ECLI:NL:RBAMS:2025:623

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
C/13/755130 / HA ZA 24-897
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over een auto na beëindiging van een relatie

In deze zaak heeft eiser, gedurende zijn relatie met gedaagde, een auto van het merk Lexus gekocht ter waarde van € 15.000,00. Na de beëindiging van de relatie heeft gedaagde de auto, inclusief de sleutels, meegenomen naar haar woning. Het geschil betreft de eigendom van de auto. Gedaagde stelt dat de auto aan haar is geschonken door eiser, terwijl eiser claimt dat hij de eigenaar is. De rechtbank heeft eiser opgedragen te bewijzen dat hij het eigendomsrecht op de auto heeft. De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. Eiser heeft aangevoerd dat hij de auto voor zichzelf heeft gekocht en dat het de bedoeling was dat gedaagde de auto mocht gebruiken, maar dat hij de eigenaar bleef. Gedaagde betwist dit en stelt dat de auto een schenking was. De rechtbank heeft de bewijslast bij eiser gelegd, die moet aantonen dat hij de auto voor zichzelf heeft gekocht en dat het oorspronkelijke plan is veranderd. De rechtbank heeft verdere beslissingen aangehouden en eiser opgedragen bewijs te leveren.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/755130 / HA ZA 24-897
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B.J.H.L. Brouwer,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.B. de Jong.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 juli 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 11 september 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 december 2024;
- de reactie van [gedaagde] op het proces-verbaal van 3 januari 2025; en
- de reactie van [eiser] op de mededeling van [gedaagde] op het proces-verbaal van 8 januari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
[eiser] heeft gedurende zijn (lat) relatie met [gedaagde] een auto van het merk Lexus gekocht. Nadat de relatie tussen partijen is geëindigd, is [gedaagde] met de auto – en de sleutels daarvan – vertrokken naar haar eigen woning. Het geschil tussen partijen draait om de vraag wie de eigenaar van de auto is. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] de auto bij aankoop aan haar geschonken. Volgens [eiser] is de auto zijn eigendom. De rechtbank draagt [eiser] op te bewijzen dat hij een eigendomsrecht heeft op de auto.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van medio september 2023 tot eind februari 2024, waarbij zij niet samenwoonden. Wel verbleef [gedaagde] tijdens de relatie veel bij [eiser] . [eiser] was en is eigenaar van een (20 jaar oude) Mercedes.
3.2.
Op 21 november 2023 heeft [eiser] in aanwezigheid van [gedaagde] een auto (een Lexus CTY met kenteken [kenteken] ) gekocht voor een bedrag van € 15.000,00. [eiser] heeft de koopsom betaald. Het kentekenbewijs is bij aankoop van de auto op naam van [gedaagde] gezet.
3.3.
Gedurende de relatie werd de auto zowel door [eiser] als door [gedaagde] gebruikt.
[gedaagde] betaalde de wegenbelasting. [eiser] betaalde de verzekering.
3.4.
Op 27 februari 2024 heeft [gedaagde] de woning van [eiser] in [woonplaats 1] verlaten en is zij teruggekeerd naar haar eigen woning in [woonplaats 2] . [gedaagde] heeft toen de auto – met de bijbehorende twee sleutels – meegenomen.
3.5.
[eiser] heeft op 27 maart 2024 een e-mail gestuurd aan [gedaagde] , waarin hij de auto en de bijbehorende sleutels opeist. [gedaagde] heeft op deze e-mail niet gereageerd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat [eiser] met de aankoop en de betaling eigenaar is van de auto van het merk Lexus met kenteken [kenteken] ;
II. [gedaagde] veroordeelt tot afgifte van het bij de auto behorende originele kentekenbewijs en de daarbij behorende tenaamstellingscodes en de twee sleutels;
III. [gedaagde] veroordeelt om binnen een week na betekening van het vonnis mee te werken aan het overschrijven van het kentekenbewijs op naam van [eiser] ;
IV. onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft met de uitvoering van het onder II en III gevorderde, tot een maximum van € 25.000,00;
V. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en in de nakosten.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij eigenaar is van de auto. [eiser] stelt – kort gezegd – dat partijen altijd de bedoeling hebben gehad dat [gedaagde] de auto mocht gebruiken, voor het op en neer reizen tussen haar woning in [woonplaats 2] en de woning van [eiser] in [woonplaats 1] , en dat [eiser] eigenaar bleef. [eiser] gebruikte de auto in overwegende mate. Hij reed de auto ook zakelijk en betaalde de benzine. De auto is volgens [eiser] op naam van [gedaagde] gezet, omdat zij hem met een verzoek daartoe overviel bij de dealer. Het zou [gedaagde] zekerheid geven als de auto op haar naam stond en helpen bij de verwerking van haar PTSS. Volgens [eiser] heeft hij hier toen mee ingestemd, maar erbij gezegd tegen [gedaagde] dat het zijn auto bleef.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en voert aan dat zij de auto van [eiser] geschonken heeft gekregen. Volgens [gedaagde] bood [eiser] haar tijdens de relatie aan een auto voor haar te kopen, zodat zij makkelijker van haar woning in [woonplaats 2] naar zijn woning in [woonplaats 1] kon reizen en niet van het openbaar vervoer gebruik hoefde te maken. Volgens [gedaagde] was het de bedoeling van [eiser] om twee auto’s te kopen: hij zou voor zichzelf een Porsche kopen en zij mocht ook een auto van hem uitkiezen en koos de Lexus. [gedaagde] ontkent dat zij [eiser] heeft gemanipuleerd om de auto op haar naam te zetten.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] vordert afgifte van de auto op grond van artikel 5:2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: “
BW”), waarin is bepaald dat de eigenaar van een zaak bevoegd is de zaak van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. [eiser] moet op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: “
Rv”) stellen en bij voldoende betwisting bewijzen dat hij een eigendomsrecht heeft.
5.2.
[eiser] heeft hiertoe aangevoerd dat hij op 21 november 2023 de auto voor zichzelf heeft gekocht. Volgens [eiser] is het juist dat zijn oorspronkelijke plan was, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, om twee auto’s te kopen. [eiser] heeft op de zitting verklaard dat [gedaagde] een kleine auto van ongeveer € 3.000,00 of € 4.000,00 van [eiser] cadeau had kunnen krijgen, maar het lukte volgens [eiser] niet om voor die prijs een geschikte auto te vinden. Daarom is volgens [eiser] het plan veranderd. Hij stelt dat hij – voorafgaand aan het kopen van de auto – tegen [gedaagde] heeft gezegd dat hij alleen voor zichzelf een nieuwe auto zou kopen, die [gedaagde] dan ook mocht gebruiken zolang de Mercedes het nog deed. [gedaagde] betwist dat [eiser] dat tegen haar heeft gezegd. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] juist gezegd dat hij een autootje voor haar ging aanschaffen.
5.3.
[gedaagde] pretendeert ook eigenaar van de auto te zijn. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] haar de auto – direct na aankoop – op 21 november 2023 geschonken. Zij stelt dat zij toen allebei de sleutels van de auto heeft gekregen. Ook is de auto op haar naam gezet. Het staat vast dat [gedaagde] op dit moment de feitelijke macht over de auto uitoefent. [gedaagde] beroept zich in het kader van de motivering van de betwisting van het eigendomsrecht van [eiser] op de wettelijke bewijsvermoedens van artikelen 3:109 en 3:119 BW. Op basis van die artikelen geldt als uitgangspunt dat degene die een goed houdt, wordt vermoed dit goed voor zichzelf te houden en als bezitter daarvan wordt vermoed rechthebbende te zijn. Voor de bewijslast maakt dit echter geen verschil. Die ligt (nog steeds) bij [eiser] op grond van artikel 150 Rv.
5.4.
[eiser] kan tegenover de betwisting van [gedaagde] zijn recht bewijzen door feiten te bewijzen waaruit volgt dat hij eigenaar is geworden. [eiser] moet feitelijk zijn stelling bewijzen dat het oorspronkelijke plan is veranderd en dat hij – voorafgaand aan de koop – tegen [gedaagde] heeft gezegd dat hij de auto voor zichzelf kocht.
5.5.
[eiser] dient zich daarbij te realiseren dat zijn eigen eventueel af te leggen verklaring als (partij)getuige geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren, tenzij deze verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs (artikel 164 lid 2 Rv).
5.6.
De rechtbank zal [eiser] opdragen bewijs te leveren als omschreven onder 5.4 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
draagt [eiser] op te bewijzen dat hij het oorspronkelijke plan is veranderd en dat hij – voorafgaand aan de koop – tegen [gedaagde] heeft gezegd dat hij de auto voor zichzelf kocht,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag
26 februari 2025voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat [eiser] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat [eiser] , indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden februari tot en met april 2024 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank, in het gerechtsgebouw te Amsterdam, Parnassusweg 280,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste
getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Struijkenkamp en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.