ECLI:NL:RBAMS:2025:6276

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
11542343
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenrechtelijke geschil over de bouw van een tuinkamer met lekkageproblemen

In deze zaak vordert Van van Ee B.V. betaling van EUR 7.664,99 van gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor de bouw van een tuinkamer. De overeenkomst werd gesloten op 22 februari 2023, waarbij Van van Ee de tuinkamer zou bouwen voor een bedrag van EUR 75.899,99. Na de bouw in mei en juni 2023, meldden de gedaagden op 9 juli 2023 ernstige lekkages, maar Van van Ee heeft geen actie ondernomen. Gedaagden hebben hun laatste termijn van betaling van EUR 7.664,99 niet voldaan, omdat de tuinkamer niet voldeed aan de verwachtingen en regelmatig lekte. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juli 2025 was Van van Ee niet aanwezig, maar gedaagden hebben hun standpunt toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het consumentenrecht van toepassing is, omdat het gaat om een overeenkomst tussen een professioneel handelende partij en consumenten. De kantonrechter oordeelt dat Van van Ee haar verplichtingen niet is nagekomen, omdat de tuinkamer niet aan de overeenkomst voldeed. De vordering van Van van Ee wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van EUR 474,00.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11542343 \ CV EXPL 25-3013
Vonnis van 4 september 2025
in de zaak van
VAN VAN EE B.V.,
te Ede,
eisende partij,
hierna te noemen: Van van Ee B.V.,
gemachtigde: Dionysius Beheer B.V.,
tegen

1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,

te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. T.S. Jansen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 januari 2025;
- het schriftelijke antwoord van de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
1.2.
Op 8 juli 2025 is een mondelinge behandeling gehouden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn daar verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Van van Ee is niet verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , mede naar aanleiding van vragen van de kantonrechter, hun standpunt toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Van van Ee en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben omstreeks 22 februari 2023 afgesproken dat Van van Ee voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een tuinkamer aan hun huis zou bouwen tegen betaling van EUR 75.899,99. Bij het uitbrengen van de offerte heeft Van van Ee [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onder meer het volgende geschreven:
“Hemelwater van het rietendak gaat met name vallen op glasveld 2. Normaal gesproken moet dit regenwater apart afgevoerd worden. We kiezen ervoor in verband met het design, dat dit toch op de tuinkamer, glasveld 2 valt. Wij denken dat we de capiciteit van het regenwater meestal aankunnen, gezien we drie keer een afvoer kunnen maken in de staanders bij het zwembad. Bij unieke weersomstandigheden kan het zijn dan de capaciteit het niet aan kan. De goot zal dan aan de binnenzijde van de tuinkamer overlopen.”
2.2.
Er heeft een opname plaatsgevonden. Op 7, 8 en 9 maart 2023 hebben partijen hierover overleg gehad. Een oplossing was volgens Van van Ee voor het geoffreerde ontwerp technisch niet haalbaar en herhaald werd dat het risico zich alleen onder unieke omstandigheden zou verwezenlijken. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben op 9 maart 2023 de oorspronkelijke offerte geaccordeerd.
2.3.
De tuinkamer is in mei en juni 2023 gebouwd. Op 9 juli 2023 heeft zich een ernstige lekkage voorgedaan. Dit hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] nog diezelfde dag bij Van van Ee gemeld. Van van Ee heeft daarop geen actie genomen. De tuinkamer heeft nadien nog regelmatig ernstig gelekt. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de laatste termijn van hun betalingsverplichting ter hoogte van EUR 7.664,99 daarom niet voldaan.
2.4.
Op 17 november 2023 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] Van van Ee nogmaals om actie verzocht. Zij schrijven onder meer:
“Allereerst wil ik u nogmaals informeren over het feit dat de tuinkamer die bij ons is
geïnstalleerd niet aan onze verwachtingen voldoet. Bij regenachtig weer is er regelmatig
sprake van lekkage, waarbij de situatie soms zelfs escaleert tot ernstige wateroverlast in de
tuinkamer. Hier hebben jullie beelden van ontvangen. Deze situatie is onacceptabel en
verre van wat we mochten verwachten bij de aankoop van een kwaliteitsproduct.”
2.5.
Op 29 november 2023 heeft Van van Ee een oplossing voorgesteld, die zij tegen bijbetaling van EUR 4.649,00 zou kunnen uitvoeren. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn hiermee niet akkoord gegaan.

3.Het geschil

Van van Ee vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van EUR 7.664,99, vermeerderd met rente en kosten. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer. Hun verweer komt er in het kort op neer dat Van van Ee haar afspraken moet nakomen en een niet-lekkende tuinkamer moet opleveren.

4.De beoordeling

Van van Ee is correct opgeroepen, maar niet verschenen.
4.1.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Van van Ee tijdig en aan het juiste adres opgeroepen is. Zij is desondanks niet verschenen, zodat de mondelinge behandeling in haar afwezigheid heeft plaatsgevonden.
Het consumentenrecht is van toepassing.
4.2.
Het gaat in deze zaak over een overeenkomst voor de bouw van de tuinkamer aan een woning gesloten tussen een professioneel handelende partij en twee consumenten. Omdat het hier niet gaat om de constructie van nieuwbouw of ingrijpende verbouw van een bestaand gebouw in de zin van artikel 6:230h lid 2 onder g BW, moet ambtshalve worden getoetst aan het consumentenrecht. De kantonrechter moet onderzoeken of Van van Ee haar informatieverplichtingen heeft nageleefd. Ook moeten de overeenkomst en de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
Dde informatieplichten van artikel 6:230l BW.
4.3.
Gelet op de gestelde wijze van totstandkoming van de overeenkomst, gaat het om een overeenkomst anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte. Van van Ee moet daarom gemotiveerd stellen dat zij voldaan heeft aan de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter is van oordeel dat Van van Ee hierover voldoende feiten heeft gesteld, althans stelt vast dat alle essentiële informatie voortvloeiend uit artikel 6:230l BW in de offerte staat, zodat Van van Ee heeft voldaan aan haar informatieplichten.
Kernbeding en algemene voorwaarden
4.4.
De gevorderde hoofdsom is gebaseerd op een kernbeding van de overeenkomst. Ambtshalve toetsing van kernbedingen is ingevolge artikel 4 lid 2 van de richtlijn alleen aan de orde als ze niet duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Nu het onderhavige kernbeding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd, is toetsing op oneerlijkheid niet aan de orde. Van van Ee hanteert algemene voorwaarden maar heeft verzuimd die in het geding te brengen, zodat de kantonrechter die niet kan toetsen. Omdat de vordering afgewezen zal worden, ziet de kantonrechter geen aanleiding om Van van Ee gelegenheid te bieden de algemene voorwaarden alsnog in te dienen.
Van van Ee moet een deugdelijke tuinkamer opleveren.
4.5.
Bij het uitbrengen van de offerte heeft Van van Ee [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gewezen op het feit dat het ontwerp een risico op lekkage met zich bracht, maar dat dat risico zich slechts onder
“unieke omstandigheden”zou openbaren. De tuinkamer is dus op basis van het geoffreerde ontwerp gebouwd. Maar gebleken is dat de tuinkamer niet alleen onder unieke omstandigheden, maar zeer regelmatig hevig lekt. De tuinkamer voldoet niet aan wat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op basis van de overeenkomst mochten verwachten. Van van Ee is haar verplichtingen onder de overeenkomst dus niet correct nagekomen. Zij dient dat alsnog te doen door kosteloos een deugdelijke, niet lekkende, tuinkamer op te leveren.
Artikel 7:754 BW is niet van toepassing.
4.6.
Als Van van Ee heeft bedoeld te stellen dat zij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gewaarschuwd zou hebben voor dit risico en dat dat daarom voor hun rekening en risico komt, leidt dat niet een ander oordeel. De waarschuwingsplicht van artikel 7:754 BW geldt namelijk in de situatie dat de opdrachtgever de aannemer het ontwerp verstrekt. Daarvan is hier geen sprake. Het is Van van Ee als deskundige partij die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een gebrekkig ontwerp heeft voorgesteld. Als zij van oordeel was dat daar onaanvaardbare risico’s aan kleefden, had zij een ander ontwerp moeten voorstellen. Dat zij wel een risico gezien heeft, maar de waarschijnlijkheid daarvan en de omvang van de mogelijke schade als gevolg daarvan niet juist heeft ingeschat, komt voor haar rekening.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich terecht op hun opschortingsrecht beroepen. De vordering van Van van Ee wordt afgewezen.
4.7.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich beroepen op opschorting van hun betalingsverplichting voor de laatste termijn van de aanneemsom, totdat een deugdelijke tuinkamer is geleverd. Dat beroep op opschorting is terecht gedaan nu Van van Ee tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichting tot het bouwen van een lekkagevrije tuinkamer. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn daarom op dit moment niet verplicht tot betaling van die laatste termijn. De vordering van Van van Ee zal daarom worden afgewezen.
Van van Ee moet de proceskosten betalen
4.8.
Van van Ee is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
EUR
339,00
(1 punt × EUR 339,00)
- nakosten
EUR
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
EUR
474,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Van van Ee af,
5.2.
veroordeelt Van van Ee in de proceskosten van EUR 474,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Van van Ee niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Kuiken en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025.
58441