ECLI:NL:RBAMS:2025:6188

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
13/139046-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde of gewapende diefstal

Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Kassel in Duitsland. Het EAB, dat op 4 maart 2025 is uitgevaardigd, betreft een verzoek tot aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

De procedure begon op 15 juli 2025, maar de opgeëiste persoon was niet aanwezig. Zijn raadsman, mr. J.W.D. Roozemond, was wel aanwezig maar niet gemachtigd om het woord te voeren. De rechtbank constateerde dat de oproep voor de zitting niet op de juiste wijze was betekend, wat leidde tot een schorsing van het onderzoek. Op 31 juli 2025 werd de zitting voortgezet, maar wederom was de oproep niet correct betekend. Uiteindelijk, op 14 augustus 2025, heeft de rechtbank vastgesteld dat de oproep op de juiste wijze was betekend en de overlevering is toegestaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan voor de feiten zoals beschreven in het EAB, en heeft daarbij de toepasselijke wetsartikelen genoemd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. B.M. Vroom-Cramer als voorzitter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/139046-25
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 21 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 maart 2025 door het
Amtsgericht Kassel, Duitsland, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 15 juli 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 15 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M.. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman, mr. J.W.D. Roozemond, advocaat in Utrecht, is wel verschenen maar heeft verklaard niet gemachtigd te zijn om namens de opgeëiste persoon het woord te voeren.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de oproep voor de zitting niet aan de opgeëiste persoon is betekend. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst tot de zitting van 31 juli 2025 om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de oproep voor de zitting alsnog aan de opgeëiste persoon te betekenen.
Tevens heeft de rechtbank de schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon opgeheven, omdat de schorsingsvoorwaarde die is opgenomen onder 7. van het bevel tot schorsing van de overleveringsdetentie van 22 mei 2025 is overtreden. Dit bevel is afzonderlijk opgemaakt.
Zitting van 31 juli
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB – met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling – voortgezet op de zitting van 31 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman, mr. J.W.D. Roozemond, is wel verschenen, en heeft verklaard dat de opgeëiste persoon hem heeft gemachtigd om namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de oproep voor de zitting niet op de juiste wijze aan de opgeëiste persoon is betekend. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting nogmaals geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de oproep voor de zitting alsnog op de juiste wijze aan de opgeëiste persoon te betekenen.
Zitting van 14 augustus 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB – met instemming van de officier van justitie in gewijzigde samenstelling – voortgezet op de zitting van 14 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. J.W.D. Roozemond, zijn niet verschenen.
De officier van justitie heeft ter zitting betekeningsstukken overgelegd aan de rechtbank. De rechtbank heeft op grond van deze stukken geconstateerd dat tweemaal – te weten op 9 en 10 augustus 2025 – is getracht de oproep op het bovengenoemde adres van de opgeëiste persoon te betekenen, hetgeen niet is gelukt. Daarop heeft een OM-betekening plaatsgevonden. Op die OM-betekening staat de naam en het adres van de opgeëiste persoon vermeld alsmede de vermelding van de zittingsdatum met tijdstip. Echter staat daarop tevens een ander parketnummer vermeld én staat daarbij dat een afschrift van de gerechtelijke brief, “heden”, op 15 maart 2025 verzonden is naar een adres in [plaats] . Tevens is bij de stukken een afschrift uit de SKDB gedateerd 23 mei 2025 gevoegd. Dit is geen recent afschrift. Op basis hiervan is bij de rechtbank onduidelijkheid ontstaan over de juistheid van de verzending per post, nu de rechtbank de datum 15 maart 2025 noch het adres in [plaats] kon plaatsen. De rechtbank heeft de zitting daarop geschorst tot 16:00 uur om de officier van justitie de gelegenheid te geven hierover opheldering te verschaffen.
De officier van justitie heeft, na hervatting van de zitting om 16:00 uur, een e-mailbericht overgelegd van de medewerker van het Openbaar Ministerie die de verzending per post heeft verricht. Deze schrijft daarin, voor zover van belang:
“Op de OM betekening staat abusievelijk vermeld dat ik de gerechtelijke brief op 14 maart 2025 heb verstuurd naar (…) [plaats] , Nederland. Dat is niet correct. Ik heb deze brief afgelopen maandag 11 augustus 2025 verstuurd naar [adres] .”Bij deze e-mail is een recente uitdraai van de SKDB (14 augustus 2025) gevoegd, waaruit volgt dat de opgeëiste persoon steeds ingeschreven heeft gestaan en nog staat inschreven op het genoemde adres in [adres] . Dit is ook het adres waar hij op grond van de schorsingsvoorwaarden (zoals opgelegd op 22 mei jl.) moest verblijven. De rechtbank heeft daarop geconstateerd dat de oproep op de correcte wijze aan de opgeëiste persoon is betekend.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen.
De rechtbank heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt hiervan de (nadere) uitwerking.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Kasselvan 4 maart 2025 met kenmerk 1650 Js 24916/23 (dossiernr. GStA 7 ER 85/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op 8 juli 2025 heeft de
Staatsanwältinvan de
Generalstaatsanwaltschaft Frankfurt am Mainin Duitsland per e-mail een terugkeergarantie gegeven. De opgeëiste persoon is niet ter zitting verschenen en heeft hiermee geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich op deze garantie te beroepen. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft ook niet op de zitting van 7 juli 2025 namens de opgeëiste persoon een beroep op de garantie gedaan. De rechtbank komt daarom niet toe aan de beoordeling of zij artikel 6, eerste lid, OLW zal toepassen en zij zal de overlevering dus niet afhankelijk maken van de terugkeergarantie.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Kassel(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.S. Haas, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 augustus 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.