Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van strafbare feiten. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. Tijdens de zittingen zijn er vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit in Polen, en is er een tussenuitspraak gedaan op 24 juli 2025, waarin de rechtbank de grondslag en inhoud van het EAB heeft beoordeeld. De raadsman heeft betoogd dat er sprake is van een ne bis in idem situatie, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon niet eerder voor dezelfde feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan voor de feiten zoals omschreven in het EAB.