ECLI:NL:RBAMS:2025:6303

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
C/13/743141 / HA ZA 23-1091
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen hoogte voorschot deskundigen in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 september 2025 een tussenuitspraak gedaan over de hoogte van de voorschotten voor deskundigen in een zaak tussen Stichting Pictoright en Meta Platforms Ireland Ltd. De rechtbank heeft eerder op 16 april 2025 drie deskundigen benoemd om vragen te beantwoorden, maar de aanvankelijke begroting van de deskundigen werd door beide partijen als te hoog ervaren. De deskundigen vroegen aanvankelijk elk een voorschot van € 580.800,-, maar na bezwaren van de partijen en instructies van de rechtbank, hebben zij hun begroting aangepast naar een totaal van € 676.813,50. De rechtbank heeft de deskundigen gevraagd hun voorschotten substantieel lager te begroten, wat zij hebben gedaan. De rechtbank heeft de nieuwe voorschotten goedgekeurd, ondanks de bezwaren van Meta over de hoogte van de kosten en de mogelijkheid dat deze een schikking in de weg zouden staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorgestelde bedragen redelijk zijn gezien de complexiteit van het onderzoek en dat de deskundigen de werkelijk bestede uren moeten declareren. De beslissing om de voorschotten vast te stellen is genomen op basis van artikel 195 Rv (oud).

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/743141 / HA ZA 23-1091
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van

1.STICHTING PICTORIGHT,

te Amsterdam,
2.
STICHTING AUTEURSRECHTEN DR. [eiser 2],
te [vestigingsplaats] ,
3.
[eiser 3],
te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Pictoright c.s.,
advocaat: mr. M.S. van der Jagt,
tegen
META PLATFORMS IRELAND LTD.,
te Dublin (Ierland),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Meta,
advocaat: mr. S.C. van Loon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 16 april 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2401, hierna: het tussenvonnis, waarin drie deskundigen zijn benoemd,
- de door de benoemde deskundigen opgegeven voorschotnota’s,
- de reacties van Pictoright c.s. en Meta van 4 juni 2025 op deze voorschotnota’s,
- het antwoord van de deskundigen van 11 juni 2025,
- de reacties van Pictoright c.s. en Meta van 30 juni 2025,
- het e-mailbericht van 3 juli 2025 van de rechtbank aan deskundigen met nadere instructies en het verzoek hun voorschot aan te passen,
- het door de deskundigen nader bepaalde voorschot van 10 juli 2025,
- de reacties van Pictoright c.s. en Meta van 28 juli 2025 op de herziene voorschotnota’s,
- de reactie van Pictoright c.s. van 29 juli 2025 op het verzoek van Meta tot het stellen van zekerheid.
1.2.
De rechtbank heeft bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De deskundigen hebben aanvankelijk elk een voorschot gevraagd van € 580.800,- inclusief btw.
2.2.
Nadat daartegen bezwaar was gemaakt door Meta en Pictoright c.s. vraagtekens had geplaatst bij de hoogte van het voorschot, heeft de rechtbank bij e-mailbericht van 3 juli 2025 de deskundigen het volgende gemeld:
“1. De rechtbank heeft bij vonnis van 16 april 2025 (hierna: het tussenvonnis) drie deskundigen benoemd, ter beantwoording van drie vragen, waarbij is opgemerkt dat de tweede vraag alleen beantwoord behoeft te worden als partijen dat verzoeken.
2. De deskundigen hebben een voorschotnota aan de rechtbank gezonden. Zij begroten elk de kosten van het deskundigenbericht op € 480.000,- exclusief btw, te weten 1066 uur à € 450-. Partijen hebben op 4 juni jl. op deze voorschotnota gereageerd. Beide partijen achten de voorschotnota’s veel te hoog en stellen dat deze zeer sterk afwijken van wat gangbaar is bij dergelijke onderzoeken. Ook stellen beide partijen dat de deskundigen er mogelijk vanuit gaan dat zij het hele dossier moeten bestuderen en dat zij elk hetzelfde onderzoek moeten doen.
3. Op verzoek van de rechtbank hebben de deskundigen op de bezwaren van partijen gereageerd, waarna op 30 juni jl. nog een reactie van partijen is ontvangen.
4. De rechtbank heeft uit de voorschotnota van de deskundigen en de wijze waarop zij deze onderbouwd hebben, mede gezien de reactie daarop van partijen, de indruk gekregen dat de deskundigen nog geen helder beeld hebben van wat van hen wel en niet verwacht wordt. De rechtbank zal de aard van het werk van de deskundigen en de werkwijze die de rechtbank van hen verwacht nader verduidelijken. De deskundigen worden uitgenodigd met inachtneming van deze nadere instructies hun voorschot opnieuw te begroten, waarbij de rechtbank er vanuit gaat dat dit zeer substantieel lager zal kunnen zijn.
5. In de eerste plaats is het de rechtbank duidelijk geworden dat de deskundigen er vanuit gaan dat er drie onderzoeken moeten worden gedaan, namelijk dat zij elk alle vragen geheel zelfstandig moeten beantwoorden en hun antwoorden vervolgens in onderling overleg op elkaar af moeten stemmen om tot een gezamenlijk rapport te komen. Dat is echter niet wat de rechtbank voor ogen staat, zoals ook blijkt uit rechtsoverweging 6.6 van het tussenvonnis. Het is de bedoeling van de rechtbank dat de deskundigen samen één onderzoek doen en in onderling overleg bepalen wie van hen de meeste deskundigheid heeft om bepaalde delen van het onderzoek te verrichten. Zij dienen daarbij tot een taakverdeling te komen waarbij het onderzoek van de feiten zo veel mogelijk door één van de deskundigen wordt verricht. Voor de beantwoording van de vragen zullen de deskundigen vervolgens wel zo veel mogelijk tot gezamenlijke conclusies moeten komen. Daarbij heeft de rechtbank in rechtsoverweging 6.6 bepaald dat als bepaalde onderdelen berusten op de kennis en/of het onderzoek van slechts een of twee van de deskundigen, dit in het rapport dient te worden vermeld. Hetzelfde geldt indien de deskundigen op enig onderdeel geen overeenstemming kunnen bereiken.
6. Vraag 2 hoeft vooralsnog niet te worden beantwoord. Deze behoeft zoals ook in het tussenvonnis onder 8.1 is vermeld pas worden beantwoord als partijen of een van hen daarom verzoeken. Dus hoeft daarvoor nu ook geen tijd te worden begroot. Mocht het zo zijn dat partijen die vraag alsnog beantwoord willen zien, terwijl het voorschot al is gebruikt, dan kan een aanvullend voorschot worden gevraagd. Ook kan als de werkzaamheden omvangrijker blijken dan geschat een aanvullend voorschot worden gevraagd. Het is de bedoeling de werkzaamheden zo reëel mogelijk in te schatten, maar een voorschot is geen aanneemsom.
7. De rechtbank wijst er op dat het feit dat de deskundigen kunnen beschikken over het gehele dossier niet betekent dat zij dit in het kader van hun onderzoek ook volledig dienen te bestuderen. Een groot deel van het dossier ziet op kwesties die niet aan de deskundigen zijn voorgelegd. Voor de beantwoording van de aan de deskundigen gestelde vragen zijn in ieder geval relevant de in deze zaak gewezen vonnissen, omdat daarin de standpunten van partijen zijn samengevat en de rechtbank duidelijk maakt in welke context de deskundigen gevraagd wordt de hen gestelde vragen te beantwoorden. Voor het overige behoeven de deskundigen alleen kennis te nemen van bewijsstukken waarvan kan worden aangenomen dat ze voor de beantwoording van de vragen relevant zullen zijn (zoals bijvoorbeeld de tussen partijen uitgewisselde licentievoorstellen en voorgestelde methoden om tot een economische waarde te komen en het in opdracht van Meta opgestelde BRG-rapport). Ook zullen de deskundigen kennis moeten nemen van door partijen nauwkeurig aangeduide delen van het dossier, waarbij partijen duidelijk moeten maken wat volgens hen de relevantie van die onderdelen van het dossier is voor de beantwoording van de vragen.
8. De deskundigen hebben laten weten dat door de ontwikkelingen in deze zaak de eerder genoemde termijn van acht maanden mogelijk te kort is. De rechtbank wijst erop dat de termijn pas ingaat als de griffie mededeelt dat het voorschot is betaald, want pas dan kunnen en mogen de deskundigen aan het werk (zie tussenvonnis onder 8.8).
9. De rechtbank ziet een aan de bovenstaande uitgangspunten aangepaste voorschotnota van de deskundigen graag binnen twee weken tegemoet. Mocht dit voor een of meer deskundigen niet mogelijk zijn wegens vakantie, dan graag binnen twee weken na het einde van die vakantie. Partijen mogen daarop opnieuw reageren. Mochten de bezwaren van partijen door de gewijzigde voorschotnota’s niet zijn weggenomen, dan zal een bespreking tussen de rechtbank, partijen en deskundigen worden gehouden.”
2.3.
De deskundigen hebben op dit bericht gereageerd met een gezamenlijke notitie waarin zij een gewijzigde werkwijze uiteenzetten en per maand per deskundige per soort werkzaamheden het aantal uren begroten. Dit heeft geresulteerd in de volgende herziene voorschotten:
- Constantinou € 243.028,50 inclusief btw,
- Van Otterloo € 190.756,50 inclusief btw,
- Van Wijk € 243.028,50 inclusief btw.
Pictoright c.s.
2.4.
Pictoright c.s. heeft kennis genomen van de herziene voorschotnota’s. Zij stemt daarmee in, met dien verstande dat zij ervan uitgaat dat partijen in lijn met art. 198 lid 2 Rv (oud) / art. 190 lid 2 Rv (nieuw) de mogelijkheid hebben aanvullende documenten in te brengen.
2.5.
De rechtbank merkt over dit laatste op dat in deze zaak het oude procesrecht van toepassing is. Een verzoek als bedoeld in artikel 198 lid 2 Rv (oud) kan inhouden om een bepaald door een partij relevant geacht stuk dat aan de deskundige wordt verstrekt bij het onderzoek te betrekken. Het is dan aan de deskundige om te beoordelen of het ontvangen stuk relevant is voor het onderzoek.
Meta
2.6.
Meta heeft samengevat als volgt gereageerd op de herziene voorschotnota’s. Meta blijft bij haar standpunt dat de schatting van de deskundigen onaanvaardbaar hoog is in
vergelijking met wat een door de rechtbank bevolen deskundigenonderzoek normaal gesproken in Nederland zou kosten. De deskundigen hebben niet uitgelegd hoe zij de instructies van de rechtbank hebben toegepast in hun nieuwe voorschotnota. Meta meent dat het uitsluiten van één van de drie vragen al een vermindering met een derde van de eerder geschatte 3.198 uur betekent. Als de deskundigen de taken tussen hun drieën zouden verdelen, zou dit tot een lagere uitkomst moeten leiden dan de 1.243 uren die nu worden begroot. Ook acht Meta het begrote aantal uren voor het lezen van de relevante delen van het dossier te hoog en acht zij de geschatte 300 uur voor wekelijkse bijeenkomsten van drie of vier uur zonder nadere toelichting nogal hoog.
Verder wijst zij op onregelmatigheden: de totale uren per deskundige kloppen niet als de getallen voor alle afzonderlijke taken in de tabel worden opgeteld en de gewijzigde tabel beslaat 7 maanden, terwijl de toelichting van de deskundigen nog steeds verwijst naar een tijdspanne van 8 maanden voor hun onderzoek.
Daarnaast brengen de hoge deskundigenkosten een schikking in gevaar. De partijen zullen immers moeten beslissen wie de onderzoekskosten moet dragen. Bijna € 600.000 kan een onoverkomelijk obstakel vormen voor partijen om tot een oplossing te komen.
2.7.
Meta verzoekt de deskundigen hun taken verder te laten verdelen en hun inzet af te stemmen in lijn met een streefbudget van € 100.000, althans maximaal € 150.000, en met het tussenvonnis van 16 april 2025. Indien de deskundigen het niet eens kunnen worden over een passende voorschotnota en taakverdeling verzoekt Meta een bijeenkomst te organiseren om dit te bespreken, zoals ook genoemd in het bericht van de rechtbank van 3 juli 2025.
2.8.
Subsidiair, voor zover de rechtbank de voorschotnota niet wenst te matigen in lijn met het voorgaande, verzoekt Meta de rechtbank Pictoright te bevelen tot het stellen van een zekerheid in de vorm van een bankgarantie voor het door Meta te betalen deel in de volledige kosten als zekerheid voor het verhalen van de proceskosten.
De voorschotten worden vastgesteld zoals door de deskundigen verzocht
2.9.
De rechtbank stelt vast dat de deskundigen de aanvankelijke begroting van in totaal € 1.742.400 hebben teruggebracht tot € 676.813,50 (beide bedragen incplusief btw). Daarbij hebben zij uiteengezet dat zij, zoals door de rechtbank verzocht, een gezamenlijk deskundigenbericht zullen uitbrengen en waar mogelijk taken zullen verdelen. De rechtbank stelt vast dat de herziene voorschotnota’s zoals verzocht “
zeer substantieel lager”zijn. Of het aantal uren nog steeds te hoog is, zoals Meta stelt, zal moeten blijken. Het gaat hier om een soort onderzoek waarmee weinig tot geen ervaring is, zodat een vergelijking met soortgelijke onderzoeken niet opgaat. De deskundigen zullen de werkelijk bestede uren moeten declareren en dit kan betekenen dat de kosten lager uitvallen dan het voorschot. In die zin is het voorschot van betrekkelijke betekenis.
De rechtbank ziet in de door Meta aangevoerde argumenten geen grond de gevraagde voorschotten anders vast te stellen dan door de deskundigen verzocht. Het aantal begrote uren is thans een redelijke inschatting gezien de aard en complexiteit van het te verrichten onderzoek. Dat er in de tabel van de deskundigen kleine rekenfoutjes zitten is onvoldoende grond om van de gevraagde voorschotten af te wijken. Ook het aantal maanden waarover werkzaamheden zijn begroot en het aantal maanden dat de deskundigen verwachten over het onderzoek te doen wijkt zo weinig van elkaar af dat dit geen grond is om het voorschot anders vast te stellen dan door de deskundigen verzocht. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding een bespreking met partijen en deskundigen te houden.
2.10.
Het argument dat de hoge kosten van de deskundigen een schikking in de weg kunnen staan – wat daar ook van zij – is voor de bepaling van de omvang van het voorschot niet relevant. Daarvoor is slechts relevant welke kosten redelijkerwijs te verwachten zijn.
2.11.
De rechtbank ziet geen grond voor de door Meta verzochte zekerheidstelling.
2.12.
De voorschotten zullen op de voet van artikel 195 Rv (oud) in het dictum worden vastgesteld zoals door de deskundigen verzocht. Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt de voorschotten op de door de deskundigen te maken kosten als volgt:
- Constantinou € 243.028,50 inclusief btw,
- Van Otterloo € 190.756,50 inclusief btw,
- Van Wijk € 243.028,50 inclusief btw.
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. S.P. Pompe en mr. L. Voetelink en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.