7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van één en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de beschadiging van een brommobiel en het wegmaken van een fiets. Dat is hinderlijk en zorgt voor schade voor de eigenaren. Eenieder moet zijn of haar brommobiel of fiets op behoorlijke wijze kunnen stallen en mogen verwachten dat deze er bij terugkeer nog staat en te gebruiken is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 1 augustus 2025, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker. Dit rapport houdt, kort gezegd, onder meer het volgende in:
Verdachte komt veelvuldig in aanraking met justitie en is al vaak veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten. Er zijn tientallen meldingen aangaande overlastgevend gedrag door verdachte, veelal onder invloed van alcohol en cannabis. Verdachte kampt met instabiliteit op verschillende leefgebieden. Er is sprake van verslavings- en psychiatrische problematiek, huisvestingsproblematiek, schuldenproblematiek, gebrek aan een zinvolle invulling van de dag en hij heeft geen steunend netwerk. Sinds 2022 maakt verdachte deel uit van de Top600 aanpak en heeft hij meerdere keren reclasseringstoezicht opgelegd gekregen. Al die opgelegde toezichten zijn negatief retour gemeld. Verdachte bleek niet in staat zich aan de afspraken te houden waardoor de hulpverleningstrajecten niet van de grond kwamen. De mogelijkheden voor de reclassering om verdachte bij te staan in een ambulant kader zijn uitgeput. In combinatie met de complexe problematiek voldoet verdachte volgens de reclassering aan de zachte criteria voor oplegging van een ISD-maatregel. De reclassering adviseert de rechtbank dan ook aan verdachte een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft voornoemde reclasseringswerker op de zitting als deskundige gehoord. Zij heeft de informatie uit het rapport bevestigd en daarbij aangevuld dat de verwachting is dat het door de verdediging aangedragen alternatieve plan – gelet op de eerder ontbrekende motivatie bij verdachte – niet van de grond zal komen. Een verblijf bij [zorginstelling] zou een mooie oplossing zijn ná de voor verdachte benodigde behandeling en begeleiding, maar niet in dit stadium. De reclasseringswerker heeft benadrukt dat hulpverlening en begeleiding alleen binnen de kaders van de ISD-maatregel voldoende vorm kan krijgen.
De ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 30 juni 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 12 mei 2025 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank concludeert dat eveneens is voldaan aan de zachte ISD-criteria. Er bestaan – gezien de eerder mislukte trajecten – geen reële mogelijkheden om verdachte binnen minder dwingende kaders tot gedragsverandering te bewegen. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte aangedragen begeleid wonen voorziening in [plaats] onvoldoende (strakke) kaders biedt. Verdachte zal daar op vrijwillige basis hulp krijgen, terwijl verdachte juist een dwingend kader nodig heeft.
Binnen de ISD-maatregel kan worden ingestoken op hulpverlening voor en begeleiding van verdachte, rekening houdend met zijn complexe problematiek. Op die manier kan gewerkt worden aan stabilisering en kan de kans op herhaling van delictgedrag worden teruggedrongen. Zonder enige vorm van begeleiding acht de rechtbank de kans groot dat verdachte terugvalt in zijn oude gedrag en weer strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie volgen.
Om voornoemde doelen van de ISD-maatregel alle kansen te geven is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet geen noodzaak om de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel tussentijds te toetsen en zal het verzoek van de raadsvrouw hiertoe afwijzen. Als de raadsvrouw meent dat voortzetting van de maatregel niet meer opportuun is, kan de raadsvrouw zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken om een tussentijdse toetsing.