Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De feiten
De rechter constateert dat partijen het erover eens zijn dat indien[eiseres]
op grond van het voorlaatste testament (volgens het centraal testamentenregister opgemaakt op 27 augustus 1984) niet meer dan haar legitieme portie (zijnde ½ deel van de nalatenschap) zou kunnen erven zij geen belang heeft bij haar vordering tot nietig-verklaring van het testament van 16 november 2018. De rechter wijst er nog op dat[eiseres]
niet alleen kan erven in het geval dat zij in het herroepen testament benoemd is tot erfgenaam of legataris, maar ook indien het testament geen effect sorteert (zoals bijvoorbeeld bij vooroverlijden van de benoemde erfgenaam/ erfgenamen zonder dat de regels van plaatsvervulling van toepassing zijn verklaard of indien sprake is van een voorwaardelijke erfstelling waarvan de voorwaarde niet ís vervuld). Om vast te stellen of[eiseres]
een belang heeft bij haar vordering is het derhalve noodzakelijk om kennis te nemen van de inhoud van het herroepen testament.
ligt om haar belang bij haar vorderingen te onderbouwen, reden waarom de rechter[eiseres]
in de gelegenheid zal stellen om contact met de notaris(
…)
op te nemen en het herroepen testament op te vragen.(…)”
2.7(…)
In het proces-verbaal van 4 juni 2025 staat geen mondelinge eindbeslissing weergegeven en het proces-verbaal kan ook niet worden gekwalificeerd als een tussenvonnis. In het proces-verbaal is enkel een procesafspraak vastgelegd, waarbij de rechter om proces-economische redenen[eiseres]
in de gelegenheid heeft gesteld om het voorlaatste herroepen testament op te vragen. Er bestaat dan ook geen grond om verlof voor tussentijds appel te verlenen.(…)”