In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Letse autoriteiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB geen gevolg kan krijgen vanwege de onacceptabele detentieomstandigheden in Letland. De officier van justitie, die het EAB in behandeling wilde nemen, is niet ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in Letland, die momenteel in Nederland gedetineerd is. Tijdens de zitting op 17 juni 2025 is de behandeling van het EAB gestart, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en aanvullende informatie van de Letse autoriteiten opgevraagd over de detentieomstandigheden. In een tussenuitspraak op 1 juli 2025 heeft de rechtbank geoordeeld dat de informatie die was verstrekt door de Letse autoriteiten niet voldoende was om het risico op onmenselijke of vernederende behandeling uit te sluiten. De rechtbank heeft daarom de beslissing over de overlevering aangehouden en een redelijke termijn gesteld voor het ontvangen van aanvullende informatie. Bij de zitting op 6 augustus 2025 is de behandeling hervat, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvullende informatie niet voldoende was om het eerder vastgestelde gevaar te weerleggen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot behandeling van het EAB, waarmee de overleveringsprocedure is beëindigd.