2.2.Nadat daartegen bezwaar was gemaakt door Meta en Pictoright c.s. vraagtekens had geplaatst bij de hoogte van het voorschot, heeft de rechtbank bij e-mailbericht van 3 juli 2025 de deskundigen het volgende gemeld:
“1. De rechtbank heeft bij vonnis van 16 april 2025 (hierna: het tussenvonnis) drie deskundigen benoemd, ter beantwoording van drie vragen, waarbij is opgemerkt dat de tweede vraag alleen beantwoord behoeft te worden als partijen dat verzoeken.
2. De deskundigen hebben een voorschotnota aan de rechtbank gezonden. Zij begroten elk de kosten van het deskundigenbericht op € 480.000,- exclusief btw, te weten 1066 uur à € 450-. Partijen hebben op 4 juni jl. op deze voorschotnota gereageerd. Beide partijen achten de voorschotnota’s veel te hoog en stellen dat deze zeer sterk afwijken van wat gangbaar is bij dergelijke onderzoeken. Ook stellen beide partijen dat de deskundigen er mogelijk vanuit gaan dat zij het hele dossier moeten bestuderen en dat zij elk hetzelfde onderzoek moeten doen.
3. Op verzoek van de rechtbank hebben de deskundigen op de bezwaren van partijen gereageerd, waarna op 30 juni jl. nog een reactie van partijen is ontvangen.
4. De rechtbank heeft uit de voorschotnota van de deskundigen en de wijze waarop zij deze onderbouwd hebben, mede gezien de reactie daarop van partijen, de indruk gekregen dat de deskundigen nog geen helder beeld hebben van wat van hen wel en niet verwacht wordt. De rechtbank zal de aard van het werk van de deskundigen en de werkwijze die de rechtbank van hen verwacht nader verduidelijken. De deskundigen worden uitgenodigd met inachtneming van deze nadere instructies hun voorschot opnieuw te begroten, waarbij de rechtbank er vanuit gaat dat dit zeer substantieel lager zal kunnen zijn.
5. In de eerste plaats is het de rechtbank duidelijk geworden dat de deskundigen er vanuit gaan dat er drie onderzoeken moeten worden gedaan, namelijk dat zij elk alle vragen geheel zelfstandig moeten beantwoorden en hun antwoorden vervolgens in onderling overleg op elkaar af moeten stemmen om tot een gezamenlijk rapport te komen. Dat is echter niet wat de rechtbank voor ogen staat, zoals ook blijkt uit rechtsoverweging 6.6 van het tussenvonnis. Het is de bedoeling van de rechtbank dat de deskundigen samen één onderzoek doen en in onderling overleg bepalen wie van hen de meeste deskundigheid heeft om bepaalde delen van het onderzoek te verrichten. Zij dienen daarbij tot een taakverdeling te komen waarbij het onderzoek van de feiten zo veel mogelijk door één van de deskundigen wordt verricht. Voor de beantwoording van de vragen zullen de deskundigen vervolgens wel zo veel mogelijk tot gezamenlijke conclusies moeten komen. Daarbij heeft de rechtbank in rechtsoverweging 6.6 bepaald dat als bepaalde onderdelen berusten op de kennis en/of het onderzoek van slechts een of twee van de deskundigen, dit in het rapport dient te worden vermeld. Hetzelfde geldt indien de deskundigen op enig onderdeel geen overeenstemming kunnen bereiken.
6. Vraag 2 hoeft vooralsnog niet te worden beantwoord. Deze behoeft zoals ook in het tussenvonnis onder 8.1 is vermeld pas worden beantwoord als partijen of een van hen daarom verzoeken. Dus hoeft daarvoor nu ook geen tijd te worden begroot. Mocht het zo zijn dat partijen die vraag alsnog beantwoord willen zien, terwijl het voorschot al is gebruikt, dan kan een aanvullend voorschot worden gevraagd. Ook kan als de werkzaamheden omvangrijker blijken dan geschat een aanvullend voorschot worden gevraagd. Het is de bedoeling de werkzaamheden zo reëel mogelijk in te schatten, maar een voorschot is geen aanneemsom.
7. De rechtbank wijst er op dat het feit dat de deskundigen kunnen beschikken over het gehele dossier niet betekent dat zij dit in het kader van hun onderzoek ook volledig dienen te bestuderen. Een groot deel van het dossier ziet op kwesties die niet aan de deskundigen zijn voorgelegd. Voor de beantwoording van de aan de deskundigen gestelde vragen zijn in ieder geval relevant de in deze zaak gewezen vonnissen, omdat daarin de standpunten van partijen zijn samengevat en de rechtbank duidelijk maakt in welke context de deskundigen gevraagd wordt de hen gestelde vragen te beantwoorden. Voor het overige behoeven de deskundigen alleen kennis te nemen van bewijsstukken waarvan kan worden aangenomen dat ze voor de beantwoording van de vragen relevant zullen zijn (zoals bijvoorbeeld de tussen partijen uitgewisselde licentievoorstellen en voorgestelde methoden om tot een economische waarde te komen en het in opdracht van Meta opgestelde BRG-rapport). Ook zullen de deskundigen kennis moeten nemen van door partijen nauwkeurig aangeduide delen van het dossier, waarbij partijen duidelijk moeten maken wat volgens hen de relevantie van die onderdelen van het dossier is voor de beantwoording van de vragen.
8. De deskundigen hebben laten weten dat door de ontwikkelingen in deze zaak de eerder genoemde termijn van acht maanden mogelijk te kort is. De rechtbank wijst erop dat de termijn pas ingaat als de griffie mededeelt dat het voorschot is betaald, want pas dan kunnen en mogen de deskundigen aan het werk (zie tussenvonnis onder 8.8).
9. De rechtbank ziet een aan de bovenstaande uitgangspunten aangepaste voorschotnota van de deskundigen graag binnen twee weken tegemoet. Mocht dit voor een of meer deskundigen niet mogelijk zijn wegens vakantie, dan graag binnen twee weken na het einde van die vakantie. Partijen mogen daarop opnieuw reageren. Mochten de bezwaren van partijen door de gewijzigde voorschotnota’s niet zijn weggenomen, dan zal een bespreking tussen de rechtbank, partijen en deskundigen worden gehouden.”