ECLI:NL:RBAMS:2025:6430

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
11763967 WM VERZ 25-9950
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersgedraging met taxiontheffing

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene, die als taxichauffeur een ontheffing had voor het gebruik van lijnbusbanen. De sanctie was opgelegd wegens het gebruik van een eenrichtingsweg in strijd met de verkeersregels. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de verweerder, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 augustus 2025 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de verweerder verdedigde zijn standpunt dat het beroep ongegrond moest worden verklaard. De kantonrechter oordeelde dat de machtiging van de gemachtigde geldig was, maar dat betrokkene niet had aangetoond dat hij de ontheffing correct had gebruikt. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene op dat moment een taxirit uitvoerde. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De beslissing kan worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. A.P. Ploeger
zaaknummer: 11763967 WM VERZ 25-9950
beslissing van: 21 augustus 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 21 augustus 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
namens wie beroep is ingesteld door:
My Legal Consultancy B.V.
[gemachtigde]
verder: gemachtigde
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 10 februari 2025 en is gericht tegen de beslissing van 29 januari 2025 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 5 december 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Gemachtigde heeft namens betrokkene tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep - nadat gemachtigde telefonisch is gehoord - ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 21 augustus 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Gemachtigde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet bij de zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Ten aanzien van de machtiging:

1. De machtiging is naar het oordeel van de kantonrechter geldig, nu ambtshalve bekend is dat sprake is van een doormachtiging tussen gemachtigde en Bonnetje B.V en dat deze wordt geaccepteerd door rechtbank Amsterdam.

Ten aanzien van het inhoudelijke beroepschrift:

2. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten dat met het motorvoertuig met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, een weg is gebruikt in strijd met een eenrichtingsweg dan wel geslotenverklaring op een andere weg dan een auto(snel)weg (bord C2). Deze gedraging is geconstateerd op 25 november 2023 om 23:17 uur op de Sarphatistraat te Amsterdam.
3. Het beroep is tijdig ingesteld.
4. Gemachtigde voert tegen de beslissing van verweerder aan dat er ter plaatse een onderbord is dat aangeeft dat lijnbussen uitgezonderd zijn van de verplichting om de eenrichtingsweg te volgen. Niet alleen lijnbussen en trams zijn bevoegd om de weg in de richting van het Frederiksplein te gebruiken, maar ook de taxichauffeurs die in het bezit zijn van een ontheffing. Betrokkene heeft een taxiontheffing waarbij hij het bord C2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990 mag negeren om gebruik te maken van de busbaan die is aangeduid met “Lijnbus”. Gelet op het voorgaande dient de onderhavige sanctie te worden vernietigd.
Namens betrokkene wordt verzocht om een proceskostenvergoeding.
5. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Hoewel de onderhavige pleeglocatie niet op de lijst staat waar de taxi ontheffing niet geldig is, stelt verweerder zich desalniettemin op het standpunt dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard, nu door betrokkene niet is aangetoond dat de gedraging onder diensttijd is verricht. Van betrokkene had enige onderbouwing hieromtrent mogen worden verwacht. Niet duidelijk is of er sprake was van een taxirit of een rit in de vrije tijd van betrokkene.
6. Het volgende wordt overwogen.
7. De verbalisant verklaart in het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht:
“Ik zag dat de weg werd gebruikt in de richting waarin deze gesloten is. De tekst/aanduiding op het (onder)bord luidde: geen onderbord. De uitzondering(en), genoemd op het (onder)bord, was (waren) niet van toepassing”.
Betrokkene is staande gehouden en de cautie verleend. Bij de staandehouding heeft betrokkene verklaard:
“Ik heb het zo geleerd”.
8. Gelet op de door betrokkene ingebrachte ontheffing, met einddatum 15 november 2026, blijkt dat ten behoeve van betrokkene, in het kader van zijn werkzaamheden als taxichauffeur, een ontheffing is verleend van het verbod op het gebruik van lijnbusbanen, lijnbusstroken en/of voetpaden. Van deze ontheffing mag alleen gebruik gemaakt worden voor zover dit voor de uitvoering van de werkzaamheden als taxichauffeur noodzakelijk is. Nu echter namens betrokkene geen stukken in het geding zijn gebracht, waaruit blijkt dat betrokkene ter plaatse reed in het kader van het uitvoeren van een taxirit, is niet aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan de voorwaarden, verbonden aan de ontheffing. Dat deze onderbouwing in het dossier ontbreekt, komt voor rekening van betrokkene. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Ten aanzien van de proceskostenvergoeding:

9. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Betrokkene wordt in de onderhavige zaak volledig in het ongelijk gesteld. Voor toekenning van een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
10. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.