Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
dinsdag 26 augustus 2025 om 10.00 uurvoor het nemen van een akte door eisende partij zoals bepaald in overwegingen 2.5 en 2.7,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 juli 2025 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen HUURMIJ B.V., handelend onder de naam SUPERSHORTLEASE, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 6.567,30, die betrekking hadden op een shortleaseovereenkomst voor een Peugeot 108. De overeenkomst was afgesloten op 28 januari 2021 voor een periode van minimaal één maand.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij onvoldoende heeft aangetoond dat de gedaagde partij de overeenkomst voor zakelijke doeleinden is aangegaan. De rechter heeft benadrukt dat het begrip consument objectief is en dat het van belang is met welk doel de overeenkomst is aangegaan. De eisende partij is opgedragen om nadere onderbouwing te geven van de stelling dat de overeenkomst een handelsovereenkomst betreft en dat de gedaagde partij niet als consument kan worden aangemerkt.
De rechter heeft tevens aangegeven dat als de eisende partij niet in staat is om de gevraagde onderbouwing te geven, de gedaagde partij als consument moet worden aangemerkt, wat betekent dat deze recht heeft op consumentenbescherming. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door de eisende partij, waarbij deze ook de gedaagde partij op de hoogte moet stellen van de procedure.