024 in verzuim is.
2.20.
In de wet staat dat wanneer de ene partij een overeenkomst niet (goed) nakomt de andere partij bevoegd is de overeenkomst te ontbinden (artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). [eiser] heeft dat gedaan met zijn brief van 19 januari 2024. De ontbinding van de overeenkomst brengt mee dat partijen de door hen ontvangen prestaties ongedaan moeten maken (artikel 6:271 BW). Dat betekent in dit geval dat DDVL het reeds door [eiser] betaalde bedrag van € 1.742,40 moet terugbetalen. De prestatie van DDVL (het geleverde werk) is niet ongedaan te maken. Daarom zou [eiser] de waarde daarvan moeten vergoeden, maar de expert van GE Vastgoed heeft de waarde van het door DDVL geleverde werk op € 0,00 begroot. DDVL wordt daarom veroordeeld tot betaling aan DDVL van
€ 1.742,40.
2.21.
In de wet staat ook dat wanneer de ene partij een overeenkomst niet (goed) nakomt en hem dit kan worden toegerekend, hij verplicht is de schade die de andere partij daardoor lijdt te vergoeden. [eiser] stelt dat hij als gevolg van de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van DDVL schade heeft geleden, namelijk € 335,00 aan kosten voor de bouwkundige keuring en € 2.707,60 aan herstelkosten. Dit zijn de extra kosten die [eiser] heeft moeten maken omdat een ander dan DDVL het werk moest alsnog correct moest uitvoeren. [eiser] heeft dit onderbouwd en DDVL heeft hier niets tegen ingebracht. DDVL wordt dan ook veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 335,00 en € 2.707,60.
De wettelijke rente
2.22.
[eiser] vordert dat de hiervoor in 2.20 en 2.21 genoemde betalingsveroordelingen nog worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. In zijn dagvaarding heeft hij 1 september 2023 als ingangsdatum genoemd, maar voor toewijzing van de wettelijke rente vanaf deze datum is geen grond. De kantonrechter wijst de wettelijke rente daarom toe vanaf 23 januari 2025 (de datum van de dagvaarding).
De buitengerechtelijke incassokosten en de daarover gevorderde wettelijke rente
2.23.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van € 295,42 aan buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en wordt daarom toegewezen.
2.24.
De door [eiser] over de buitengerechtelijke incassokosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.
De proceskosten
2.25.
DDVL krijgt dus ongelijk en moet daarom de proceskosten van [eiser] betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten dagvaarding: € 148,04
- griffierecht: € 257,00
- nakosten:
€ 135,00
- totaal: € 540,04
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.26.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat dit vonnis ook moet worden uitgevoerd als daartegen hoger beroep wordt ingesteld en zolang daarop niet anders is beslist.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt DDVL tot betaling aan [eiser] van € 1.742,40, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt DDVL tot betaling aan [eiser] van € 335,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt DDVL tot betaling aan [eiser] van € 2.707,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt DDVL tot betaling aan [eiser] van € 295,42 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt DDVL in de proceskosten, aan de kant van [eiser] begroot op € 540,04,
te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als DDVL niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet DDVL ook de kosten van betekening betalen,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Hamming, kantonrechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025.