Op 29 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Keulen in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 2002, van Nederlandse nationaliteit, die momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op deze datum voortgezet, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en de rechtbank heeft geoordeeld dat zijn maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf kan ondergaan, mocht hij in Duitsland worden veroordeeld.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de raadsman en de officier van justitie overwogen. De raadsman stelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat het zwaartepunt van de feiten in Nederland ligt, terwijl de officier van justitie betoogde dat dit niet relevant is voor de toetsing aan artikel 13 OLW. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat het feit geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd, onvoldoende is om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast.